[Nummer 4]
Wel beschouwd
Internationalisering: op basis van wederkerigheid
door de redactie
Er is heel wat gaande op het gebied van internationalisering in het onderwijs.
Aansluitend bij de schaalvergroting in de wereld als gevolg van technologische ontwikkeling en de daaruit voortvloeiende toename van grensoverschrijdende contacten poogt het onderwijs bij de tijd te blijven.
Europese uitwisselingsprogramma's zoals Erasmus, Lingua, Comet en Tempus bieden het kader waarbinnen studenten en docenten zich breder dan alleen nationaal kunnen oriënteren en vormen. Een goede zaak.
Nationaal wordt op deze kansen ingespeeld door bijvoorbeeld de startconferentie van het EG-actieplan Lingua op 19 februari jl. in Utrecht, rapporten zoals ‘Horizon Taal’ en ‘Vreemde talen in de markt’ en instellingen als het CEVNO (Centrum voor Internationale vorming in het Nederlands onderwijs) in Alkmaar, het NUFFIC (Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs) in Den Haag en het CIBB (Centrum innovatie beroepsonderwijs bedrijfsleven) in Den Bosch.
In Vlaanderen bestaan er per Europees programma comité's van onderwijsdeskundigen, bij de administratie een ‘cel’ internationaal onderwijs en op het kabinet van de minister van Onderwijs enkele verantwoordelijken voor het Europees onderwijsbeleid.
Door onze internationale, zo niet internationalistische instelling gedijen deze instellingen, organisaties en initiatieven voorspoedig. Alweer, een goede zaak.
Het gevaar hierbij is evenwel niet denkbeeldig dat door een te groot enthousiasme het internationaal algemeen aanvaard beginsel van wederkerigheid over het hoofd wordt gezien. Er zijn al tekenen dat de genoemde Europese programma's door de grote Europese culturen voor hun eigen taal- en cultuurpolitiek worden gebruikt. Zoals bij andere Europese onderwerpen dreigt niet alleen de macht van het getal aan de ene kant (grote culturen), maar ook de fatsoenlijke houding aan de andere kant (kleine landen) juist de kleinere taal- en cultuurgemeenschappen parten te spelen.
Het is daarom verheugend dat de Nederlandse en Vlaamse ministers van Onderwijs op 31 oktober 1990 het actieprogramma voor het hoger en wetenschappelijk onderwijs GENT (geheel Europees Nederlandse taalgebied) tekenden (zie Neerlandia 1991-1). Na uitwerking van dit programma zullen Nederland en Vlaanderen vanaf het academisch jaar 1992/1993 gezamenlijk één onderwijsmarkt vormen. Dit betekent niet alleen een belangrijke impuls voor Nederlands-Vlaamse integratie die hoogstens geëvenaard wordt door de Nederlandse Taalunie, maar schept tevens een onderwijsmarkt die door omvang naar gebied en academisch potentieel de andere Europese onderwijsmarkten recht in de ogen kan zien.
Kortom, grond genoeg om bij internationalisering het ‘gelijk oversteken’ niet uit het oog te verliezen. Er is in het buitenland voldoende belangstelling voor de Nederlandse taal en cultuur en er is alle reden die aan te moedigen en nieuwe kansen te geven. Zelfs neerlandici werkzaam aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten tonen zich verbaasd over het feit dat buitenlanders onze taal en cultuur serieus willen bestuderen. Sommigen van hen realiseren zich niet dat het aantal universiteiten en andere onderwijsinstellingen in het buitenland waar men Nederlands doceert rond de 180 schommelt en dat er duizenden docenten Nederlands - alle niveaus tezamen - over de hele wereld verspreid hun werk doen. Een behoorlijke opvang op het gebied van huisvesting en het aanleren van Nederlands (talenpractica) zouden de Nederlandse en Vlaamse onderwijsinstellingen tot onderdeel van hun internationale actie richting buitenlanders behoren te maken. Dan behoeven er ook geen colleges in overbodig Engels gegeven te worden.