Namibië: een nieuwe staat, een nieuwe uitdaging
Namibië leerde ik op de lagere school kennen als een zeer dunbevolkt woestijngebied, de voormalige Duitse kolonie Zuid-West-Afrika. Het gebied was bedoeld om na de door de Bremer koopman Lüderitz in 1884 voorgestane Duitse overname te dienen als een nieuw emigratieland voor talrijke mensen van Duitse afstamming. Het werd tijdens de eerste wereldoorlog in 1915 door Zuid-Afrika veroverd.
Als uitvloeisel van het Verdrag van Versailles belastte de Volkenbond de Unie van Zuid-Afrika in december 1920 met het mandaat dit gebied te beheren onder zijn toezicht.
Na de Tweede Wereldoorlog, in oktober 1946, poogde generaal J.C. Smuts van de Verenigde Naties (rechtsopvolger van de Volkenbond) gedaan te krijgen, dat het gebied definitief deel zou uitmaken van Zuid-Afrika, maar dat mislukte, vooral door toedoen van India.
In het kader van de dekolonisatie eisten de Verenigde Naties al spoedig, dat het gebied zijn vrijheid zou krijgen. Zuid-Afrika verklaarde zich uiteindelijk bereid het gebied zelfbeschikking te verlenen, maar herhaalde discussies en onderhandelingen tussen de Verenigde Naties en Zuid-Afrika leverden voorshands niets op. Intussen was de Swapo (Zuid-West-Afrikaanse Volksorganisatie) onder leiding van Sam Nujoma begonnen met de gewapende bevrijdingsstrijd vanuit bases in het aangrenzende Angola. Aan deze ‘smerige strijd in het oerwoud’ kwam eerst een einde, toen mede op instigatie van de supermachten een akkoord werd bereikt over beëindiging van de buitenlandse inmenging in Angola. Daardoor werd de weg vrijgemaakt voor de onafhankelijkheid van Namibië, zoals het gebied sinds 1966 door de Verenigde Naties wordt genoemd.
De vrijheidsstrijd van de Swapo ondervond niet alleen bij de Sowjet-Unie en de met haar verbunden staten, maar eveneens bij de publieke opinie in West-Europa steun en sympathie, ook in Nederland en Vlaanderen. Daarnaast stond wereldwijd felle kritiek op de wijze waarop de Swapo bleek om te gaan met mensenrechten en gesloten overeenkomsten.
De wereldwijde ontspanning heeft evenwel ook gevolgen gehad voor deze regio: Namibië kon op 21 maart 1990 onafhankelijk worden, nadat in november 1989 de Swapo de verkiezingen had gewonnen.
De laatste kolonie in Afrika werd daarmee verleden tijd. Op 21 maart 1990 kon de eerste president van Namibië, Sam Nujoma, tijdens een bijeenkomst, welke luister werd bijgezet met optochten, muziek en de eerste parlementszitting, triomfantelijk uitroepen: ‘Een nieuwe ster is gerezen in het Afrikaanse continent.’
En een koor zong hem zelfs toe:
‘Nujoma, wat een held bent U, schitterender dan maan en sterren, o ik hou van U, o mijn held Nujoma.’
De Zuid-Afrikaanse president Frederik de Klerk sprak voor het strijken van de Zuid-afrikaanse vlag en het hijsen van
de Namibische vlag de woorden: ‘Ik sta voor U als pleitzorger van vrede.’
Nujoma zou later de Klerk prijzen voor zijn ‘staatsmanschap en realisme.’
Bijzondere aandacht was er tijdens deze eerste onafhankelijkheidsdag in Windhoek, de hoofdstad van de nieuwe republiek, voor het diplomatieke gebeuren er omheen.
Het gesprek van anderhalf uur, dat president de Klerk met minister Sjevardnadze had in ‘Suidwes Huis’, de residence van de Zuidafrikaanse administrateur-generaal in Windhoek, was de eerste officiële ontmoeting op dit niveau tussen Pretoria en Moskou in veertig jaar. De Sowjet-Unie heeft een belangrijke rol gespeeld bij het bereiken van een akkoord over de onafhankelijkheid van Namibië, welk uiteindelijk ook tot verbetering van de betrekkingen tussen de Sowjet-Unie en Zuid-Afrika heeft geleid.
Sjeveradnadze zelf noemde de ontmoeting ‘positief en van groot belang’.
De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Baker had een gesprek met Mandela, waarin hij zich met name uitsprak tegen de plannen van het ANC om over te gaan tot grootscheepse nationalisaties van omvangrijke sectoren van het Zuid-Afrikaanse bedrijfsleven.
Baker zou aansluitend Zuid-Afrika bezoeken, hetgeen als een verdere doorbreking van het diplomatieke isolement van Zuid-Afrika mag worden beschouwd, zoals uit een reactie van Mandela bleek. Aangenomen mag worden, dat de Belgische en de Nederlandse regering zulks met meer dan gewone aandacht hebben gevolgd.
Het is te hopen, dat alle landen die zich in het verleden druk hebben gemaakt voor de verzelfstandiging van Namibië dat land nu ook zullen helpen in zijn ontwikkeling.
President Nujoma hield zijn gasten voor, dat buitenlandse investeringen daartoe onontbeerlijk zijn:
‘Wij verwelkomen kapitaal en technische kennis uit het buitenland. Wij hebben particuliere investeringen nodig om onze mensen aan het werk te zetten.’
De nieuwe Grondwet - een voorbeeld voor geheel Afrika - biedt voldoende basis voor een stabiele, democratische en nonraciale samenleving.
De rechten van de burgers - zoals vrijheid van drukpers, meningsuiting, beweging, vergadering en godsdienst - liggen daarin veilig verankerd en alleen een tweederde meerderheid van stemmen in het parlement kan daar verandering in brengen.
De vraag is of Nederland en België, buiten de noodzakelijke bijdrage aan de ontwikkeling van Namibië, nog een specifieke opgave hebben.