| |
Cultuur
Vaktermen
Woensdag 12 december 1990 werd op de technische Universiteit Eindhoven een dag gehouden over Nederlandstalige vaktermen en de betekenis daarvan. Het is voor de tweede maal dat zo'n dag in ons taalgebied wordt gehouden. Het gaat hierbij zowel om technische als niet-technische terminologie.
Dit congres over Nederlandstalige terminologie was een gezamenlijk initiatief van het Belgisch Instituut voor Normalisatie (BIN), het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI) en de Nederlandse Taalunie (NTU). Zij hebben vier jaar geleden het Samenwerkingsverband Nederlandstalige Terminologie (afgekort SaNT genoemd) opgericht, dat het congres organiseert. Het SaNT probeert een concreet beleid uit te werken en uit te voeren, dat gericht is op de totstandkoming van Nederlandstalige terminologielijsten en op de bevordering van het vakgebied als geheel.
| |
Manna verdwijnt
Het enige tijdschrift dat zich onnadrukkelijk op de Nederlandse èn Vlaamse markt van gezinsbladen richtte, het katholieke Manna, is verdwenen. Het blad werd per 1 januari overgenomen door Senior Publications Nederland (SPN), een dochter van het Franse Bayard Presse met zetel te Brussel. SPN heeft al eerder op de Nederlandse markt het blad Plus gelanceerd, dat zich richt op actieve 50-plussers. Manna, een ideële uitgave van de Stichting Getuigenis van Gods Liefde, had 5000 abonnees in Vlaanderen en dertigduizend in Nederland, met een geringe losse verkoop. De advertentiebezetting, die niet verder kwam dan tien procent, heeft het blad de das omgedaan. Het blad zal blijven voortstaan Manna Plus: een bloemlezing uit Plus en acht redactionele pagina's van de oude Manna-redactie, die hiervoor naar Brussel verhuist. (bm)
| |
Taaluniepenning 1991
Het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie besloot op 23 augustus 1988 een verguld zilveren penning te laten slaan ter jaarlijkse uitreiking aan een persoon of instelling die zich langdurig en aanwijsbaar verdienstelijk heeft gemaakt voor de integratie van Nederland en Vlaanderen op het gebied van de Nederlandse taal en letteren.
De eerste Taaluniepenning werd op 15 september 1990 te Brugge uitgereikt aan Prof. dr. H. Brugmans.
De Taaluniepenning 1991 zal worden toegekend krachtens een daartoe strekkend besluit van het Comité van Ministers. De uitreiking zal in de maand september geschieden door de Voorzitter van het Comité.
Het Comité van Ministers zal over de toekenning worden geadvi- | |
| |
seerd door een commissie bestaande uit de beide voorzitters van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren en de Algemeen Secretaris van de Nederlandse Taalunie. Tot 1 april 1991 kunnen bij deze commissie voorstellen worden ingediend. Zij dienen vergezeld te zijn van een toelichting en gericht te zijn aan: Commissie Taaipenning, p/a Algemeen Secretariaat Nederlandse Taalunie, Stadhoudersplantsoen 2. 2517 JL 's-Gravenhage.
| |
Klokkengieterij
Een oude Nederlandse vaardigheid beleeft een nieuwe bloeitijd dankzij de liberalisering in de Sovjet-Unie. De kerkklokken mogen weer geluid worden, maar ontbreken veelal door de communistische ontmanteling van kerken sinds de oktoberrevolutie van 1917. De Russisch orthodoxe kerk is althans op zoek naar de schaars geworden klokkengieterijen en vond in het Brabantse Aarle-Rixtel het in 1660 opgerichte bedrijf Petit en Fritsen. Een contract voorziet in de levering van alle in de loop der komende jaren benodigde klokken. Verminkte klokken zullen worden gerestaureerd. Het ligt in de bedoeling over ongeveer vijf jaar in Rusland een klokkengieterij te vestigen.
| |
BRT en NOS
De BRT en de NOS brengen naar aanleiding van het overlijden van Maurice Gilliams de film ‘Elias’ in 1992 op het scherm. Deze coproduktie is gebaseerd op Gilliams' boek ‘Elias of het gevecht met de Nachtegaal’. Het is bewerkt tot een scenario door Fernand Auwera. Voor de regie tekent de Nederlander Klaas Rusticus en de titelrol is voor de jonge Brikke Smets.
| |
Brusselse Warande
In de Vlaamse Club De Warande in Brussel sprak minister-president Lubbers in november 1990 het Nederlandstalige Brussel toe, waarbij hij andermaal opriep tot nauwere samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen.
