Neerlandia. Jaargang 94
(1990)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
Anton Reinhard FalckEen herwaarderingAnton Reinhard Falck (1777-1843), één van de naaste medewerkers van koning Willem I, is ten onrechte enigszins in vergetelheid geraakt. De afgelopen decennia zijn er verschillende biografieën over tijdgenoten verschenen, zoals over koning Lodewijk Napoleon, Schimmelpenninck, Daendels en Van Hogendorp, maar de figuur van Falck bleef in de schaduw. Toch heeft hij in zijn tijd op velerlei gebied zijn invloed doen gelden, zowel op het terrein van de binnen- en buitenlandse politiek als dat van onderwijs en cultuur. Ook was hij één van de pleitbezorgers van de vereniging van de noordelijke en zuidelijke Nederlanden. Anton Reinhard Falck werd op 19 maart 1777 in Utrecht geboren uit een Oostfries geslacht. Zijn vader was bewindhebber van de Verenigde Oostindische Compagnie. Na het Amsterdamse Athenaeum Illustre doorlopen te hebben, ging hij rechten studeren. Falck toonde zich een typische Verlichtingsfiguur, bewonderaar van Kant en Voltaire, in zijn jonge jaren overtuigd aanhanger van de patriottische beweging. Als student in de rechten maakte Falck kennis met prof. Paulus van Hemert, die hem inwijdde in de wijsbegeerte van Kant, de grote Verlichtingsfilosoof. Gedurende zijn studietijd reisde Falck veel en was in 1795 ook getuige van de revolutionare situatie in Frankrijk. Blijkens een brief aan zijn vader van 29 Oktober 1795 uit Combles is hij bijzonder teleurgesteld over het verloop van de revolutie: ‘Il n'est pas douteux que c'est le régime de la terreur, qui a fait que tant de personnes sont devenues royalists’. En later zal hij in zijn gedenkschriften schrijven: ‘Hetgene ik dagelijks zag en hoorde stemde mijne gevoelens omtrent het republicanisme in Frankrijk tot op den trap der volledigste onverschilligheid af’. Falck maakte nog een lange reis door Duitsland, waarbij hij Berlijn, Dresden, Jena, Weimar en Göttingen bezocht. Dit jaar is het 175 jaar geleden dat het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden tot stand kwam. In Neerlandia 1990-1 werd daaraan reeds aandacht besteed. In dit nummer belicht Peter Krug de figuur van Anton Reinhard Falck, ‘secretaris van staat’ onder koning Willem I en groot pleitbezorger van de hereniging der Nederlanden.
Anton Reinhard Falck (1777-1843). Miniatuur van S.J. Rochard, 1819. Rijksmuseum Amsterdam.
In 1801 hield hij voor het genootschap ‘Concordia et Libertate’ in Amsterdam een rede ‘Idee der ontwikkeling van 's menschen zedelijken aanleg, in de geschiedenis opgespoord’, gebaseerd op het bekende geschrift van de Franse Verlichtingsdenker Condorcet ‘Esquisse d'un tableau historique des progrès de l'esprit humain.’ Onder koning Lodewijk Napoleon trad Falck in dienst bij de Hollandse legatie in Madrid. In 1806 keerde hij naar het vaderland terug waar hem een benoeming wachtte tot afdelingschef van het Departement van Buitenlandse Zaken en later van secretaris-generaal van het Ministerie van Marine en Koloniën. Lodewijk Napoleon liet zich gunstig uit over Falck: ‘Un jeune homme, très instruit et d'une grande espérance’, woorden die spoedig bewaarheid zouden worden. De beslissing van keizer Napoleon om Holland in te lijven (1810) werd door Falck sterk gekritiseerd en hij besloot de staatsdienst te verlaten en zich als advocaat in Amsterdam te vestigen. In 1811 en 1812 reisde hij opnieuw naar Duitsland en ook naar Zweden. Zijn organisatietalent en vermogen tot leidinggeven kwamen duidelijk tot uiting tijdens de anti-Franse rellen in Amsterdam in 1813 toen de bevolking na het vertrek van de Fransen overging tot plundering en brandstichting. Als kapitein van de Nationale Garde wist Falck de orde te herstellen en een voorlopig stadsbestuur samen te stellen. Tegelijkertijd zocht hij contact met Van Hogendorp, die in Den Haag voorbereidingen trof voor de ontvangst van de prins van Oranje. Falck zag met vreugde de onafhanke- | |
[pagina 55]
| |
lijkheid tegemoet: ‘Diep zij begraven de schand van 't lang gedragen juk’. Op 30 november 1813 landde prins Willem in Scheveningen. Falck begaf zich naar Den Haag, waar hij door Van der Duyn aan de toekomstige souverein werd voorgesteld. Falck maakte op de prins een goede indruk en werd al spoedig benoemd tot ‘secretaris van Staat’ (in rang gelijk aan een minister).
