caat ‘Nederlands als vreemde taal’ hebben bereikt. De laatste vier jaar nemen elk jaar tegen de 30 studenten van het Institut deel aan de certificaatsexamens op de verschillende niveau's. Het wordt kennelijk als stimulerend ervaren om zo'n officiële erkenning in handen te hebben.
Als men aan Nederlanders zegt dat jaarlijks meer dan 300 Fransen zich de moeite getroosten om op het Institut Nederlands te leren, dan leidt dat steevast tot hoogstverbaasde reacties. Wat brengt Fransen ertoe om kosten (de groepscursus op het Institut kost 60 F per anderhalf uur en een privéles 225 F voor 45 minuten) en moeite te besteden aan het leren van onze moedertaal?
De motivatie van de cursisten loopt uiteen. Natuurlijk, er zijn strikt persoonlijke redenen, een Nederlandse vriend of vriendin, een Nederlands kleinkind, maar ook: die Franse vrouw die al twee jaar lang elke week voor een les van anderhalf uur van Reims naar Parijs komt omdat haar van oorsprong Nederlandse man na een operatie geen Frans meer kon spreken. Maar in overeenstemming met de trend die hierboven werd geschetst, kan geconstateerd worden dat het aantal Fransen dat zich om professionele redenen inschrijft voor de cursussen op het Institut, ieder jaar toeneemt. Een tolk Frans-Duits van het vertaalbureau van de Franse spoorwegen die documenten uit het Nederlands moet vertalen of boodschappen voor Nederlandse toeristen in het Nederlands moet omzetten, een belastingdeskundige die op de hoogte moet zijn van Nederlandse regelgeving, een staffunctionaris van de Franse vestiging van een Nederlandse bank die allen om praktische redenen tot de conclusie komen dat het Nederlands in hun Parijse werkomgeving kennelijk zo belangrijk is dat ze niet om een gedegen kennis van deze taal heen kunnen.
Wat is de les die we uit deze ervaringen kunnen trekken voor het bevorderen van de kennis van de Nederlandse taal en cultuur in Frankrijk? Dat kennelijk van de economische vervlechting op Europees niveau positieve impulsen uitgaan voor de belangstelling van onze taal. Dit impliceert dat de bevordering van het Nederlands in Frankrijk niet alleen vanuit een wetenschappelijk/literaire invalshoek (de oprichting van Nederlandse secties aan letterenfaculteiten van Franse universiteiten) maar evenzeer vanuit een praktisch/ economische invalshoek ter hand genomen moet worden. Bij dit laatste kan het Institut Néerlandais een essentiële rol spelen. Door aansluiting te zoeken bij het zwaartepunt van de Frans-Nederlandse betrekkingen en bij de ontwikkelingen op Europees niveau, is het Institut in staat zijn taalaktiviteiten aanzienlijk uit te breiden. Handicap daarbij is wel dat de Nederlandse overheid de afgelopen tien jaar haar financiële steun aan het Institut in reële termen stelselmatig heeft verminderd, ondanks het feit dat van verschillende zijden is aangedrongen op de noodzaak van een aktief buitenlands cultureel beleid. Het is te hopen dat - de daad bij het woord voegend - het Institut Néerlandais, in plaats van op termijn door voortgaande vermindering van financiële steun vleugellam te worden, in staat wordt gesteld een aktieve rol te spelen bij de bevordering van de Nederlandse taal in Frankrijk.
Drs J.E. Craanen is directeur van het Institut Néerlandais.
Begin dit jaar bracht drs. J.L.M. Kits Nieuwenkamp, algemeen secretaris van het ANV (midden) een werkbezoek aan Zuid-Afrika en Namibië. In Pretoria bezocht hij o.a. het voormalige Nederlands Cultuurhistorisch Instituut (NCL), dat gaarne opnieuw de banden met Nederland wil opnemen: ‘Die universiteit van Pretoria is trots op sy Nederlandse verzameling. Ons sien mit na die verdere uitbouing daarvan in belang van die breë Suid-Afrikaanse gemeenskap’, aldus de heer E.D. Gerryts (links), directeur van de Akademiese Inligtingsdiens van de universiteit. Naast hem mevrouw J. Wilmans, bibliothecaresse van de Nederlands Kultuurhistorische Bibliotheek. Het bezoek vond plaats onder leiding van de heer W. Punt (rechts), voorzitter van de Shakelraad van op Nederland en Vlaandere gerigte verenigings.