Status en prestige bedreigd
Het Nederlands gaat niet verloren
door Wim Klooster
CONGRES het nederlands na 1992
Onder deze titel organiseert de Landelijke Vereniging van Neerlandici LVVN van 21 tot 23 november a.s. aan de universiteit van Amsterdam een driedaags congres, waarop de positie van het Nederlands in het zich Integrerende Europa centraal staat.
Inlichtingen zijn te verkrijgen bij het congressecretariaat. Spuistraat 134, 1012 VB Amsterdam, tel. (0)20-525 33 91, (0)20-525 26 90 en (0)20-525 20 19 (zie ook Neerlandia 1991-3).
Aan de congresfolder ontlenen we bijgaand artikel van prof. dr. W. Klooster, hoogleraar moderne Nederlandse taalkunde aan de universiteit van Amsterdam an voorzitter van de LVVN.
Wordt het Nederlands een gezellig keuzevak voor iedereen? En, wat provocerend: zóu het eigenlijk wel zo erg zijn als het Nederlands binnen een tijdsbestek van tien, twintig of dertig jaar een status krijgt vergelijkbaar met het Welsh, het Gaelic, het Baskisch? Wel, ik geloof dat het om verschillende redenen erg zou zijn. Die redenen volgen kort hieronder, voorzien van een nadere toelichting.
Ten eerste zou ik het om redenen van taalsociologische aard erg vinden als het Nederlands zou verdwijnen. Statusvermindering van het Nederlands ten gunste van het Engels zou binnen de taalgemeenschap kunnen leiden tot achterstandsituaties en ongewenste sociale verschillen, die op den duur destabiliserend op het Nederlands-Vlaamse deel van de Europese samenleving zouden kunnen werken. Men stelle zich dan voor dat - conform bovenstaand ‘scenario’ - de positie van het Nederlands zal gaan lijken op die van ‘het Vlaams’ in de tijd dat het francofone deel van België sociaal en economisch de overhand had (terzijde: in feite was er natuurlijk geen sprake van ‘het Vlaams’ maar van diverse dialecten met bijbehorend laag prestige, die onder Vlaamse noemer konden worden gebracht). In de tweede plaats is er het argument van de superioriteit van de moedertaal. Iemand die daar rake dingen over heeft gezegd is K.L. Poll, tijdens zijn leven redacteur van het tijdschrift Hollands Maandblad. Hij schreef daarin vorig jaar een artikel, waarin hij, na gewezen te hebben op het eigen karakter van de Nederlandse cultuur (‘een transitocultuur tussen de Engelse, Duitse en Franse’), constateert dat deze, door de verarming van het onderwijs, is aangetast. De oplossing ligt echter zijns inziens niet in een eenzijdige oriëntatie op een andere taal, door o.a. aan de universiteiten het Engels als voertaal in te voeren in onderwijs en onderzoek. Niet omdat het Nederlands heilig zou zijn, maar omdat het Engels een taal is die wij simpelweg niet voldoende beheersen. Poll herinnert hier aan het komische Engels in onze proefschriften en artikelen, dat onvolmaakt blijft ook nadat native speakers ze hebben gezuiverd van de ‘schrijnendste klompismen’. En inderdaad: je moedertaal is het superieure middel om je in uit te drukken.
Dan is er een institutioneel aspect aan de mogelijke teloorgang van de Nederlandse taal. Men moet zich dat als volgt voorstellen: gedurende een zekere periode zal een deel van de Nederlandse rechtspleging verlopen volgens een soort Nederlands ‘adatrecht’ - er zou recht worden gesproken in een taal die a.h.w. steeds minder bestaat. Ook dit zou in niet geringe mate maatschappelijke ontwrichting tot gevolg kunnen hebben.
Tenslotte zou ik willen wijzen op een vierde, niet onbelangrijk, argument: dat van de economische belangen die veel mensen hebben bij de Nederlandse taal. Die zijn namelijk niet onaanzienlijk. Wanneer het Nederlands zoiets wordt als het Catalaans, dan zullen er niet zo gauw meer computerprogramma's in Nederlandse versie worden vervaardigd. Voor de gebruikers misschien overkomelijk, maar programmabewerkers voor het Nederlands zijn dan niet meer nodig. Er is op dit moment een enorme, en nog steeds groeiende markt voor Nederlandse vertalingen van handleidingen, gebruiksaanwijzingen, bijsluiters, etc. En het gros van bedrijven die produkten op de wereldmarkt brengen acht kennelijk het Nederlandstalige afzetgebied belangrijk genoeg om handleidingen ook in het Nederlands bij te leveren. Over de taalkundige kwaliteit van die teksten (en niet alleen de Nederlandse) zullen we het hier maar even niet hebben. Relevant is hier dat de Nederlandse taal werkgelegenheid oplevert. En dat kan ook niet anders wanneer we ons realiseren dat het hier gaat om een taalgemeenschap van meer dan 20 miljoen sprekers.
Er is aan de hele zaak ook nog een ander aspect: die schijnbaar ongrijpbare factor van onze
culturele identiteit. Een taal is niet zondermeer iets waarin je je gedachten codeert. Het is ook de expressie van een cultuur. En ook deze staat in het proces van de Europese economische integratie onder waarneembare