In 1814 vergezelde Falck de Oranjevorst naar Frankrijk. Ongetwijfeld Is toen al de vereniging van de noordelijke en zuidelijke Nederlanden ter sprake gekomen, waarvan Falck een groot voorstander was. Het was Falck, die de acht artikelen van het Weense tractaat betreffende het nieuwe koninkrijk Nederland opstelde. Met recht kon de toekomstige koning Willem I, toen hij zijn ‘secretaris van Staat’ aan keizer Alexander van Rusland voorstelde, zeggen: ‘ziehier mijn rechterhand!’ | |
Noord en zuid verenigdAls Secretaris van Staat kon Falck Willem I overtuigen van de voordelen van een vereniging van Nederland en België. Hij schrijft in zijn ‘Gedenkschriften’: ‘Den Prins vond ik, toen dit onderwerp voor 't eerst tusschen ons ter sprake kwam, niet zoo warm als ik verwacht had. Eene uitbreiding van grondgebied, ja, hield hij voor wenschelijk en noodzakelijk, maar over de Belgen in massa te regeren was eene onderneming voor welke hij terugdeinsde, vooral daar hij nog niet wist hoe hij het als Souverein met de Hollanders zoude stellen...’ (pag. 136). De vereniging (‘het amalgaam’ zoals deze werd genoemd) kwam tenslotte tot stand. In juni 1814 tekenden de grote mogendheden het protocol dat de basis legde voor de Nederlands-Belgische eenheid. In acht artikelen, opgesteld door Falck, werd dit samengaan van Nederland en België onder het Oranjehuis nader geregeld. Naar aanleiding van deze artikelen schreef Falck In zijn ‘Gedenkschriften’: ‘Of Holland moest op zichzelve blijven, òf de wederzijdsche belangen en instellingen moesten inééngesmolten en al de takken van de ouden Nederlandschen stam derwijze inééngevlochten worden, dat goede wil en middelen samenspannende tot onderlingen stut en steun stormen uit het zuiden niet alleen maar ook van elders op te steken met gerustheid konden worden afgewacht en gebraveerd. Eerst toen na eenige twijfeling gebleken was dat dit gevoelen de overhand had behouden, kon ik als aanhef der VIII artikelen schrijven: ‘L'Union sera intime et complète’. Falck speelde een belangrijke rol in de totstandkoming van de nieuwe grondwet, nadat de prins van Oranje tot koning was gekroond. De commissie voor de grondwet was samengesteld uit twaalf Nederlanders en twaalf Belgen, waarvan twaalf protestanten en twaalf katholieken. De vraag was echter wie de post van secretaris zou moeten vervullen in een commissie waarin allerlei tegenstellingen, ook godsdienstige, een rol zouden kunnen gaan spelen. Falck wist een simpele oplossing. Hij stelde de koning voor Jonas Daniël Meyer, een bekend joods rechtsgeleerde, voor deze functie aan te trekken. De koning accepteerde het voorstel zonder aarzelen. Steeds weer blijkt Falck op religieus gebied pleitbezorger van tolerantie te zijn. In zijn jeugdjaren had de achterstelling van de joden, waaraan eerst onder de Bataafse republiek een eind werd gemaakt, diepe indruk op hem gemaakt. Falck meende ook dat in de nieuwe Nederlandse staat katholieken en protestanten gelijke rechten moesten bezitten. Uiteraard was dit ook een conditio sine qua non voor de vereniging met België waarvan Falck, zoals gezegd, een groot voorstander was. Hierbij moet niet uit het oog verloren worden dat er noch in de Noordelijke noch in de Zuidelijke Nederlanden een
Koning Willem I, in 1833, geschilderd door Jean Baptist van der Hulst (1790-1862). Rijksmuseum Amsterdam.
