Neerlandia. Jaargang 95
(1991)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| |||||||||||||||||||
Goed beeld van de belangstelling van de Utrechtse studentenwereld van de jaren dertig
|
- | Utr(echtse) Stud(enten) Afd(eling) van het Willemsfonds 1894-191. De laatste jaartalaanduiding is vreemd. |
- | Utr. Stud. Afd. van het Alg. Nederl. Verbond 1899-1922. Het jaartal 1922 is juist. In dat jaar werd het Dietsch Studenten Verbond opgericht. |
- | Afd. Utr. der Ned(erlandsch) (-) Zuid (-) Afrik(aansche) Vereeniging 1899. |
- | Afd. Utr. van Oost en West 1900Ga naar voetnoot4.. |
- | Kon(inklijke) Ver(eeniging) Het Nederlandsche Lied 1904. |
- | Utr. Burger Afd. van het Alg. Nederl. Verbond 1904. |
- | Utr. Stud(enten) Zang Ver(eeniging) Coers' Lied 1910. Dit was een subvereniging van het Utrechts Studenten Corps, de oudste Utrechtse studenten gezelligheidsvereniging. |
- | Dietsche Bond 1917. |
- | Vlaamsch-Hollandsche Ver(eeniging) 1923. Deze Utrechtse vereeniging was in eerste instantie opge- |
richt door uitgeweken activisten, maar telde al spoedig vele Nederlandse ledenGa naar voetnoot5.. | |
- | Nation(aal) Comité van Actie tegen (?) Verdrag met België 1925Ga naar voetnoot6.. |
- | Dietsche Kring 1931. Deze kring was een Groot-nederlandse discussieclub, waarin Van Vessem een leidende rol speeldeGa naar voetnoot7.. |
Onder de plank met het opschrift: statuten, ligt op een soort lessenaar een blad met de tekst:
Protest der Utr. Afgevaardigden in de Staten-Generaal tegen de Afscheiding van Noord en Zuid Nederland 1830.
De aan de linker zijde zittende figuur heeft zijn hand liggen op Prof. Dr. P. Geyl, Geschiedenis van de Nederlandsche Stam 1930 en zijn rechter hand ligt op een kaart waarop de Nederlanden verenigd zijn volgens de taalgrens. Drie steden zijn op kaart ingetekend: Brussel, Den Haag en Utrecht!
Linksonder is het wapenschild met de Vlaamse leeuw en rechtsonder het wapenschild met de Nederlandse leeuw afgebeeld. De daartussen liggende boekwerken hebben als titel (van beneden naar boven): Unie van Utrecht 1579 met als rugtitel: Ver(bond) van Noord en Zuid Nederland en Vrede van Utrecht 1713 met als rugtitel: Zuid Nederland aan Frankrijk ontwrongen.
Linksboven zien we een gezicht op Domtoren en dwarsschip van de kerk. De heer Snethlage van het Universiteitsmuseum deelde mij mede dat dit beeld van toren en kerk vanuit de Trans en nog wel verder in noord-oostelijke richting uit dakramen te zien is en geen fantasie compositie is.
Rechtsboven zijn beelden en attributen afgebeeld die verwijzen naar de ‘beide Indiën’.
Het schilderij verwijst naar Nederlands Oost-Indië en geeft de Borobudurtempel op Java weer. Het houten beeldje is niet geïdentificeerd. Het lijkt op Afrikaanse negerkunst en zou misschien een verwijzing naar Suriname en de aldaar wonende negerslaven kunnen zijn. In ieder geval staat op het tegeltableau het wapen van de kolonie Suriname, een driemaster in gele kleur op een blauw veld. De gedrapeerde doek zou met enige fantasie als een soort zeekaart gezien kunnen worden en dan kunnen wijzen op de Antillen.
Citadel d'Utrecht
Al met al geeft dit schilderij onmiskenbaar Grootnederlandse activiteiten van Utrechtse studenten weer. Op zich was dit niet vreemd. De Noordnederlandse studentenwereld was sedert het begin van de twintigste eeuw geïnteresseerd in Vlaamse en Grootnederlandse zaken. Elke universiteit of hogeschool in het Noorden kende in die jaren een studentenafdeling van het Algemeen-Nederlands Verbond en/of sedert 1922 van het Dietsch Studenten Verbond. Utrecht maakte daar geen uitzondering op en persoonlijkheden als prof. B.H.C.K. van der Wijck en later P.H. Ritter jr., A.J. van Vessem, R. van Genechten, die ook in Utrecht studeerde, prof. F.C. Gerretson en vanaf 1936 prof. P. Geyl hebben er een stimulerende rol gespeeld. Verder was Utrecht enige malen het centrum van nogal geruchtmakende grootnederlandse manifestaties zoals in 1929 en 1930Ga naar voetnoot8.. Het heette al kort na de eerste wereldoorlog in bepaalde Belgische kringen de ‘citadel d'Utrecht’.
De aankoop van dit schilderij door het Universiteitsmuseum is een juiste beslissing geweest. Het schilderij geeft, ondanks de amateuristische schilderwijze van P. Kappens of Koppens, de naam van de schilder is niet erg duidelijk, een beeld van een belangrijk belangstellingsgebied van Nederlandse en ook Utrechtse studenten in met name het interbellum.
