Nederlanders en de Vlamingen nemen ten aanzien van hun taal heel verschillende houdingen aan. Terwijl de Vlamingen met de Walen in een taalstrijd hebben moeten vechten om de gelijkstelling van hun taal wat de geschiedenis van de ‘Vlaamse Beweging’ duidelijk maakt, raakt de Noord-Nederlander niet aangedaan, wanneer het om aspecten van zijn taal gaat. De Vlaming streeft met alle macht naar het vinden van de norm van het Nederlands, de ‘Hollander’ ziet zichzelf daarentegen als de norm.
Inderdaad zijn er in het Zuid-Nederlands, zoals dat in België gesproken wordt, afwijkingen in de uitspraak, woordenschat, zinsbouw en uitdrukkingen ten opzichte van het Noord-Nederlands. Anderzijds zijn er echter lokale verschillen vast te stellen, zodat één Belgische variant niet te definiëren en wetenschappelijk te verklaren is.
Dr. Paul Wolfgang Jaegers uit Aken gaf zijn bijdrage de titel ‘De geest, de staat, het geld - Nieuwe filologie en vreemdetalenonderwijs in het teken van de Europese binnenmarkt, geschetst aan de hand van het Nederlands.’
Dit thema sloot precies aan bij het motto van het congres. Daarom wordt de lezing waarschijnlijk in haar geheel in het documentatiemateriaal van dit congres opgenomen (adres: FMF Schleswig-Holstein, c/o Dieter Herold, Kulenkampstrasse 15 H, 2400 Lübeck, BRD).
De spreker stelde eerst de statistische gegevens van het vreemdetalenonderwijs in de deelstaat Noordrijn-Westfalen aan de orde en maakte duidelijk dat de derde vreemde talen hier tot nu toe nauwelijks gewicht in de schaal leggen. Zo kiest in de middelste klassen van het gymnasium minder dan 0,1% van de leerlingen het vak Nederlands. Ook als nieuw aan te bieden vreemde taal in de bovenbouw van het gymnasium scoort het Nederlands met 1,1% niet hoog. Men zou daarom over de verhouding van de eerste vreemde taal t.o.v. de andere vreemde talen moeten nadenken. Volgens de nieuwste inzichten is na 6-7 jaar lessen in de Engelse taal een bepaald plateau bereikt. Vanaf dit punt is een verdere groei van taalkennis en -vaardigheden niet vast te stellen. Voor de toekomst bestaan er volop mogelijkheden tot uitbreiding en intensivering van het vreemdetalenonderwijs. Te denken valt hierbij aan toename van het aantal bilinguale scholen, het benadrukken van de gemeenschappelijke uitgangspunten bij de verschillende vreemde talen die op school worden aangeboden, het besteden van aandacht aan effectief leren, de inbreng van vaktaal etc. Tenslotte is op het gebied van de lerarenopleiding nog het één en ander te doen.
Drs. Kris van de Poel, de Neerlandica aan de universiteit in het Deense Århus, gaf een beeld van de Neerlandistiek in de Scandinavische landen.
Ze had haar bijdrage ‘Het Nederlands te Århus: zjin grenzen te binnen en te buiten’ genoemd en ging van de situatie aan haar hogeschool uit.
Van 1984 tot nu kon weliswaar het aantal studenten van 2 op 45 gebracht worden, maar in het algemeen ziet de positie van het Nederlands in Denemarken er niet rooskleurig uit. Zo is bijvoorbeeld niet eens de vaste aanstelling van een wetenschappelijk medewerker voor Neerlandistiek in Århus zekergesteld.
Een zekere traditie heeft het Nederlands enkel en alleen in Kopenhagen, waar het vak sinds 1953 aangebonden wordt. In Noorwegen is het Nederlands met één leerstoel aan de universiteit van Oslo vertegenwoordigd. Zweden heeft twee en Finland drie hogescholen, waar cursussen Nederlands aangeboden worden.
Er is nauwelijks Nederlandse literatuur in het Deens vertaald, zodat er hier sprake is van een groot tekort aan benodigd materiaal.
Een wezenlijk positiever beeld kon prof. dr. Gerhard Worgt uit Leipzig van zijn vak schetsen. Zijn thema luidde: ‘De Neerlandistiek in de DDR en in Oost-Europa.’ Sinds 1919, d.w.z. sinds meer dan 70 jaar, is het Nederlands aan de universiteit van Leipzig vertegenwoordigd. In 1947 is hij zelf met zijn studie begonnen, sinds 1968 is hij professor en thans heeft hij meer dan 60 studenten, die na hun studie Nederlands mogelijkheden zien als gids in steden en musea, bij uitgeverijen, als tolk en vertaler, als germanist en journalist aan de slag te kunnen.
Oudstudenten uit Leipzig zetten zich nu in voor de Neerlandistiek aan verschillende Poole universiteiten. In de DDR kan men behalve in Leipzig ook aan de universiteiten in Oost-Berlijn en Rostock Nederlands studeren. Polen heeft 5 universiteiten waar Nederlands wordt aangeboden. Maar ook in de overige Oosteuropese landen, zoals in de Sovjetunie, Tsjechoslowakije, etc. kan Neerlandistiek gestudeerd worden.
Er bestaan ook veel historische en culturele verbindingen tussen het Nederlandse taalgebied en de huidige DDR: de Nederlandse wijk in Potsdam, waar Oude Frits, de koning van Pruisen, zijn ‘lange kerels’ uit Nederland ondergebracht had, is één van de vele voorbeelden.
Voor de toekomst ziet de spreker mogelijkheden tot uitbreiding van het vak Nederlands in de DDR. Misschien zou het zelfs zover kunnen komen, dat Nederlands als vreemde taal op scholen, bijvoorbeeld in de omgeving van Mecklenburg gegeven wordt.
Hajo Hülsdünker, vakadviseur Nederlands als vreemde taal van de districtregering in Osnabrück, sloot met zijn bijdrage ‘Authentiek lesmateriaal voor Nederlands’ de rij van lezingen van de afdeling Nederlands.
Hij heeft onderzocht welke teksten en tekstsoorten in recent gebruikte methoden Nederlands zijn opgenomen.