Onderwijs
Taalunie doorgelicht
De Vlaamse minister van Onderwijs Daniël Coens deelde zijn kollega's in de Vlaamse regering mee dat hij de werking van het sekretariaat van de Nederlandse Taalunie laat doorlichten door een professioneel bureau. Voor de gewezen voorzitter van het Vlaams-Nederlands ministerkomitee is het ook duidelijk dat het bestaande Taalunieverdrag dringend moet worden verruimd.
De Interparlementaire Kommissie (IPC) van de Nederlandse Taalunie organizeerde in september 1989 een studiedag waarop de balans van tien jaar Taalunieverdrag werd opgemaakt. Coens werd in januari 1990 voorzitter van het Komitee van Ministers van die Nederlandse Taalunie. Hij nam de konklusies van het IPC over en voegde daar een reeks persoonlijke voorstellen aan toe, die ook werden goedgekeurd door zijn Vlaamse kollega Dewael en zijn Nederlandse kollega's d'Ancona en Ritzen.
De IPC praatte eigenlijk nooit grondig over de nota Coens, maar besloot in juli 1990 een kommissie op te richten die een evaluatie van de Nederlandse Taalunie zou maken. Bijna een jaar later, in juni van dit jaar, was deze kommissie rond met haar rapport. Als gevolg daarvan keurde de IPC drie moties goed, waarin o.m. werd aangedrongen op een reëel budgetrecht voor de IPC en de aanpassing van het Taalunieverdrag waardoor het Nederlands-Belgisch kultureel akkoord hierin kan worden opgenomen. Tevens werd geëist dat het Komitee van Ministers bijkomend onderzoek zou laten verrichten over de werking van het Algemeen Sekretariaat van de Taalunie.
‘Wie mijn twee jaar oud standpunt en de meest recente teksten naast elkaar legt, moet zich vragen stellen over de werking van de IPC’, meent Coens. ‘Zo stelde ik voor een werkgroep te belasten met de voorbereiding van een verdragswijziging, maar hiervan vindt ik nu niets meer terug.
Ook mijn suggestie om overleg te plegen over de relaties van Nederland en Vlaanderen met andere landen waar het Nederlands in het gedrang komt, is nu beperkt tot alleen maar overleg met de landen van de EG’, klinkt het ontgoocheld. ‘Blijkbaar wenst iedereen te blijven onderzoeken en worden konkrete akties almaar vooruit geschoven.’
Onderwijsminister Coens
Voor Coens is het daarentegen dringend nodig het bestaande verdrag uit te putten en naderhand te verruimen. ‘Hopelijk gebeurt dat zodra Vlaanderen een stuk verdragsrecht verwerft’, besluit de Westvlaamse bewindsman.
(De Standaard 13-11-91).