Over de datering van het schilderij verkeren we in het onzekere. De laatste jaaraanduiding is die op de statuten van de Dietsche Kring, namelijk 1931. Het tweede deel van Geyls Stam verscheen in 1933 en dit tweede deel is niet afgebeeld. Ook is er geen verwijzing naar het in 1932 opgerichte blad Dietsche Orde van het Dietsch Studenten Verbond, noch naar de Jong Nederlandsche Gemeenschap of het Dietsch Jeugd Verbond of het Oud-ledengezelschap van het DSV. Dit doet vermoeden dat het doek niet zo heel lang na 1931 geschilderd zal zijn en dat het dus gebeurde op een moment dat de Dietse studentenbeweging nog in volle bloei verkeerde. Na 1934 trad er een langzaam verval op, mede veroorzaakt door een toenemende verrechtsing enerzijds en een verschuiving van de belangstelling van de studenten naar religieuze en meer specifiek nationale zakenGa naar voetnoot9..
De heer Vari Hees is wetenschappelijk medewerker bij de vakgroep geschiedenis van de Rijksuniversiteit Utrecht.
Oproep
Wie herkent de drie personen op het hierbij afgebeelde schilderij, dat in het artikel van de heer P. van Hees wordt beschreven?
Zijn er, waarschijnlijk oudere, lezers van Neerlandia die over de drie jongemannen of over andere afgebeelde zaken nadere inlichtingen kunnen verschaffen?
U kunt zich tot de redactie van Neerlandia wenden of rechtstreeks tot de conservator van het Universiteitsmuseum, mevrouw J. Schullertot Peursum-Meijer, Biltstraat 161, 3572 BP Utrecht.
Dank voor Uw medewerking.
De redaktie
- voetnoot1.
- Wij transscriberen de teksten op het schilderij volledig, maar volgen niet de lettertypen van de schilder. De tussen haakjes geplaatste tekst is een aanvulling onzerzijds.
- voetnoot2.
- Frits Coers (1873-1937) was een student in de geneeskunde te Utrecht. Hij studeerde nooit af, maar werd wel een belangrijk bevorderaar en propagandist van het Nederlandse en Vlaamse lied.
- voetnoot3.
- W.J. Gordon, A manual of flags. Londen-New York, z.j. blz. 61-62. De vrouwenfiguur staat voor de Kaapkolonie, de wildebeesten voor Natal, de sinaasappelboom voor Oranje-Vrijstaat en de ossewagen voor Transvaal.
- voetnoot4.
- De vereeniging Oost-West werd in 1899 te Den Haag opgericht om de band tussen Nederland en zijn bezittingen en koloniën te versterken. De Vereniging kende afdelingen in Nederland en overzee. Het jaartal zal op de oprichting van de afdeling in Utrecht slaan. Zie het lemma Vereeniging in: Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, dl. 4 (Den Haag 1921) blz. 548.
- voetnoot5.
- Het Verbond van Vlaamsch-Hollandsche Vereenigingen bundelde de Utrechtse Vlaams-Hollandse Vereniging met Guido Gezelle (Amsterdam 1926), Hou ende Trou (Den Haag 1923) en Flandria (Rotterdam).
- voetnoot6.
- De officiële benaming luidt: Nationaal Comité van Actie tot Wijziging van het Verdrag met België. Het vergaderde voor het eerst op 17 oktober 1925. De leiding berustte bij de haven en scheepvaart vertegenwoordigers uit respectievelijk Amsterdam en Rotterdam, de heren Luden en Van Wely en bij de heer Mussert. Zie R.L. Schuursma, Het onaannemelijk tractaat. (Groningen 1975) blz. 151.
- voetnoot7.
- Telefonische mededeling van mr. F.J.J. Besier aan de schrijver. De heer Besier was begin jaren dertig juridisch student te Utrecht, bestuurslid van het Dietsch Studenten Verbond en onder andere mede-organisator van de Willem van Oranje herdenking te Delft in 1934. Helaas kon hij na het zien van een foto van het schilderij de drie afgebeelde jongelieden niet thuis brengen.
- voetnoot8.
- Zie voor de alternatieve herdenking van de Unie van Utrecht in 1929: P. van Hees, ‘Groot-Nederland en de Unie van Utrecht’, in: Wetenschappelijke Tijdingen, 39 (1979), 79-90 en voor Gerretsons redevoering, idem, Verzamelde Werken, dl. II, blz. 257-262 en voor Gerretsons rede in 1930 over 1830, idem, Verzamelde Werken, dl. II, blz. 293-320.
- voetnoot9.
- Zie H.W. von der Dunk, ‘De Grootnederlandse gedachte geen tic van excentrieke heren’, in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 97 (1984) blz. 207-214 en L. Wils, ‘De Groot-Nederlandse beweging 1914-1944’ en L. Vos, ‘Vlaamse studenten en Groot-Nederland 1914-1940’, in: Acta. Colloquium over de geschiedenis van de Belgisch-Nederlandse betrekkingen tussen 1815 en 1945. (Gent 1982) blz. 415-493.