Neerlandia. Jaargang 95
(1991)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 14]
| |||||||
Forum
| |||||||
Het zelfbewustzijn van de Lage LandenToen mij in het begin van dit jaar door het ANV werd gevraagd om hernieuwing van mijn lidmaatschap, heb ik mijzelf een paar vragen gesteld. Ten eerste of men het nuttig resultaat van de werking van deze vereniging kan evalueren. Ten tweede wat het haalbaar resultaat naar de toekomst toe kan zijn. Ten derde over de mate van betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de aktiviteiten. Ik ben helemaal niet bij de werking van het ANV betrokken en kon dan ook op deze vragen geen zinnig antwoord vinden. Ik vond het de moeite waard mij dus tot het bestuur van de vereniging te wenden. De reaktie volgde prompt met het verzoek om enige toelichting bij de vraagstelling en bij mijn bedenkingen. Mogelijk is mijn stellingname uit enige beroeps(mis)vorming ontstaan. In het bedrijfsleven zijn wij gewend aan het stellen van objektieven, zo exakt mogelijk haalbare prognoses, het omschrijven van strategieën, geregelde kontroles en evaluaties en het opmaken van balansen en exploitatieresultaten. Wij moeten in het bedrijfsleven heel duidelijk weten waar we naar toe willen, hoe we dit doel kunnen bereiken en dienen dus ook geregeld na te gaan of we op de goede weg zijn en tenslotte of het gestelde resultaat uiteindelijk werd gerealiseerd. Indien niet is het van belang te weten waarom niet en hoe een en ander dient te worden gekorrigeerd.
Het is natuurlijk zo dat kulturele bewegingen of verenigingen meestal niet op deze wijze worden geleid, maar gedragen en gedreven worden door idealistische aktivisten. Een vergelijking gaat dus niet helemaal op. Hoewel. Ik heb sinds altijd de indruk gehad dat, in Vlaanderen althans, in de (te) veelvuldige verschillende initiatieven die de Vlaamse beweging hebben gekenmerkt, enorm veel kostbare energie is verloren gegaan door een gebrek aan professionalisme in de strategie, de politiek, de organisatie en de financiering. Wat nu mijn vragen i.v.m. de aktiviteit van het ANV en het Algemeen Nederlands Congres betreft, meen ik eerst enkele zeer algemene vaststellingen te kunnen doen: | |||||||
[pagina 15]
| |||||||
Is deze analyse te negatief en dus te pessimistisch? Er zijn toevallig in het afgelopen halfjaar over de Vlaams-Nederlandse relaties nogal wat kommentaren geschreven en verklaringen allerhande afgegeven. Het is nuttig dat de aangelegenheid tenminste in de belangstelling komt. Belangrijke vragen zijn of de situatie vandaag beter is dan vroeger, welk het vooruitzicht is op de toekomst: verslechtering of verbetering? Waardoor wordt de toekomstige ontwikkeling bepaald? Ik meen dat om het even wie vooral gemotiveerd wordt door eigenbelang (in een brede betekenis). Dit situeert zich bijna uitsluitend op het ekonomisch vlak. Welnu, het voordeel van een toenadering en een betere samenwerking op bedrijfsekonomisch terrein tussen Noord en Zuid ligt voor de hand, te meer in de éénwordende en dus groeiende Europese markt, met al de dreigingen hieraan verbonden. De vermenigvuldiging van samenwerking in de bedrijfswereld zal op termijn een weerslag hebben op de ingesteldheid/mentaliteit van de werknemers in de bedrijven in Noord en Zuid. Zij zal leiden tot beter wederzijds begrip, een versteviging van het identiteitsbewustzijn, van het kultuurbewustzijn, tot een aanpassing/verbetering van het taalgebruik (zowel in het Noorden als in het Zuiden) en in Vlaanderen hopelijk tot een geleidelijke afbraak van het