| |
[pagina 56]
| |
sterke beweging bestond, die ijverde voor vereniging van beide. Ruim tweehonderd jaar Oostenrijks bewind hadden de katholieke Belgen vervreemd van de overwegend protestantse Noord-Nederlanders. Toch waren er in Noord en Zuid voorstanders van ‘het amalgaam’. De bekendste was uiteraard Jan Frans Willems (1793-1846), schrijver van de ‘Verhandeling over de Nederduytsche Taal- en Letterkunde opzigtelijk de Zuydelyker provinciën der Nederlanden’ en de geestelijke vader van de Vlaamse Beweging. Groot voorstander van de vereniging van Noord en Zuid was naast Falck en Van Hogendorp ook D.J. van Lennep, van 1799 af hoogleraar in de schone letteren en de geschiedenis aan het Amsterdamse Athenaeum. Met Van Lennep voerde Falck een regelmatige correspondentie. Deze beide promotore van een nieuw Nederlands koninkrijk, waarin de zuidelijke Nederlanden waren opgenomen, meenden hiermee het herstel van de oude Bourgondische eenheid te kunnen bewerkstelligen. Uit een brief van 16 augustus 1814 van Falck aan Van Lennep blijkt, dat hij overtuigd voorstander was geworden van de gedachte van de vereniging: ‘Bij u aan huis met u sprekende was het dat ik het idé der réunie eerst regt levendig opvatte. Sedert heeft het onafgebroken in mijn geest post gehouden...’ (pag. 208). In meer dan één opzicht wilde Anton Falck breken met het verleden. Het blijkt dat zijn oude patriottische opvattingen ook later zijn politieke denken nog hebben beïnvloed. Democratische ideeën in de geest van de Verlichtingsfilosofie komen o.m. tot uiting in een brief aan C.T. Elout: (17 mei 1815) ‘Van een anderen kant houde ik het bij den tegenwoordigen toestand der volksbegrippen en de zichtbare neiging der maatschappelijke betrekkingen voor zeer raadzaam, om het onderscheid tussen adelijken en niet adelijken zoo veel mogelijk te verkleinen. Naarmate de kluft grooter is zal ook de schok heviger zijn, waarbij vroeger of later, misschien eerst over eene eeuw de gepriviligieerde klasse verdwijnen moet... De zamenstelling der Staten Generaal, hoe die ook zijn moge, zal gemakkelijk mijne approbatie verwerven, mits het volk ‘er wezentlijke vertegenwoordigers en een niet al te verwijderde invloed op heeft...’ | |
Onderwijs en taalproblemenIn 1917 trad Anton Falck in het huwelijk met freule de Roisin uit een adellijke Doornikse familie. Zij was aanvankelijk hofdame van de koningin. Het huwelijk was zeer gelukkig, maar bleef kinderloos. In 1818 benoemde koning Willem I Falck tot minister van Onderwijs, Nijverheid en Koloniën. Onderwijs en Volksontwikkeling hadden altijd Falcks belangstelling al gehad. Zo was hij één van de oprichters, zowel van het Leesmuseum in Amsterdam als in Den Haag. In zijn Gedenkschriften schreef hij over zijn activiteiten in het jaar 1818: ‘Aan de verbetering en uitbreiding van het Lager Onderwijs heb ik, onder voorlichting en met hulp van Van den EndeGa naar eindnoot1. zelden anders dan met gemak en genoegen gearbeid. En de koning... beaamde steeds gereedelijk alle mijne voorstellen... Omzichtigheid was zeker een hoofdvereischte bij degenen die de lagere scholen in België te hervormen of liever die ze er in te voeren hadden, want die op den naam van scholen in billijkheid aanspraak mogten maken bestonden er eigentlijk niet...’ (pag. 218). Ook het hoger onderwijs had zijn volle aandacht. Hij spande zich in voor de totstandkoming van de Gentse Universiteit. Falck was aanwezig bij de plechtige opening in 1826. Er werd een net van openbare scholen gesticht: gemeentescholen, 15 rijkslagere scholen en een normaalschool voor onderwijzers in Lier. Ten aanzien van het taalprobleem kan nog worden opgemerkt dat voor Willem I de nationale taal was: ‘Nederduitsch, zijnde Hollandsch, Vlaamsch, Brabantsch’. In de Vlaamse gebieden (Oost- en West-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg) was het Nederlands de officeële taal, de rest bleef tweetalig. Bij de uitvoering van het onderwijs - en taalprogramma kwamen de koning en Falck voor een onoplosbaar dilemma te staan: De economische politiek was moeilijk te verenigen met de taalpolitiek. Voor het uitvoeren van zijn industrialisatieplannen in het zuiden was de koning aangewezen op moderne, geschoolde, maar Frans georiënteerde industriëlen en ambtenaren. Invoering van het Nederlands ging niet alleen in tegen hun culturele traditie maar ook tegen hun standsgevoel. Wat Vlaanderen betreft, hier werd dankzij de taalwet van de Oranjevorst het Frans aanzienlijk teruggedrongen. De drie universiteiten, die onder Willem I in het Zuiden werden opgericht (Gent, Leuven en Luik) moesten ook dienen ter bevordering van de Nederlandse cultuur.
De koning was een onvermoeibare werker, die zich uitgebreid liet informeren over allerlei problemen in het koninkrijk. Falck ergerde zich wel eens aan het ‘fanatisme du détail’ van deze autoritaire vorst.
Hoezeer Falck de Verlichtingsidealen trouw bleef, blijkt o.m. uit zijn ‘Gedenkschriften’, waarin hij in zijn beschouwingen over het jaar 1818, toen hij minister van onderwijs werd, wijst op de betekenis van de wetenschap en ook op de waarde van de tolerantie. Schrijvend over de toegenomen welvaart zegt hij: ‘...Bij niemand voorts kan de overtuiging dieper en volkomener zijn dat wij deze weldaden te danken hebben aan de kunsten en wetenschappen...’. Ook pleit hij voor tolerantie, immers: ‘Bij oneindig vele vraagstukken is de volstrekte waarheid voor den mensch onbereikbaar’. Bilderdijk | |
[pagina 57]
| |
Spotprent op de Conferentie van Londen in 1830. De haas (Frankrijk), de aap (Oostenrijk), het paard (Pruisen) en de ijsbeer (Rusland, dat Polen vertrapt) onderhandelen over het lot van Nederland en België (de geketende leeuw, links en de haan rechts).
Gravure uit de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. noemde hij een ‘geleerde kwast’. Met het bekende boekje van Da Costa ‘Bezwaren tegen den geest der eeuw’ was hij allerminst ingenomen: ‘Ik meende dat een schrijven van Da Costa aan de Koning, ten geleide van zeker over-orthodox maar zeer ongrondwettig werkje, ‘uit de hoogte beantwoord diende te worden’. (Gedenkschriften pag. 224).
