Neerlandia. Jaargang 94
(1990)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 216]
| |||||||||||||||
Een Vlaamse stem over de Vlaamse kritiek op NederlandTal van Vlamingen onderschrijven de doelstellingen van het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) en aanverwante verenigingen. Zij zijn voorstanders van samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland en spreken zich uit voor culturele integratie. En toch... vaak hoort men uit de mond van dezelfde Vlamingen harde kritiek aan het adres van de Nederlanders. Een kritiek die beslist niet gans onterecht is, doch die - mutatis mutandis - ook voor Vlaanderen geldt en die naar mijn mening een slechte zaak is voor de algemeen-Nederlandse beweging. | |||||||||||||||
Het Nederlands van de VlamingenIn tal van Vlaamse milieus is het ‘bon ton’ het Nederlands van de Nederlanders te bekritiseren: De Nederlanders gebruiken al te veel buitenlandse, vooral Engelse, woorden: zij houden geen rekening met het geslacht van de zelfstandige naamwoorden; zij ‘gutturaliseren’ tal van klanken enz.; kortom de Nederlanders helpen onze gemeenschappelijke taal naar de vaantjes.
Hiertegenover staat dat het Nederlands van de meeste Vlamingen minstens evenveel te wensen overlaat. Deze bewering steunt niet op uitspraken van een of andere sterk-kritische Nederlander.Ga naar eindnoot1. Ik beroep mij al evenmin op Vlamingen die in hoge mate op het Noorden zijn georiënteerd.Ga naar eindnoot2. Neen, voormelde bewering wordt ontleend aan gezagvolle personen uit het Zuiden die ernstige bedenkingen formuleren in verband met de ontwikkeling van onze taal in Nederland en die zich uitspreken voor de opname van bepaalde ‘Vlaamse’ woorden in het algemeen-Nederlands. Ik vermeld in dit verband mensen als de taalkundige J. van HaverGa naar eindnoot3. en de televisiejournalist G. van Istendael.Ga naar eindnoot4. Beiden stellen m.i. terecht vast dat het Nederlands van de meeste Vlamingen vier ernstige gebreken vertoont:
Het is dan ook onbegrijpelijk en vooral betreurenswaardig dat ‘Vlamingenvrienden’ in Nederland, zoals L. van Egeraat, voorhouden dat het Nederlands van de Vlamingen vrijwel vlekkeloos is en alleszins beter dan dit van de Nederlanders.Ga naar eindnoot5. | |||||||||||||||
De kennis van Nederland in VlaanderenEen andere veel gehoorde klacht aan het adres van onze noorderburen is dat dezen niets van Vlaanderen afweten. En voorzover dit niet het geval is, zou hun kennis enkel betrekking hebben op feesten, eten, gezelligheid en andere zogenaamde Bourgondische toestanden.
Ook hier moet worden gezegd dat de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet. Inderdaad, de kennis van Nederland bij de Vlamingen is al evenmin groot.
Tot voor kort stoelde deze overtuiging op persoonlijke indrukken en occasioneel onderzoek. Thans beschikken wij evenwel over een wetenschappelijke studie m.b.t. deze aangelegenheid. De professoren W. Blockmans (Leiden) en H. Gijsels (Gent) hebben onlangs een onderzoek bij 486 Nederlandse en Vlaamse universiteitsstudenten uitgevoerd (zie Neerlandia 1990 nr. 2, blz. 86). Hierbij werd o.m. gepeild naar hun respectievelijke kennis over Vlaanderen en Nederland. Het resultaat was bedroevend.
Hierna volgt een staaltje van gebrek aan kennis bij de Vlamingen - Met het oog op goed begrip wordt vooreerst de aan de geënquêteerde studenten gestelde vraag vermeld, vervolgens het percentage van correcte antwoorden:
Dit alles is geenszins verwonderlijk, zo men weet, zoals eveneens uit voormeld onderzoek blijkt, dat niet minder dan 38% procent van de Vlaamse universiteitsstudenten nooit en 32% zelden naar de Nederlandse televisie kijkt.Ga naar eindnoot7. | |||||||||||||||
Vlaams ‘moralisme’Een derde verwijt, dat tal van Vlamingen aan het Noorden richten, is dat men zich daar bestendig aan moralisme bezondigt; dat men andere volkeren, o.m. de Vla- | |||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||
mingen, bestendig de les spelt en voor hen bepaalt wat goed en kwaad is. Nederland heeft de reputatie een domineesland te zijn.
De Vlamingen zien evenwel over het hoofd dat ook zij ‘moralisten’ zijn. Althans t.o.v. de Nederlanders. Hierna enkele voorbeelden van Vlaamse ‘zedenprekerij’:
1. De oud-voorzitter van een bekende Vlaamse cultuur-vereniging die de strijd voor eigen taal en cultuur hoog in haar vaandel voert, publiceerde enkele jaren geleden een gedicht, waarin Nederland bedacht wordt met epitheta als ‘hypocriet gezwel van kwijlende regenten’, ‘vunzige ledikant’, ‘Europa's vuilnisbelt’, ‘Efteling van gesexiteerden’ e.d.Ga naar eindnoot8.
2. Een Antwerps satyrisch weekblad, dat eveneens beweert de Nederlandse taal en cultuur te verdedigen, bedacht de progressieven in het Noorden korte tijd nadien met qualificaties als ‘lawaaierige predikanten van de alternatieve moraal en van de permissieve maatschappij’, ‘provocerende homo's en pedofilen, roze vlinders en abortus vrij-schreeuwers’, ‘nuttige idioten’ enz. Hieraan werd toegevoegd dat men niet gekant is tegen Nederland, doch wel tegen de ‘Ollanders’ die ‘op een schandalige wijze model staan voor maatschappelijke en morele verloedering’.Ga naar eindnoot9.
