EG moet functioneren op basis van het subsidiariteitsbeginsel
Pluriformiteit levensvoorwaarde voor Europa
door mr. J.P. van Iersel
De heer J.P. van Iersel (1940) is sinds 1985 voorzitter van de Europese Beweging Nederland. Sinds 1979 is hij lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (CDA), waar hij zich vooral bezig houdt met economische zaken en aangelegenheden de Europese Gemeenschap betreffende.
De Europese Beweging dateert van 1948. In dat jaar kwamen de Europeanen van het eerste uur in Den Haag bijeen om de ideële grondslag te leggen voor de echte verzoening tussen erfvijanden en daarmee voor het integratieproces, dat vanaf het eind van de jaren vijftig van start is gegaan. Daarmee zijn we getuige van het meest edelmoedige vredesinitiatief van deze eeuw, zoals Denis de Rougemont het eens heeft genoemd. Deze Europese Beweging streefde van meet af aan naar een federalistisch opgebouwd Europa, waarin de natie-staten langzaam maar zeker plaats zouden maken voor een veel meer omvattende Europese staatkundige structuur. De op het Haagse Congres aanwezige Europeanen hebben actief meegewerkt aan de totstandkoming van de Verdragen van Parijs en Rome, waarin de Europese Gemeenschappen nader hun beslag hebben gekregen. Hieruit blijkt al zonneklaar, hoezeer het wel en wee van de Europese Gemeenschap met dat van de Europese Beweging is verbonden. Het spreekt dus ook vanzelf, dat de voorvechters van de Europese eenwording in de Europese Beweging hun natuurlijk forum vinden en dat de Beweging op haar beurt voortdurend nieuwe impulsen probeert te geven aan het integratieproces.
Nu is op het ogenblik het klimaat voor dergelijke impulsen meer dan rijp. Zeer verrassend heeft de EG zich de laatste tien jaar ontwikkeld tot een centrum van vooruitgang en tot een aantrekkingspool van de eerste orde. West-Europa behoort tegenwoordig zonder meer tot de meest benijde plaatsen in de wereld. Maar dat alles dateert eerst van recente datum. Hoe kort ligt niet de tijd achter ons dat er alleen maar meewarig werd gesproken over de eurosclerose? En wie had mogen verwachten, dat met de aardverschuiving en de schokken in Midden- en Oost-Europa de stabiliteit van West-Europa onaangetast zou blijven? Het valt mij bijzonder op, hoezeer iedereen de voortgang van de integratie tegenwoordig klaarblijkelijk als volkomen vanzelfsprekend aanvaardt. Dat is mooi, maar het is niet zonder gevaar. Europa heeft een duizendjarige geschiedenis vol onderlinge twisten en oorlogen achter de rug en dat betekent dat iedere generatie stappen vooruit zelf zal moeten veroveren. De omstandigheden kunnen verslechteren en dan zullen we klaar moeten zijn om de bestaande Gemeenschap te verdedigen en te bevestigen. Europa is bezig met een volkomen nieuw hoofdstuk van zijn geschiedenis. In de vormgeving van die geschiedenis probeert ook de Europese Beweging haar rol te spelen. Die rol blijft onmisbaar.
In 1948 was de Europese Beweging uit vele nationaliteiten samengesteld. In de jaren daaropvolgend is er onder deze paraplu een aantal nationale organisaties van dezelfde naam opgericht. In de loop van de jaren hebben deze Europese Bewegingen zich in de aangesloten landen verschillend ontwikkeld. De laatste jaren zien we weer meer gelijkgerichtheid ontstaan en neemt ook de samenwerking tussen de Bewegingen verder toe. Vooral omdat nu Midden- en Oost-Europa als werkterrein steeds meer in het vizier komt, wordt de rol van de Europese Beweging op Europees vlak meer pregnant. Het gaat immers om de door ons gekoesterde idealen van een door democratische structuren veiliggestelde weg naar meer integratie en Europese solidariteit hoog te houden en te verspreiden, een vorm van moderne missionering derhalve. Het gaat daarbij natuurlijk niet alleen om de democratie. Het gaat evenzeer om de verspreiding van een gemeenschappelijk maatschappijbeeld, hoezeer ook de opvattingen en de praktijk in de lidstaten van de Gemeenschap onderling uiteen mogen lopen. Ondanks deze verschillen van land tot land constateren we toch een aantal gemeenschappelijkheden, die Europa duidelijk onderscheiden van andere grote politieke en geografische eenheden in de wereld.
Ons uitgangspunt is dat de EG moet functioneren op basis van het subsidiariteitsbeginsel. Dat wil zeggen dat het hogere echelon in de staatkundige constructie alleen voor die taken verantwoordelijk kan en mag worden gesteld, die met inachtneming van de gemeenschappelijke belangen niet even goed of beter op een lager echelon volbracht kunnen worden. Dus moeten we alleen datgene ondergeschikt maken aan besluitvorming in Brussel, wat voor het functioneren van het geheel onmisbaar is, niet minder, maar ook niet meer. Brussel mag tot geen enkele prijs uitgroeien tot een zware bureaucratie en de Gemeenschap mag tot geen