Hoe groot het vertrouwen van de Oranjevorst in deze ervaren en erudiete bewindsman was, blijkt ook uit het feit, dat Falck verschillende moeilijke missies moest volbrengen. In 1819 en 1820 bevond hij zich in Wenen om mede te werken aan de opstelling van de slotacte van het Weense Congres. Hier voerde hij ook besprekingen met Metternich. Teruggekeerd in patria ontving Falck een dankbetuiging van de koning voor zijn succesvolle activiteiten in Wenen. In 1823 werd Falck naar Londen gezonden om de Nederlandse gezant daar bij te staan in de moeilijke onderhandelingen met Engeland over de teruggave van de Nederlandse bezittingen in Oost-Indië. In 1924 benoemde de koning Falck zelf tot ambassadeur in Londen. Hij heeft deze functie bekleed tot 1832 hoewel hij reeds in 1830 op zijn ontslag had aangedrongen. Door de Belgische kwestie was zijn positie in Londen weinig benijdenswaardig geworden. De starre houding van de koning in deze kwestie leidde tot irritatie bij de grote mogendheden. | |
De breuk tussen noord en zuidOp de oorzaken van de breuk tussen Noord en Zuid kan ik hier niet uitgebreid ingaanGa naar eindnoot2.. Het waren niet alleen de tegenstellingen tussen het conservatief-katholieke zuiden en het protestantse noorden, de ontevredenheid van de verfranste liberale bourgeoisie over het autoritaire regime van Willem I, maar ook de verslechterende economische toestanden in het zuiden met als gevolg werkloosheid en verlaging van de lonen. Het noorden zag bovendien met argwaan en afgunst hoe de zuidelijke industrieën de bijzondere aandacht van de Oranjevorst kregen. Toch wil ik hier nog eens herhalen hetgeen prof. E.H. Kossmann in zijn imposante werk ‘De Lage Landen 1780/1980’ schreef: ‘Er was in 1815 ondanks alle pessimistische voorspellingen die gedaan werden, geen gegronde reden geweest om te verwachten dat het grote experiment van een Nederlands-Belgische reünie zou mislukken’ (deel 1, pag. 130).
Voor Falck was een breuk tussen Noord en Zuid een bittere teleurstelling. In een brief aan Van Lennep van 11 juli 1830 schreef hij: ‘Er zijn waarschijnlijk niet vele menschen in Nederland die deze naderende scheiding van Noord en Zuid met zoo leede oogen zien als gij en ik. Zeker zijn er weinigen die zo vroeg het denkbeeld der vereeniging opgevat en gekoesterd hadden. Het is tenminste al achttien jaar geleden dat wij ons over dat schoone probleem voor het eerst onderhielden en hoe dikwijls, sedert dien tijd, hebben de omstandigheden het aanschijn gehad alsof het op eene voldoende wijze en voor altijd gesolveerd was? De uitkomst is nu anders, maar noch door uwe schuld noch door de mijne; - eene geringe troost, ik erken het, in vergelijking met de smart die men gevoelen moet op het herdenken aan zoovele moeite en arbeid, jaren lang en hoewel niet immer even doelmatig echter steeds met de beste bedoelingen aan het welzijn der provinciën besteed. In de Zuidelijken staat nu de vrucht van dat alles grootendeels verloren te gaan. Ik beklaag ze, doch habent quod sibi imputent’. De meerderheid van de Noordnederlanders (behalve politici als Van Hogendorp en Thorbecke) bleef echter onverschillig.
Van 1832 tot 1839 woonde Falck als ambteloos burger in Den Haag op het landgoed Huis Ter Noot. Hij verdiepte zich weer in de studie der klassieke oudheid en filosofie en correspondeerde met vele vooraanstaande geleerden en politici, waaronder Thorbecke. De Belgische kwestie hield hem steeds bezig. Koning Willem I verzette zich hardnekkig tegen de scheiding van Nederland en België. Eindelijk in het voorjaar van 1838 | |
[pagina 58]
| |
ging de koning mede onder aandrang van Falck overstag. In de zomer van 1839 bood de koning hem een nieuwe uiterst delicate opdracht aan, n.l. de gezantschapspost in Brussel. Hij aanvaardde ook deze taak, hoewel zijn gezondheid door jichtaanvallen steeds verder achteruitging. In 1843 overleed hij in Brussel.
