Dubbelportret
Het landschap is altijd een bron van inspiratie geweest voor Vlaamse en Nederlandse dichters en schilders. Bij alle historische en culturele verschillen tussen Nederland en Vlaanderen vertoont het landschap vele gemeenschappelijke trekken. Het feit, dat Rijn, Maas en Schelde Noord en Zuid verbinden, vormt maar één aspect van deze gemeenschappelijkheid. Daarom leek het mij aantrekkelijk in een nieuwe rubriek aandacht te vragen voor een reeks ‘geografische gedichten’, waarin steeds het woord wordt gegeven aan een Nederlandse en een Vlaamse dichter. Natuurlijk gaat het hier in de eerste plaats om de poëtische waarde van het gedicht maar ook de inhoud: de overeenkomst in het karakter van de rivieren, de oude steden, het polderland, kortom het landschapsschoon van de Lage Landen. In deze eerste bijdrage van de serie schrijft een Nederlandse dichteres over Vlaanderen (helaas een zeldzaam fenomeen!) en een Vlaamse dichter over Gelderland.
Peter KRUG
Wandeling in Vlaanderen
Het landschap had ons opgenomen,
de dag heeft helder ons behoord;
de open hemel, 't gras, de bomen,
een levend water - en volkomen
de vreugd van woord en wederwoord.
De peppels langs de smalle dijken
bloeiden, bestoven van het goud,
de lucht scheen eind'loos diep te wijken,
maar aan de voet was ons het prijken
van kleine planten welvertrouwd.
O licht over de voorjaarslanden,
waarin de leeuw'rik valt en stijgt,
en water dat de oeverranden
bloeiend weerspiegelt en ons bande
in aandacht die zich overneigt,
hoe zacht neemt gij het hart gevangen
en richt het tot zijn stillen zin -
de blik zwerft uit, een stout verlangen
spant reeds zijn kracht en zoekt de lange
horizon af; nieuw werk gaat in.
En dit was met ons langs de wegen
bij 't rustig, gelijkmatig gaan,
beleden soms en soms verzwegen,
maar van elkander in genegen
aandacht begrepen en verstaan.
Zon kleurde de verweerde hoeven,
de leiboom bloeide aan de muur,
de boomgaard prijkte - en het toeven
bij deze pracht bood ons te proeven
de volle gaven van het uur.
Het landschap staat in mij geschreven,
gras, water, bloemen, ieder ding, -
ook wij, in aandacht weggegeven
en over al dit bezig leven
het licht in hoge koepeling.
Ida M. GERHARDT
(Uit: Verzamelde Gedichten
uitg.: Athenaeum-Polak en Van Gennep,
Amsterdam 1980)
Zomer in Gelderland
Weet gij nog welk een blij geluk verwekte
in onze ziel het eerste feest der zon,
toen, na veel mist en kou, in 't uitgestrekte
Gelderse dal de zomer overwon?
Hoe geurde de appelboom met onbevlekte
roomwitte bloem, al wat hij bloeien kon!
waarrond de vlucht der luidgonzende insekten
een breden krans van zingend leven spon.
Hoe hebben wij, weet gij, gekeken naar
het leven onder eiken vorm: de verre
en hoge vlucht van de eersten ooievaar,
de rode beuk in 't licht met het karmijn der blaren
en, 's avonds, de glans der sterren
in 't zwarte water van den ouden Rijn.
Jan VAN NIJLEN
(Uit: Verzamelde Gedichten
uitg.: Van Oorschot, Amsterdam 1964)