Spiegel Zuid
Wat nooit echt bestond, verdwijnt binnenkort
De septemberdagen van 1991 zullen niet licht uit de toekomstige geschiedenisboekjes, over wat eens het koninkrijk België was, worden geschrapt. Honderzestig jaar na wat overdreven de ‘Belgische Revolutie’ werd geheten, valt uiteen wat nooit echt bestond. Het drieste optreden van de Franstalige politici in België schudde zelfs de ongevoelige Vlaming wakker.
Direkte aanleiding tot de regeringskrisis vormde de onenigheid binnen het vijfpartijenkabinet van Wilfried Martens over de verlenging van licenties voor wapenexport naar enkele Golfstaten. Toen de Franstalige regeringspartijen na enig gehaspel niet kregen wat ze verlangden, dreigden enkele van hun belangrijke woordvoerders onomwonden met het opblazen van België door het ‘recht’, de Grondwet, in eigen handen te nemen. De twee grootste Vlaamse regeringspartijen, de kristendemocraten en de socialisten, plooiden zich naar deze chantage. Alleen de Vlaamsnationalisten, verenigd in de Volksunie, sloegen de deur dicht en gaven niet toe aan dit soort truuks. (Toch verplicht de waarheid hieraan toe te voegen dat ook de VU in de voorbije jaren al eens zwichtte voor frankofone druk.) Een week later, bij een tweede chantage, zetten ook CVP en SP zich schrap.
Die zondag 29 september ging er een schok door Vlaanderen. Twee dingen werden mede door de nadrukkelijke aanwezigheid van de hele Belgische pers, op een voor iedereen verstaanbare manier duidelijk. Vooreerst de herbevestiging van het feit dat de Franstaligen inderdaad telkens binnenhalen wat zij primordiaal achten, zeker wanneer ze daar stoer over doen. Ten tweede de vaststelling dat het bestaande federale systeem niet of althans slecht werkt.
Na een zeer lange tijd van Franstalige dominantie in België, bleven de Walen en Franstalige Brusselaars, hoewel zij niet eens veertig procent van de bevolking van België uitmaken, toch op cruciale ogenblikken de sterksten. Niet zelden ging dat gepaard met dreigingen of straatgeweld, iets waarvoor de ‘weldenkende’ Vlaamse partijen schrik hadden en dan maar toegaven omwille van de ‘hogere belangen’.
De voorbije twintig jaar werd op een soms tergend langzame wijze gesleuteld aan de Belgische staatsstructuur. Stukje bij beetje verleende men de twee grote gemeenschappen in dit land - de Vlaamse en de Franstalige - meer bevoegdheden en financiële middelen. Doorgaans kan dit slechts door aanzienlijke toegevingen aan de kleinste gemeenschap. Een grote stap in deze beweging werd in 1988-'89 gezet, maar