Aide-memoire ten behoeve van de staats-secretaris van buitenlandse zaken de heer P. Dankert
Een ANV-delegatie overhandigde aan de staatssecretaris onderstaande tekst t.b.v. een gesprek op 5 juni 1990 betreffende Nederlands-Vlaamse samenwerking.
Terzake aanvaard regeringsbeleid omvat:
1. | behoud en ontplooiing culturele identiteit kleinere gemeenschappen
a. | ten behoeve van die gemeenschappen zelf |
b. | als bijdrage aan een pluriform Europa |
|
2. | handhaving van een cultureel pluriform Europa |
3. | intensivering samenwerking met België resp. Vlaanderen. |
Zie hierover o.a. Memorie van toelichting begroting Buitenlandse Zaken 1989-1990, nr. 21 300, de zgn. Institutennota, stuk nr. 21 316 en de nota WVC en de EG, stuk nr. 20 596.
De daarin vervatte beleidsuitspraken zijn de neerslag van een brede maatschappelijke opinie die is verwoord door:
a. | verschillende particuliere organisaties, het ‘veld’ |
b. | de politieke partijen in hun verkiezingsprogramma's |
c. | de volksvertegenwoordigers in interventies en moties |
d. | verschillende adviesraden |
e. | bewindslieden |
Gegeven deze democratisch opgebouwde overeenstemming verbaast het te moeten vaststellen dat:
a. | een samenhangend buitenlands cultureel beleid moeilijk valt te ontdekken |
b. | de verschillende terzake bevoegde departementen tegenstrijdig optreden |
c. | de coördinerende rol van Buitenlandse Zaken niet duidelijk is. |
Gegeven ook het ongenoegen dat hieruit in België bij de Vlaamse Gemeenschap ontstaat en daardoor haar positie als natuurlijke bondgenoot van Nederland in gevaar brengt, dus voor Nederland nadelig is, dient eenheid van beleid in een bepaalde samenhang te worden ontwikkeld, bestaand uit:
1. | consequente Nederlands-Vlaamse, Nederlands-Belgische en Beneluxsamenwerking, al naar gelang de sector en bevoegdheden ingedeeld. |
2. | op grond van deze samenwerking gezamenlijk naar buiten treden waar maar enigszins mogelijk - geen kortstondige ad-hoc afspraken. |
Niet alleen in wereldverband, ook in Europa blijkt elke keer weer dat kleine landen of gemeenschappen niet meer alleen, op eigen kracht kunnen optreden: Nederland geen president IMF of EBRD, geen lid G7; België geen SG Navo, (nog) geen zetel Europees parlement. Benelux-optreden zou het de anderen wezenlijk moeilijk maken steeds opnieuw negatief te reageren.
Met Vlaanderen dient onverwijld nauw te worden samengewerkt op die terreinen waarop de Vlaamse regering autonoom bevoegd is, nl.
- | taal en cultuur |
- | regionale economie |
- | ruimtelijke ordening |
Met de derde fase van de federalisering zal Vlaanderen ook over het ‘verdragsrecht’ beschikken.
Enkele concrete punten:
1. | Nederlands handhaven als officiële en werktaal in EG
a. | instructie aan onze diplomaten in vergadering Nederlands te spreken, evenzo aan bezoekende bewindslieden |
b. | verzoek aan Nederlandse Commissaris Nederlands als voertaal op zijn kabinet te hanteren. |
|
2. | daadwerkelijk inhoud geven aan taak Taalunie (21 miljoen Nederlandstaligen, het Nederlands is derde Germaanse taal - ons ontbreekt een Goethe Institut, een Alliance Française of een British Council) |
3. | meer aandacht bij opleiding diplomaten aan Nederlandse taal en cultuur en aan samenhangende presentie en presentatie (Minister-President Lubbers) op grond van het door de Taalunie geïnstitutionaliseerde gehele Nederlandse taalgebied = Nederland en Vlaanderen. |
4. | zo spoedig mogelijk bijeen roepen van de zgn. BANNAS-conferentie (België, Aruba, Nederland, Nederlandse Antillen en Suriname) |
5. | in afwachting van het vestigen van nieuwe (algemeen-) Nederlandse instituten samenwerking nagaan tussen Nederlandse en Belgische instituten en plaatsing van PCZ-diplomaten |
6. | cultuurparagraaf in het Verdrag van Rome opnemen (géén cultuurbevoegheid aan EG, maar titel om bij Europees Hof bezwaar te kunnen maken indien cultuurprodukten louter economisch worden behandeld) |
7. | opstelling Europees cultureel Handvest in kader van Raad van Europa als basis van een cultureel (con)federaal, pluriform Europa. |
's-Gravenhage, 5 juni 1990