minderwaardigheidsgevoel. Van een historisch gemotiveerd idealisme zonder meer, dat zelfs eventueel alleen in Vlaanderen aanwezig zou zijn, maar in Nederland onbestaand, verwacht ik niet veel bij de huidige generatie. Het ANV is van oorsprong een vereniging die de belangen van de Nederlandse taal en kultuur in Nederland, Vlaanderen en elders in de wereld behartigt. Een en ander wijst er op dat men sedert enige tijd, vooral in Nederland, het belang van de Nederlandse taal enigszins relativeert. Men hecht in de eerste plaats een nutsfunktie aan de taal. Welke taal is in de evoluerende wereld van zaken, wetenschappen, spitstechnologie, diplomatie, sport, enz. het meest efficiënte kommunikatiemiddel? Beslist niet het Nederlands. Dit is een onweerlegbaar gegeven waarmee rekening dient te worden gehouden. Het zou terloops interessant zijn uit te zoeken in welke taal tot 50 jaar geleden de gemeenschappelijke grensoverschrijdende problemen tussen Nederland en België werden behandeld. Wellicht niet in het Nederlands. Naargelang de Europese gemeenschappelijke unie sterker wordt, zal het belang van de kleine taalgroepen in Europa verzwakken. Loont het dan überhaupt de moeite om nog voor de Nederlandse taal op te komen? Natuurlijk wel. Omdat zij niet alleen een nutsfunktie heeft als kommunikatiemiddel, maar vooral de draagster is van de Nederlandse kultuur. En als wij enig zelfbewustzijn en zelfrespekt hebben, zullen wij in de komende jaren sterker dan ooit voor de kultuur van onze Lage Landen moeten opkomen. Maar wie is hiervoor gemotiveerd in Vlaanderen en in Nederland, als vastgesteld wordt dat bij het gros van de bevolking onbegrip, onverschilligheid, afwijzing, een minderwaardigheidskomplex bestaan?? Motivering zal dus noodzakelijk zijn, en niet alleen op basis van kultuur-historische motieven.
Motivering zal vanzelf ontstaan door veelvuldige persoonlijke kontakten over de grenzen heen, waaruit beter begrip, inzicht, tolerantie, samenwerking groeien. Gemotiveerd zal men ongetwijfeld zijn zodra men tot het inzicht is gekomen dat Vlaanderen en Nederland samen een interessante ekonomische entiteit vormen, een kleine sterke marktsektor binnen het geheel van de EEG, maar tevens een zeer exportgericht kompetitief duo. Om afzonderlijk niet in de verdrukking te komen en aan kracht te winnen t.o.v. de grote buurlanden, hebben de Lage Landen er alle belang bij samenwerking na te streven, zowel in hun exportstrategie als in hun havenpolitiek, inzake onderwijs zowel als op het vlak van onderzoek en ontwikkeling. Zou het doelbewust streven naar een nauwe evenwaardige funktio- | |||||||
[pagina 16]
| |||||||
nele samenwerking niet de beste garantie kunnen zijn voor een groeiend kultureel zelfbewustzijn in het Noorden zowel als in het Zuiden? Maar hoe kan dit alles in zijn werk gaan? En wat hebben wij nog aan een langdurig ontwikkelingsproces? Alles zou vandaag zeer snel moeten kunnen gaan met het zicht op de jaren 2000! Van de overheden is niet onmiddellijk veel te verwachten. Welke rol kan het ANV worden toebedeeld? Ik vrees dat een komplexe ‘zelf-bewustmakingkampagne’ naar bevolkingsgroepen toe professioneel en in samenwerkingsverband dient te worden aangepakt om binnen een redelijke termijn slaagkansen te hebben. Hiermee is beslist niets denigrerends bedoeld tegenover de aktie van bestaande verenigingen en initiatieven. Het opzet is verderreikend, maar sluit duidelijk aan bij de doelstellingen van het ANV en het Algemeen Nederlands Congres. Hiermee hoop ik een thema te hebben aangesneden en werden mogelijk ideeën gelanceerd die wellicht gedachten losmaken en stof leveren tot overleg en hopelijk tot konkrete voorstellen. Paul van COPPENOLLE, Veerle d'Hertog | |||||||
