Status
Wat is nu de status van het Nederlands op de Duitse middelbare scholen? Het Duitse voortgezet onderwijs bestaat uit vier schooltypen, de Hauptschule (grofweg te vertalen met ‘mavo’), de Realschule (‘havo’), het Gymnasium (‘vwo’) en scholen voor integrerend onderwijs, de zgn. Integrierte Gesamtschule.
Onafhankelijk van het schooltype leert zowat iedere leerling vanaf zijn tiende jaar Engels. Dat is in de meeste gevallen de eerste vreemde taal, die vijf tot zeven jaar lang wordt onderwezen. Vanaf hun twaalfde jaar kiezen de gymnasiasten verplicht een tweede vreemde taal, terwijl de scholieren van de Realschule een tweede taal mogen kiezen. Veelal is dat Frans of op het gymnasium Latijn, ook wel Spaans of Russisch, en in het grensgebied mag het ook Nederlands zijn. Deze tweede vreemde taal blijft vier jaar lang op het rooster staan.
Op het gymnasium kiest tenslotte een deel van de leerlingen op hun veertiende jaar een derde vreemde taal. Ook hier behoort Nederlands tot de mogelijkheden, niet op iedere school, maar afhankelijk van het feit of leraren bevoegd zijn het vak te geven.
In de bovenbouw van het gymnasium is het onderscheid tussen Grundkurs en Leistungskurs van belang. Beide termen slaan op projectachtige onderwijsvormen die deel uitmaken van het eindexamenpakket. Een Leistungskurs is een prestigieus project waarbij leerlingen zich gedurende een half jaar zes uur per week in een thema verdiepen, bv. de Tweede Wereldoorlog of De Nederlandse roman. Een Grundkurs heeft minder lesuren en minder zware eisen.
In de gymnasiale bovenbouw bestaat voorts de mogelijkheid een soort inhaalcursus Nederlands te volgen, het zgn. ‘spätbeginnende Fremdsprachenunterricht’.
Al deze mogelijkheden vormen officiële onderdelen van de onderwijscarrière van Duitse scholieren. Daarnaast bestaat er nog een wat vrijblijvender vorm, de zgn. Arbeitsgemeinschaft, afgekort AG, watje het best kunt omschrijven met onderwijs in werkgroepverband. Deze lessen zijn niet verplicht en kennen geen proefwerken en huiswerk. Deze cursussen duren in de regel een half jaar of een jaar. Op de scholen in het grensgebied waar Nederlands nog niet een officieel erkend schoolvak is, wordt het vak vaak door een enthousiaste leraar aan zo'n Arbeitsgemeinschaft aangeboden, onder het motto: ‘Niederländisch macht Spaß.