Cultuurparagraaf
Vervolgens kreeg de Vlaamse Gemeenschapsminister van Cultuur, de heer Patrick Dewael het woord. Hij begon
Toespraak van de heer P. Dewael, minister van Cultuur. Achter de tafel: mevrouw H. d'Ancona, de heer K. Middelhoff, congresvoorzitter, en de heer R. Piryns, algemeen voorzitter ANC. (foto: Stichting ANC)
met op te merken dat het congresthema ‘Nederland en Vlaanderen samen in Europa’ door de breed uitgesmeerde gedachtenwisseling in de pers algemene bekendheid had gekregen. Deze discussie had hem zeer verheugd: polemiek leidt tot botsing en daaruit groeien nieuwe inzichten. Wel had hij moeten vaststellen dat weinig concrete oplossingen waren aangedragen. Hij deed dan ook een beroep op de congresgangers concreet te zijn als het gaat over het aftasten van vormen van intensievere samenwerking en integratie.
Tegen deze achtergrond ging hij in op de vragen ‘Integratie of samenwerking?’ en ‘Taal- of cultuurgemeenschap?’ Naar zijn overtuiging is het binnen de nederlandstalige context heel goed mogelijk met een gemeenschappelijk kader van regelgeving, beleid en steunmaatregelen toch de verscheidenheid tenvolle te ontplooien. In dit verband onderstreepte hij de grote betekenis van het Taalunieverdrag.
Verder stelde de heer Dewael dat concrete behoeften vervuld moeten worden. Eén van de zaken is het ijveren voor het opnemen van een cultuurparagraaf in het EG-Verdrag. Daarin moet de niet-materiële waarde van cultuur onderstreept en het recht toegekend worden van het voeren van een eigen beleid door de lidstaten om zo de culturele verscheidenheid te garanderen. In dit verband herinnerde hij aan de woorden van Denis de Rougemont ‘zij verenigden zich om verschillend te blijven.’ Deze woorden hadden betrekking op de Zwitserse kantons, maar naar de mening van minister Dewael gelden ze evenzeer voor Europa.
Het slotwoord was voor rekening van dr. Remi Piryns, de algemeen voorzitter van het ANC. Hij stelde in alle duidelijkheid, dat de discussie in de pers had aangetoond, dat er grote behoefte is aan een gezamenlijk buitenlands cultureel beleid. In het geheel van de ophanden zijnde Europees integratie zullen de Nederlanden samen hun weg moeten vinden. Dat is de opdracht die door dit congres de beleidsverantwoordelijken in handen wordt gelegd. Tegen deze achtergrond moet zijn pleidooi voor het vestigen te Brussel van een Europese Stichting voor de Nederlandse Cultuur gezien worden; het zal kunnen fungeren als een speerpunt voor het ontwikkelen van een gemeenschappelijk Nederlands-Vlaams cultuurbeleid en als contactcentrum met Europa. In dit verband onderstreepte de heer Piryns het testament van Johan Fleerackers, toen deze in zijn laatste rede uitsprak: ‘Te Brussel wordt over onze toekomst beslist’.
Marten HEIDA