Waar lag de bakermat van de Nederlandse cultuur?In Neerlandia, jg. 94 nr. 3, staat op p. 101 een foto van de beroemde ‘optocht der torens’ van Gent, met als bijschrift: ‘Gent, bakermat van de Nederlandse cultuur’. We zijn zo vrij daar een vraagteken bij te plaatsen. Is die bakermat niet te zoeken in de Merovingische-Karolingische driehoek Tongeren, Maastricht, Sint-Truiden (met inbegrip van Aldeneik en Munsterbilzen)? Eén en ander op een rijtje, om het geheugen op te frissen: Tongeren: oudste stad, oudste bisdom, bloeiend handelscentrum al van in de 3de en 4de eeuw, machtig kapittel, rijkste kerkschat van ons land; Maastricht: Romeinse handelsplaats op de kruisweg van de handelsweg Boulogne-Keulen en de enige Maasovergang (brug), bisschopszetel van Tongeren vanaf 382, graf van Sint-Servatius en Servaaskerk boven het graf in de 6de eeuw, invloedrijk kapittel; Sint-Truiden: bewoonde kern in de Romeinse periode, eerste abdij in Limburg (655), een cultuurcentrum tot buiten Sint-Truiden, met o.m. kroniek- en historieschrijvers als abt Colombanus (840) en abt Rodulf; Munsterbilzen: abdij in 670; Adeneik: abdij in 730 (zie verder). Verrassend is het wellicht ook onderstaande primeurs voor ons land (voor de hele Nederlanden) te bekijken: 1. Het oudste boek in de Nederlanden: ‘Codex Eyckensis’, evangelarium (8ste eeuw of begin 9de eeuw) in het Latijn geschreven, nagelaten door de abdij van Aldeneik. 2. Het oudste stenen beeldhouwwerk (11de eeuw), opgegraven in de pandhof van de abdij van Munsterbilzen. 3. De oudste ivoren (6de eeuw) van het kapittel van Tongeren; de ivoren diptiek (8ste eeuw) van Genoelselderen. 4. De oudste bestaande kerktoren, in Ham (circa 1000), met visgraatverband. 5. Waarschijnlijk zijn de meeste Romaanse kerken en kloosters, beelden en doopvonten van vóór 1200 te vinden in het oude Land van Loon (provincie Limburg). 6. In het klooster Mariënhof in Kolen bevindt zich het oudst gedateerde olieverfschilderij op doek, nl. op de rijve van Sint-Odilia (1292). 7. En het oudste paneelschilderij is in Alken gevonden, waarschijnlijk afkomstig van de kapittelkerk van Kortessem. 8. Nog ouder en vermaarder is de Edelsmeedkunst in het Maasland, met hoogtepunt in de 12de eeuw, met o.m. voorwerpen in de kerkschat van Tongeren; de oudste bestaande monstrans is afkomstig van de abdij van Herkenrode (1286). 9. De oudste overgeleverde, met zekerheid gedateerde literaire teksten stammen uit het Land van Loon, nl. de ‘Wachtendonkse Psalmen’ (9de eeuw)-volgens Prof. J. van Mierlo. 10. Hendrik Van Veldeke (geboren circa 1300 te Spalbeek) komt de eretitel toe die Jacob Van Maerlant (gestorven circa 1300 te Damme), dus een eeuw later, heeft gekregen: ‘Vader der Dietsche dichtren algader’. Van Veldeke dichtte o.m. de eerste Dietsche heiligenlegende: ‘Het leven van sente Servaes’. Hij was onze vroegste minnezanger die geschreven heeft in het vroegste Zuidlimburgse dialect. ‘In dutchen dichtede dit Heynrijck Die van Veldeken was geboren’ (volgens Jozef Droogmans, zie verder). 11. Abt Rodulf (1070-1138) voerde het dan toe in ons land onbekende notenschrift in, in de door hem gecomponeerde Gregoriaanse zangen. 12. Het oudste middeleeuwse christelijk drama is het ‘Officium Stellae’, genaamd ‘het handschrift van Munsterbilzen’, dat kort na 1130 werd afgeschreven (zie J. Droogmans in ‘Limburg’). 