‘Taal en kultuur zijn een machtig instrument om mensen aan elkaar te binden. Vanuit die verbondenheid moeten Nederland en Vlaanderen in ons Europa hun signatuur zetten.’
| |
Buitenlands Cultureel Beleid
De gemeenschapsminister van Cultuur, P. Dewael maakte in december zijn plannen voor 1991 bekend. De betrekkingen met Nederland staan daarin op de voorgrond.
Van de 140 miljoen frank die hem ter beschikking staan voor het buitenlands cultureel beleid is 17 miljoen bestemd voor het Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond in Amsterdam. Van de overblijvende 123 miljoen frank gaat ruwweg een derde naar de uitvoering van de culturele akkoorden, een derde naar jaarlijkse projekten en een derde naar grootschalige nieuwe initiatieven.
De aandacht die de minister aan Nederland wil besteden zal voornamelijk rechtstreeks en niet via de Taalunie verlopen, die volgens de minister te bureaucratisch werkt. Het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord ontvangt 3,6 miljoen frank, een verhoging van 0,6 miljoen. De aandacht gaat voorts vooral uit naar het coproduktiefonds, het Nederlands Theaterfestival en literaire manifestaties, zoals tijdens de Frankfurter Buchmesse.
| |
Vlaams Nationaal Zangfeest
Het organiserende A.N.Z. (Algemeen-Nederlands Zangverbond) deelt mee dat het volgende 54ste Vlaams Nationaal Zangfeest op zondag 3 maart 1991 om 14.30 uur in het Sportpaleis van Antwerpen zal plaatsvinden. Als motto is gekozen: ‘Vlaanderen moet nog een eeuwigheid mee]. Dit thema verwijst naar een zin uit het bekende liedje van Louis Neefs ‘Laat ons een bloem en wat gras dat nog groen is’.
Het A.N.Z. wil hiermee het belang van de milieuzorg beklemtonen, gekoppeld aan de noodzaak om in het zelfstandiger Vlaanderen aan een propere politieke cultuur te werken.
Als presentatoren hebben actrice Mieke Bouve en toneelacteur Chilo Vanlerberghe hun medewerking toegezegd. De programmacommissie werkt nu een scenario uit, dat de thematiek van het zangfeest functioneel gestalte geeft; de regie is opnieuw toevertrouwd aan de Aalstenaar Herman Slagmulder.
Het eerste Vlaams Nationaal Zangfeest dateert reeds van 1933. De grote stimulans kwam van Karel Peeters, tevens eerste voorzitter, en Willem De Meyer die vanaf het eind van de jaren twintig met zijn koor ‘Kunst en Vermaak’ zangstonden organiseerde.
Ofschoon het eerste Zangfeest gepland was in het Sportstadion van Berchem, werd men door ty- | |
| |
pisch Vlaamse weersomstandigheden gedwongen uit te wijken naar de Antwerpse handelsbeurs. In 1935 kregen de zangfeesten vaste vorm door de oprichting van een ‘VZW Vlaamsch Nationale Zangfeesten’, die in 1938 werd omgevormd tot het ‘Vlaams Nationaal Zangverbond’. De regie bevatte toen reeds de elementen die constanten zouden worden op de zangfeesten: het afwisselen van koor- en samenzang, het zingen van de drie nationale liederen, het belang dat gehecht werd aan het visuele aspect en de redevoering die de actuele Vlaamse problematiek behandelde en opriep tot Vlaamse bewustwording.
Met uitzondering van de oorlogsjaren en de nasleep hiervan vond jaarlijks een Vlaams Nationaal Zangfeest plaats. Het ‘Vlaams Nationaal Zangverbond’ hervatte zijn werkzaamheden in 1947, maar kreeg een nieuwe naam mee: het ‘Algemeen-Nederlands Zangverbond’ (A.N.Z.).
Het eerste na-oorlogse zangfeest vond in 1948 in Kortrijk plaats. De voorzitters in deze jaren waren Herman Wagemans (1947-1949 en 1950-1952) en Albert Pelckmans (1949-1950). Onder voorzitterschap van Valeer Portier (vanaf 1953) kwam het A.N.Z. de moeilijkheden van dat ogenblik, o.a. de concurrentie met de ‘Dag van het Vlaamse lied’, te boven en verhuisden de zangfeesten naar het Antwerpse sportpaleis.
Na het Jubileumzangfeest in 1987 werd Valeer Portier als voorzitter opgevolgd door Richard Celis.
Het Vlaams Nationaal Zangfeest heeft steeds als speerpunt gefungeerd van de Vlaamse liedbeweging. Op het programma staan zowel nieuwe produkties als niet meer zo bekende Vlaamse liederen. Jaarlijks wordt ook een aantal opdrachten toevertrouwd aan jonge componisten.