Gezien de overheersende positie van het Frans in het nieuwe koninkrijk België, is de volgende passage uit een brief die Falck als ambassadeur op 15 juni 1840 uit Brussel aan Van Lennep schreef, zeer opmerkelijk: ‘Het is een lust om te zien hoe er nu in al de gedeelten van dit land, die niet van origine Waalsch zijn, geijverd wordt voor de Vlaamsche taal - en de Geestelijkheid aan het hoofd - alsof het er op gezet was om het contrast met de petionering ten tijde van koning Willem volledig te maken. De praedominatie van het Vlaamsch als het krachtigste zoo niet het eenige element der nationaliteit hoorde ik nog gisteren in een gemengd gezelschap (o.a. De Theux) en wat meer zegt ten huize of liever op het buiten van één der Graven De Mérode, met de grootste vrijmoedigheid, ja zelfs met drift aanprijzen door den rector der Catholieke Universiteit, Abbé De Ram’. | |
Verdiensten van FalckNa zijn dood werden allerwege in Nederland de grote verdiensten van Falck gememoreerd. Maar niet alleen in Nederland! In een levensschets, geschreven door O.W. Hora Siccama bij de verzamelde brieven van Falck wijst deze op de grote waardering, die de Belgen koesterden voor de staatsman ‘die eenmaal het Zuidelijk Nederland als een tweede Vaderland bemind had’. Juist in België had Falck de ontwikkeling van kunsten en wetenschappen sterk gestimuleerd. Als lid van de Orde van Vrijmetselaren werden op zijn initiatief de Zuidnederlandse loges losgemaakt van de Franse en verenigd met de Nederlandse onder de Loge van het Grootoosten. Zijn vriend Mr. C. Vollenhoven schreef over Falck: ‘In het staatkundige was hij te midden der revolutie altijd voor de gematigde partij. Hij wilde niet dat men het goede met het kwade tegelijk onderwierp en minder op personen dan wel op de zaken acht sloeg’.
In zijn werk ‘Van Republiek tot Koninkrijk’. De vormende jaren van Anton Reinhard Falck 1777-1813' (Amsterdam 1985) gaat dr. D. van der Horst in op de vraag waarom er nooit een biografie over Falck is verschenen. Hij wijst erop, dat de ‘klein-Nederlandse geschiedschrijvers (zoals Colenbrander) de ideeën van Falck niet deelden. Thorbecke schreef nog met sympathie over Falcks ‘milde, moedige, opgeklaarde vaderlandsliefde, die door aantrekking niet door uitsluiting den geboortegrond meent te dienen’ (hij doelt met ‘aantrekking’ op de aansluiting van de Zuidelijke Nederlanden). Colenbrander heeft in 1913 weliswaar Falcks ‘Gedenkschriften’ uitgegeven, maar hij sympathiseert niet met hem. In zijn ‘Inlijving en opstand’ critiseert hij het optreden van Falck, die in 1813 tekort geschoten zou zijn in vergelijking met Van Hogendorp. Terecht merkt dr. Van der Holst op dat deze vergelijking met Van Hogendorp iets onbillijks heeft: ‘Van Hogendorp was om te beginnen vijftien jaar ouder dan Falck en had een gevestigd maatschappelijk en politiek prestige... Bovendien trad hij op het politieke toneel naar voren in Den Haag, betrekkelijk klein, Oranjegezind en verlangend zijn oude positie als residence te hernemen. Falck daarentegen was werkzaam in het vijfmaal grotere Amsterdam, met zijn nog altijd sterke en zelfbewuste elite, die in een positie om te doen wat Van Hogendorp deed... Dit alles neemt echter tenslotte niet weg, dat hij zijn uiteindelijke doel nooit uit het oog verloor, zelf bij het optreden van Van Hogendorp onmiddellijk ondubbelzinnig partij gekozen heeft...’ Los van deze discussie in stel ik bovendien vast, dat de verdiensten van Falck vooral liggen in zijn optreden na 1813.
De brievenGa naar eindnoot3. en gedenkschriftenGa naar eindnoot4. van Anton Reinhard Falck vormen nog steeds boeiende lectuur, omdat zij niet alleen een goed tijdsbeeld geven, maar ook als ‘document humain’ een bijzondere waarde hebben. Uit deze brieven en mémoires treeds Falck naar voren als een beminnelijk mens, vrij van vooroordelen, tolerant en erudiet met onmiskenbare diplomatieke gaven. Hij verstond de tekenen des tijds vaak beter dan zijn omgeving. Ook hierdoor heeft hij zowel aan Nederland als aan België onschatbare diensten kunnen bewijzen.
Peter KRUG |
|