13. Het oudst bekende Diets mystiek proza is ‘Het Leven van jezus’ (1274), ‘Het handschrift van Sunt-Truyen’, waarschijnlijk bewerkt door Willem van Affligem. Dit alles behoort tot de glorie van het aloude Land van Loon, ontstaan in Lotharingen (9de eeuw) door samenvoeging van de oudere Maasgouw, een deel van de Kempen en twee graafschappen van Haspengouw, dus nagenoeg de huidige provincie Limburg. Tongeren was bezit van het prinsdom Luik, de abdij van Sint-Truiden en haar domeinen stonden aanvankelijk rechtstreeks onder de Duitse keizer (zie de adelaar in het wapen en op het perron van Sint-Truiden). Het prinsdom Luik kreeg al einde 11de eeuw de leenhoogheid over Loon. In 1366 werd het graafschap Loon bij het prinsbisdom Luik gevoegd, en dat bleef zo tot de Franse Revolutie. Hendrik JESPERS, 3950 Beringen
Bib.: ‘Limburg, uitgegeven onder de auspiciën van het provinciebestuur van Limburg’, Elsevier, Brussel 1953. - ‘Cultuurhistorische atlas van België’, door Prof. Dr. Theo Luyckx. Meddens Brussel, 1959 - ‘Limburgs kunstbezit’, door Albert Dusar. Heideland-Orbis, Hasselt 1970. | |||||||
[pagina 17]
| |||||||
Ernst van Heerden, nestor van de Afrikaner letterkunde, wordt 75Reisiger in Vlaandere
Hy
- die kwintessens van stof -
wou in die Gotiese weelde van ou abdye
stof vergader
en in 'n Middeleeuse droom
oor God en deernis
'n liefdevolle mensheid stil ontdek.
Maar oor vlugtige landskappe,
by die sagte huwelik van boom en wolk,
en waar die groenste gras
'n ligte ryp van sterre afwag,
moes hy
by die onhuiwerende mooi plekke
weet:
tussen
Arktiese skolle
en futlose Mediterreense swemstrande
is Dendermonde se fietsende begyntjies
flinke stawing
van hoe Onze Lieve Vrouw kan glimlag
oor ons deemoed en ons reise heen.
Ernst van Heerden
(Uit: Kwadratuur van die sirkel)
Naschrift: de tweede regel van dit gedicht bevat een verwijzing naar Hamlet: ‘this quintessence of dust’. Zoals bekend, ligt Dendermonde in Oost-Vlaanderen aan de Dender en de Schelde en het is in het rijke bezit van een Onze-Lieve-Vrouwekerk en een begijnhof. Afrikaans ‘skolle’ = schotsen Afrikaans ‘stawing’ = bevestiging, bewijs.
De Zuidafrikaanse dichter en letterkundige Ernst van Heerden werd op 20 maart 1916 in het Oostkaapse Pearston geboren. Dit jaar viert hij derhalve zijn vijfenzevenstigste verjaardag. Ernst van Heerden schreef beschouwend proza zoals de werken Die ander werklikheid - letterkundige beskouings (1969) en Digterlike diagnose (1977). Zijn boeken Die aamborstige klok en Die ligtende trein presenteren zich als autobiografische terugblikken, waarbij in het laatstgenoemde van Heerden's vooroorlogse studie in Amsterdam en zijn naoorlogse studie in Gent een bijzondere rol spelen. Als dichter heeft Ernst van Heerden vanaf zijn debuut Weerlose Uur in 1942 een opmerkelijke constante creativiteit aan de dag gelegd. Van de vele dichtbundels uit de afgelopen twintig jaar noem ik de titels Tyd van verhuising, kanse op 'n wrak en Kwadratuur van die sirkel. Die laatstgenoemde bundel kwam in 1990 uit. Kenmerkend voor van Heerden's poëzie is zijn levensgevoel, in een overgangsfase te verkeren. Deze tijd is voor hem een interimstijd. Het transitorische levensgevoel betreft zowel het meer persoonlijke, fysieke en geestelijke leven als de dramatische geschiedenis van Zuid-Afrika als vaderland en als staat. Deze nestor van de Afrikaanstalige poëzie is als de vogel Feniks uit lichamelijke aftakeling en geestelijke depressie opgestaan. Bij het bijzondere en bij het algemene is Ernst van Heerden in gelijke mate betrokken.
H. ESTER |
|