Taalunie
Interparlementaire Commissie IPC van de Nederlandse Taalunie
Op 25 januari jl. vergaderde het parlementaire controle-orgaan van de Nederlandse Taalunie, de IPC. Hierin hebben leden van de Nederlandse Eerste en Tweede Kamer en van de Vlaamse Raad zitting.
Door de voorzitter van het Comité van ministers, de Vlaamse minister van Cultuur H. Weckx, werd de benoeming bekend gemaakt van de nieuwe algemeen secretaris, mevrouw M.F.M. van den Bergh (zie elders in dit nummer). Uit oorspronkelijk 125 kandidaten, waaronder 16 vrouwen, is uiteindelijk een Nederlandse vrouw gekozen afkomstig van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Met betrekking tot het beleidsplan en het actieplan zijn door menig parlementslid nog vele vragen gesteld. Zo vroeg de heer Nuis (D66) uitdrukkelijke vermelding van aandacht voor Zuid-Afrika, Namibië, Suriname en de Nederlandse Antillen. Ook de heer Lilipaly (PvdA) bepleitte steun aan die landen en gebieden waarmee van oudsher historische banden bestaan. Het initiatief van de Vlaamse Raad dat vorig jaar leidde tot het Symposium ‘Het Nederlands in de wereld’ dient door de Taalunie te worden opgepikt en voortgezet.
De heer Niessen (PvdA) vroeg om een duidelijker uitspraak over het in beginsel toch reeds aanvaarde ineen schuiven van het cultureel akkoord en het Taalunieverdrag.
De heer Van der Heyden (CDA) en Suykerbuyk (CVP) vroegen om meer actie gericht op kwaliteitsverbetering van het Nederlands bij allochtonen en minder bedeelde groepen van de samenleving. Ook het algemeen-Nederlands huis te Brussel, waarvan de Nederlandse minister van Cultuur Mevrouw d'Ancona nog onlangs verklaarde dat het misschien beter in Berlijn zou staan, kwam meermaals ter sprake.
Minister Weckx beantwoordde de vragen ten aanzien van landen met historische banden, het initiatief van de Vlaamse Raad en het ‘Huis te Brussel’ positief, zij het dat met betrekking tot dit laatste punt nog onvoldoende duidelijk is wat de concrete taken van zo'n huis zouden moeten zijn. De voorstellen van het ANV/ANC zijn verre van duidelijk. Minister d'Ancona bevestigde deze opvatting en zei pas te kunnen beslissen wanneer een afgerond functiepakket op tafel zou liggen.
Ten aanzien van een herstel van de Vlaams-Nederlandse stichting voor Vertalingen en het ineen schuiven van het Cultureel akkoord en het Taalunieverdrag waren de bewindslieden minder positief, evenmin als ten opzichte van de gezamenlijke Nederlands-Vlaamse Open Universiteit (minister Van den Bossche). Hier speelt verschil in bestuurscultuur tussen Nederland en Vlaanderen vooralsnog een beslissende negatieve rol.
De samenwerking met Suriname concretiseerde minister Weckx door mede te delen dat hij in februari gesprekken zal voeren met de ambassadeurs van Suriname in Brussel en Den Haag over de invulling van een associatie-verdrag van Suriname met de Nederlandse Taalunie.