Spiegel Noord
Lokale politiek weer in het nieuws
door Geert Groothoff
Een werkgroep van de universiteiten van Brabant (Tilburg), Nijmegen, Twente en Amsterdam bracht in november 1991 een rapport uit, een jaar na de laatste gemeenteraadsverkiezingen, onder de titel ‘Lokale democratie en bestuurlijke vernieuwing’. Het werkstuk werd aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevr. De Graaff-Nauta, ter hand gesteld. Het wetenschappelijk onderzoek berustte op het instellen van enquêtes, het analyseren van de uitkomsten en het trekken van de daaruit voortvloeiende conclusies. Het onderzoeksteam constateerde een diepe kloof tussen de burgerij en de gemeentelijke overheden: een gemis aan vertrouwen op plaatselijk niveau in de vertegenwoordigers van de landelijke partijen in de gemeenteraden. Ook het ambtelijk apparaat behaalde in het rapport geen hoge cijfers. De partijen zouden meer profiel aan hun beleid dienen te geven, zodat de onderlinge verschillen tussen de partijen beter aan hun recht zouden komen. Als gevolg van die kloof liet bijna 45% van het aantal kiesgerechtigden het bij de verkiezingen in 1990 afweten. De meeste ondervraagden, aldus het rapport, die wel de gang naar de stembus wisten te vinden, verklaarden hun stem te hebben uitgebracht uit louter ‘plichtsbesef of burgerzin’. Hoe men het ook keert of wendt, geen opwekkend beeld.
Het rapport mag dan anderhalf jaar geleden zijn geschreven en in 't openbaar gepubliceerd, de bevindingen hebben niet aan actualiteit ingeboet, zoals blijkt uit recente publicaties in de Nederlandse pers. Er komen steeds meer berichten in de kranten over het toenemen van het ledental van plaatselijke politieke groeperingen. En dat gaat ten koste van de bestaande landelijke partijen. Vooral de PvdA heeft daaronder te lijden in grote gemeenten als Amsterdam, Rotterdam, Haarlem en Arnhem, maar niet minder in kleinere gemeenten, waarvan Purmerend een opvallend voorbeeld is. Maar ook andere partijen, de ene meer dan de andere, zien leden vertrekken naar gemeentelijke belangengroepen, die de politieke arena betreden.
De lokale politieke belangengroepen zijn in een landelijke vereniging gebundeld: de ‘Vereniging van Plaatselijke Politieke Groeperingen (VPPG). Het secretariaat onderhoudt de contacten in het land, organiseert overleg en verschaft voorlichting. De namen spreken plaatselijk voor zich: bijvoorbeeld de ‘Stadspartij Rotterdam’, ‘Hilversum 2000’. Dat de PvdA daarvan de dupe is geworden en sommigen van haar leden naar de belangengroeperingen zijn overgelopen is een gevolg van de moeilijke situatie waarin de PvdA verkeert. Degenen die hun partijlidmaatschap hebben ingeleverd blijken de landspolitiek beu te zijn. Wanneer dat het argument is, kan de vraag worden gesteld of de plaatselijke belangenpartijen daarvoor de vlag moeten uitsteken. Hun doel kan toch niet zijn alleen maar als opvangcentra te fungeren voor teleurgestelde leden, afkomstig uit de PvdA of andere partijen. Het zijn bekeringen met een negatief kantje. Niettemin zullen er onder de ‘overlopers’ ook voormalige partijleden zijn die meer belangstelling hebben voor concreet beleid, gericht op de noden en de behoeften van de lokale gemeenschap dan voor het gedachtengoed van de landelijke partijen. Ik ontken niet, dat er toch daartussen verbindingen bestaan. De vraag is dan: waarop moet de nadruk worden gelegd?
In het rapport van het aangehaalde universitair onderzoeksteam werd op het ontbreken van ‘een eigen gezicht’ van de lokale politiek gewezen. Het is waar. Want het eigenlijke gezicht is in feite niets anders dan een afspiegeling van de landspolitiek. De bevolking zelf draagt daartoe bij. Traditiegetrouw brengt men bij de gemeenteraadsverkiezingen, althans over het algemeen, een stem uit die gebaseerd is op programma's van de landelijke partijen. Dat gedachtengoed is velen bekend, omdat het in de partijraden, op de landelijke congressen èn in de afdelingen bij voortduring aan de orde komt. De kennis daaromtrent is groter dan die over de plaatselijke omstandigheden. Welnu, die geestesgesteldheid veroorzaakt een uitholling van de lokale democratie. Een groot woord, want het is een armzalig plantje. Zo zijn de ‘algemene politieke beschouwingen’ - het woord zegt het reeds - bij de begrotingsbehandelingen, vooral in de grote gemeenten, een herhaling van de discussies in het parlement die, op hun beurt, gedragen worden door het leergezag van elk der landelijke partijen. En deze partijen maken daardoor de gemeenteraadsverkiezingen tot een instrument ten bate van de landspolitiek. Niet opzettelijk, maar wellicht omdat het nooit anders in de staatkundige geschiedenis is geweest: een ingeworteld proces. Zeker, daaraan wordt gesleuteld, beetje bij beetje, zoals het instellen van de referenda en het instituut van de gekozen burgemeester. Er zijn referenda gehouden, echter in de praktijk bleek het enthousiasme van de burgerij in sommige gevallen niet bijster groot. Eigenlijk zijn het thema's die nog in de fase van de discussie zijn ondergebracht, waarin voor- en tegenstanders hun argumenten uitwisselen. Of de voorstanders van deze zienswijze het gelijk aan hun kant hebben zal de tijd moeten leren. Dit staat overigens nog te bezien. Want de argumenten pro en contra houden elkaar in evenwicht, zoals de discussie over de gekozen burgemeester
duidelijk demonstreert.