Het ANZ blijft met de organisatie van de Zangfeesten een dubbele doelstelling getrouw: de zelfstandigheid van Vlaanderen helpen realiseren en de Vlaamse lied- en zangcultuur promoveren.
Dit wordt ook verwoord in de in 1988 vernieuwde statuten:
‘Het ANZ heeft tot doel bij te dragen tot de eigen volkscultuur, onder meer door:
1. | het bevorderen en het beoefenen van het Nederlandstalige lied, |
2. | het uitbouwen van een koorfederatie, |
3. | het helpen verwezenlijken van zelfbestuur voor Vlaanderen’. |
| |
Vaste boekenprijs
De Vlaamse gemeenschapsminister van Cultuur P. Dewael is bereid zich sterk te maken voor invoering van een vaste boekenprijs. Hij vindt echter dat dan wel ‘parallel-lopende problemen zoals de leesbevordering, vakopleiding, distributie, auteursrecht en reprorecht ook in een bredere strategie moeten worden opgenomen.’
De Vlaamse minister verklaarde dit in Amsterdam tijdens een bijeenkomst van de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond (KNUB). De Nederlandse uitgevers zijn voorstander van een grensoverschrijdende prijsbinding om de economische positie van de branche ook in Vlaanderen zo sterk mogelijk te maken. België is evenals Griekenland het enige land binnen de Europese Gemeenschap dat geen vaste boekenprijs kent.
Dewael is er overigens niet van overtuigd dat er voor de boekenconsument in zijn land sprake is van een duidelijke verschraling van het aanbod door het ontbreken van een systeem van prijsbinding: ‘Een lezer kan altijd vinden wat hij wil, zo is mijn indruk.’ Als groot probleem voor Vlaanderen noemde hij echter het ontbreken van een echte leescultuur. ‘In Nederland is het daarmee beter gesteld zodat daar meer boeken worden gekocht’, zo zei de minister.
KNUB-voorzitter B. Mathis toonde zich tevreden over de bereidheid van Dewael de kwestie van de vaste boekenprijs in overweging te nemen in samenhang met andere problemen. ‘Uw pleidooi voor een gestructureerde communicatie ook op dit terrein onderschrijven wij graag’, aldus Mathis.
Dewael prees de relatie met zijn Nederlandse collega d'Ancona. ‘Steeds meer prangende onderwerpen inzake letterenbeleid kunnen in rechtstreekse gesprekken met haar worden behandeld’. De bewindsman waarschuwde echter toch nog voor een sluimerende Nederlandse hovaardij. ‘Wie moet er nou eigenlijk wie volgen?’
Misschien moet de Nederlandse situatie wel liberaliseren in plaats van andersom. Het spreekt kortom helemaal niet vanzelf dat wij Nederland op dit punt zullen volgen.’ (ANP)
| |
Flandre est notre nom
Frans-Vlaanderen, de streek tussen ruwweg Rijsel en Duinkerke behorende tot het Noordfranse departement Nord-Pas de Calais, is in beweging.
In Neerlandia werd reeds bericht (1990-3, blz. 114) dat er veel belangstelling is bij de bewoners en de autoriteiten om boerderijen en wegen weer hun oude Vlaamse naam te geven.
Zo neemt ook de belangstelling voor het volgen van lessen Nederlands toe, zowel op lagere als middelbare scholen en in vrije cursussen. Het Komité Frans-Vlaanderen KFV, maar ook de Nederlandse en Vlaamse overheid verlenen actieve steun.
Het streven naar erkenning van de oorspronkelijke eigenheid van
| |
| |
Frans- of Zuid-Vlaanderen vindt sinds enkele jaren zijn politieke vertaling, naast culturele verenigingen als ‘Menschen lijk wijder’, in de Parti Fédéraliste Flamand. Deze partij organiseerde in oktober vorig jaar in Rijsel een betoging, waarmee naamsverandering voor de wel erg neutrale naam van het meest noordwestelijke Franse departement Nord-Pas de Calais werd nagestreefd. Geroepen werd: ‘Nord-Pas de Calais c'est con (stom), Flandre est notre nom’.
| |
Rechtswetenschap
Prof. R. Feenstra, hoogleraar Romeins recht aan de Rijksuniversiteit te Leiden, is vorig jaar benoemd tot titularis van de Sartonleerstoel aan de RU Gent. Hij werd voorgedragen door de fakulteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen. Op 29 november 1990 gaf hij in de Aula van de RU Gent zijn inaugurale les ‘Bologna - Orléans - Leuven - Leiden: beschouwingen over de plaats van de Nederlanden in de ontwikkeling van de Europese rechtwetenschap.’
| |
Neerlandistiek
De universiteit van het Engelse Exeter zal komend studiejaar het Nederlands tot een officieel onderdeel van het studieprogramma maken.
