Openingszitting 40ste Algemeen Nederlands Congres (28 april 1990, Brussel).
V.l.n.r.: W.S. Van Heusden, directeur Kunsten WVC (vervangt minister d'Ancona); K. Van Miert, Europees Commissaris; D. Coens, minister van Onderwijs; K. Middelhoff, hoofdbestuurslid ANC en Congresvoorzitter; P. Beugels, oud-commissaris NOS en bestuurslid ANC; R. Piryns, algemeen voorzitter ANC.
(foto Dann, Brussel).
sie indertijd 1992 had genoemd als jaar van de verwerkelijking van de Europese Interne Markt om aan het integratieproces een grotere versnelling te geven. Gebleken is dat dit proces ook vragen heeft opgeroepen, waaronder die met betrekking tot het overleven van nationale en regionale culturele identiteit en het daarbij behorend cultuurbesef.
Het Ministerie van WVC heeft opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de mogelijke consequenties van de Europese eenwording voor de culturele sector.
In dit verband beklemtoonde de spreker de samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen, tegelijktertijd plaatste hij evenwel vraagtekens bij het integratiegebeuren. Nederland en Vlaanderen vormen weliswaar een taalgemeenschap, maar daarmee wil niet gezegd zijn dat er dan ook sprake is van cultuurgemeenschap. Deze stellingname werd verdedigd onder verwijzing naar het veelvormige culturele patroon in Europa.
In een directe reactie liet voorzitter Middelhoff duidelijk doorklinken dat hij op zijn beurt vraagtekens zette bij de afwijzing van de Nederlands-Vlaamse integratie, temeer daar de spreker de integratie in Europees verband op een niet mis te verstane wijze had onderstreept.