3. Een Vlaams parlementariër, die zegt dat hij de Vlaams-Nederlandse samenwerking in principe genegen is, drukte vlak vóór de gemeenteraadsverkiezingen van 1988 de hoop uit dat ‘het Vlaanderen van morgen niet te hard gelijkt op het Nederland van vandaag’. Verder verklaarde hij: ‘Nederland is helaas de exponent geworden van de alles-kan maatschappij, van de permissiviteit. In een zelfstandig Vlaanderen moeten de belangen van het volk eerst komen’.Ga naar eindnoot10. | |||||||||||||||
Vlaams particularismeSedert jaar en dag maken vele Vlamingen er hun beklag over dat onze noorderburen geen oog hebben voor de Nederlandse taal - en cultuurgemeenschap in haar geheel. De Nederlanders zouden alleen de staat België kennen. Zij voelen zich niet verwant met Vlaanderen. Kortom, Nederland is een zelfvoldane natie die genoeg aan zich zelf heeft.
Ik meen dat de Vlamingen zich niet minder particularistisch gedragen. Terzake kan ik mij volledig aansluiten bij wat de reeds eerder vermelde J. van Haver in dit verband schrijft: ‘Het arme Vlaanderen van honderd jaar geleden is economisch sterk en welvarend geworden en de tweederangspositie van de Vlaming is een historisch begrip. Parallel met de verzelfstandelijking van de “deelstaat” in de nieuwe staatsstructuur ziet men een besef van eigenwaarde groeien, een besef van eigen kunnen in deze jaren van Flanders Technology en van slogans als “Vlaanderen leeft” en “Wat we zelf doen, doen we beter”. Dat besef komt in botsing met het gevoel van afhankelijkheid dat gemakkelijk ontstaat, wanneer het Noordnederlandse model als absolute norm wordt gehandhaafd. Daardoor wordt een verlangen naar een meer uitgesproken eigen taalidentiteit versterkt, waarvan weliswaar niet direct een duidelijke voorstelling kan worden gegeven...’Ga naar eindnoot11.
Dit verlangen leeft blijkbaar niet alleen bij de gemiddelde Vlaming, doch ook bij een aantal taalspecialisten zoals A. van Cauwelaert, voorzitter van de Vaste Taalcommissie voor Taaltoezicht, die de Nederlandse Taalunie onlangs een ‘noodzakelijk kwaad’ noemde en die zich afvroeg of het nodig is ‘dat wij in Vlaanderen en in Nederland op dezelfde wijze ons letterenbeleid voeren’.Ga naar eindnoot12. Reeds eerder hadden vooraanstaande vakmensen uitspraken in dezelfde zin gedaan: de Leuvense litteratuurprofessor M. Janssens wil geen ‘sub-Hollander’ zijn;Ga naar eindnoot13. de socio-linguist K. Deprez stelt dat het ‘Vlaams’ een volwaardige variant van het algemeen-Nederlands is, zoals het Amerikaans Engels deel uitmaakt van het Engels tout court;Ga naar eindnoot14. zijn vakgenoot K. Jaspaert verheugt er zich over dat er ‘in het Vlaams taallandschap heel wat indicaties aanwezig zijn die er op wijzen dat er zich ondanks de druk van de geïmporteerde standaardtaalnorm in Vlaanderen een (eigen) norm ontwikkelt’.Ga naar eindnoot15.
Velen beweren dat het (nieuwe) Vlaams particularisme niet alleen via de taal tot uitdrukking komt. Zij verwijzen hierbij naar een reeks feiten waarvan er hierna enkele worden vermeld:
Ik ben er niet van overtuigd dat deze en andere feiten op een vergaand particularisme wijzen. Naar mijn gevoelen spruiten sommige geheel of gedeeltelijk voort uit de behoefte zich als Vlaming in het nieuwe federale België te manifesteren en te affirmeren. | |||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||
Stop kritiek!Kritiek kan heel terecht zijn. In bepaalde omstandigheden mag zij niet verzwegen worden en dient zij geuit. Alleszins moet kritiek steeds een positieve bedoeling hebben.
Naar mijn mening is dit laatste het geval noch voor de Nederlandse kritiek op Vlaanderen noch voor de Vlaamse kritiek op Nederland.
Ik ga hier niet in op wat de Nederlanders er toe leidt zich negatief over de Vlamingen uit te laten. Wat de kritiek van deze laatsten op Nederland betreft, wens ik daarentegen te zeggen dat deze in een belangrijke mate uit gevoelens van onmacht ontstaat. Ook denken vele Vlamingen dat, zo zij de Nederlanders op de korrel nemen, hun eigen tekortkomingen niet of minder in het oog springen.
Het is geen goede zaak, indien men kritiek zonder enige positieve bedoeling formuleert, ook wanneer deze kritiek in wezen gefundeerd is. Samenwerking en integratie kunnen niet van uit een negatieve gesteldheid worden gerealiseerd.
Tenslotte nog dit. Het feit dat één van de twee partners zich in meerdere of mindere mate negatief opstelt t.o.v. de andere, houdt niet in dat deze laatste hetzelfde moet doen. Integendeel. Door aldus te handelen wordt iedere kans op verbetering van de onderlinge verhoudingen definitief onmogelijk gemaakt.
Mr. E.J. RASKIN
Mr. E.J. Raskin, ANV-voorzitter Vlaanderen (foto: Dann)
|
|