De aanpassing is het gevolg van een uitwisselingsprogramma met de Erasmus-Universiteit in Rotterdam in het kader van een Europese studie. Voor alle daaraan deelnemende studenten wordt de Nederlandse taal verplichte kost.
Hoewel het Nederlands al vanaf 1976 gedoceerd wordt in Exeter, was de belangstelling gering. Ongeveer zeven studenten per jaar verdiepten zich in dit bijvak. Tot nu toe werd dat gegeven door zogenaamde taalassistenten: Nederlandse studenten die in Exeter studeerden. Voor komend studiejaar wordt een vaste docent Nederlands aangetrokken (AD).
| |
Subsidiebeleid
Europes integratie betekent regionalisatie. Immers, de traditionele staat verliest meer en meer van haar zelfstandige besluitvormingsbevoegdheid. Door uitholling van de nationade staat tengevolge van het zgn. weglekken van nationale bevoegdheden naar de Europese organen, zullen op den duur als vanzelf regio's ontstaan op grond van per regio overgebleven openbare zakelijke belangen. Dat wat overblijft is dikwijls niet nationaal, maar regionaal bepaald, bijv. de taal. In de grotere lidstaten van de EG zullen regio's soms kleiner zijn dan de nationale staat; bij de kleinere lidstaten zullen eerder grensoverschrijdende gewesten ontstaan. In het geval van de Nederlanden valt onmiddellijk aan het gehele Nederlandse taal- en cultuurgebied te denken, Nederland en Vlaanderen omvattend. Dit gebied is trouwens al verdragsrechtelijk vastgesteld dmv. de Nederlandse Taalunie.
Er gaan tegen deze achtergrond meer en meer stemmen op, in verschillende sectoren en zowel in Nederland als Vlaanderen om de subsidiestromen in Nederland en Vlaanderen voor taalgebonden produkten zoals het boek, de film of het toneel te laten samenvloeien en om over te gaan op gezamenlijke Nederlands-Vlaamse produktiefondsen. Het voeden van deze fondsen zou voor twee derden door de Nederlandse en voor een derde door de Vlaamse overheid geschieden. In het Europa zonder grenzen geldt het criterium nationaliteit niet meer en zal de taal steeds meer als belangrijkste toets worden gehanteerd. Ook buiten de strikt genomen taalgebonden sectoren wordt voor beleidsvoering per taalgebied geijverd. In een opmerkelijke voordracht van Prof. dr. A.H. van de Beek, hoogleraar dogmatiek en bijbelse theologie te Leiden, wordt een pleidooi gehouden om ‘Vlamingen en Noord-Nederlanders gelijkelijk te kunnen laten participeren in de verschillende geldstromen’ op het gebied van de theologie. Uit zijn voordracht: ‘Belangrijker is dat de ruimte blijft voor de eigen ontwikkeling van de karakteristiek Nederlandse theologie, niet alleen vanwege het belang van deze kritische, van onafhankelijkheidszin doordrongen levensbeschouwelijke orientatie voor de mensen in het Nederlandse taalgebied, maar ook als bijdrage aan groot Europa en verder. Daarvoor is het nodig dat er centra blijven waar theologisch onderwijs en onderzoek vruchtbaar kunnen beoefend worden, en waar zowel de verschillende godsdienstige tradities elkaar ontmoeten als ook elk afzonderlijk tot hun recht kunnen komen. Met name voor katholieke theologen geldt dat Nederland interessanter moet blijven dan de blik uitsluitend op de geloofsgenoten in de rest van Europa te richten. Er zullen mijns inziens mogelijkheden moeten worden geschapen om Vlamingen en Noord-Nederlanders gelijkelijk te kunnen laten participeren in de verschillende geldstromen.
Voor theologie - en ik denk evenzeer voor literatuur - zouden de werkgemeenschappen van NWO niet nationaal, maar naar taalgebied omgrensd moeten worden. De unieke interactie en samenwerking van Gereformeerde en Rooms-Katholieke theologie zoals die in het Nederlandse taalgebied gegroeid is, is een groot goed en zal juist in een verenigd Europa des te meer van belang zijn om als breekijzer te dienen tegen ideologische structuren die men zou willen opbouwen of doen herrijzen. Het vrijgevochten
| |
| |
calvinisme van Nederland zal daarin een belangrijke bijdrage moeten leveren.
|
|