Neerlandia. Jaargang 94
(1990)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||||||||||
Cornelis had een glas gebroken...
| |||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||
paar: De Hollandse Maatschappij der Wetenschappen (Haarlem)Ga naar eindnoot1.), Felix Meritis (Amsterdam), het Bataafs Genootschap (Rotterdam), het Zeeuws Genootschap (Vlissingen). Al die organisaties hadden hun eigen oogmerk, een eigen programma. Zij waren er allemaal op gericht de samenleving te dienen. Ondanks onze verdediging van de Republiek gedurende de Pruikentijd moeten wij toegeven dat het met het voorbereidend en lager onderwijs allermiserabelst gesteld was, in de grote steden iets minder dan op het platteland. Toch zat er beweging in de lucht. Mocht al het Groot-Haneboek zich onverdroten handhaven als de enige methode het kind te leren lezen en het op te voeden in de erkenning dat zijn aardse bestaan slechts mogelijk was door de goddelijke genade (met in het achterhoofd dat het van nature een zondaar was niet waard voor het aangezicht des Heren te verschijnen), in 1779 schreef Betje Wolff: ‘Onze eeuw is, in één opzicht, zeer wel van alle voorgaande onderscheiden. Dit is de eeuw naamentlijk waarin men voor kinderen schrijft.’ Nu klopt deze zin niet helemaal, want wel werd er óver, maar niet vóór kinderen geschreven. Tot aan het opzienbarende initiatief van Van Alphen bestond er niets.
Dr. H. Pomes beschrijft in zijn ‘Over Van Alphen's kindergedichtjes’ de situatie van het boek voor het kind voor Van Alphen op waarlijk kostelijke wijze, hoe bedroevend zijn relaas in feite is. Kinderboeken waren alleen de schoolboeken. En schoolboeken waren variaties op het Groot-Haneboek, waarvan ik de inhoud hieronder opsom:
Het kind was voorbestemd met de lijdende Christus op zijn hals het leven door te gaan. Christus was geen leidsman, maar een drukkende last op de kinderziel. En toch woei over Europa, een nieuwe geest. John Locke domineerde krachtig onder hen die de orthodoxie als een loden last voelden. Omdat we schrijven over kindergedichten en kinderopvoeding, noemen we Locke's grote werk ‘Some thoughts concerning education’, dat vooral in Remonstrantse en Doopsgezinde kring in ons land furore maakte. In Frankrijk schreef Rousseau zijn ‘Emile, ou de l'éducation’, een terug naar de natuur. Dit werk heeft duidelijk sporen nagelaten in het
Verzameling Gemeentearchief 's-Gravenhage.
werk van de rechtzinnige Van Alphen. Het piëtisme had hier een groot vertegenwoordiger bezeten in de in ballingschap in de Republiek vertoevende bisschop der Moravische Broeders Comenius. Ook deze invloed vindt in Van Alphen langs de Duitse omweg zijn inwerking. Ondanks het feit dat de oer-Calvinist het leven in de Republiek wist te beheersen, wijzigden de denkpatronen zich, met name onder de niet-calvinisten, maar niét ten aanzien van de kinderopvoeding. Vooral de Haarlemse Maatschappij van Wetenschappen was op dit punt actief door het uitschrijven van prijsvragen, waarvan het resultaat geen praktische uitvoering vond en die ondanks alle vooruitstrevendheid van sommige inzendingen, het bigot religieus karakter van de kinderopvoeding Ga naar eindnoot2.) | |||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||
bewaarden. Deze zaken moeten we in het oog houden als we nu onze aandacht direct richten op de prestaties ten gunste van het kind van Van Alphen. Van Alphen is een rechtzinnig christen, een schitterend theoloog èn een kind van zijn tijd: christen èn moralist. Stelde hij al tegen het einde van zijn flamboyante studentenbestaan zijn dichtkunst in dienst van de liefde tot Jezus, dan mogen we verwachten dat zijn diepe geloofsovertuiging doorwerkt in zijn versjes voor de jeugd. En dan gebeurt het wonder: niet de erfzonde, maar de liefde bepaalt hun inhoud. En dat is een overwinning op de heersende levensopvatting die Van Alphen zelf in woord en geschrift heeft beleden. Van Alphen verloor zijn jonge, fysiek zwakke echtgenote - een zuster van Prijklof Michael van Gaens - bij de geboorte van hun derde kind. Ofschoon zijn moeder de zorg voor de kleintjes op zich neemt, dwingt zijn persoonlijke verantwoordelijkheid hem zich persoonlijk met zijn kinderen bezig te houden. Voor de typische wetenschapsman houdt dat in, dat hij zich gaat verdiepen in zaken van opvoeding en onderwijs. Hij richt zich daarbij vooral op onze oosterburen, waar de nieuwe gedachten op praktische wijze zijn omgezet. De piëtisten hebben hun scholen in Halle, waar de geest van hun voorman August Hermann Francke nog lang doorwerkt. In Dessau heeft Johann Berhard Basedow (1724-1790) zijn Philantropium opgericht, dat weldra uitgroeit tot een machtige beweging en dat gebaseerd is op Rousseau's ideeën.
Ook zijn er kunstenaars, dichters, die zich tot het kind wenden. Twee ervan noemt Van Alphen zelf met name, omdat hij hun streven gewaardeerd heeft en omdat zij hem soms de weg hebben gewezen hoe met een bepaald onderwerp het kind te benaderen. Toch is er een levensgroot verschil tussen de zwaar-op-de-handse Duitsers en de veel nuchterder Hollander. En nogmaals mogen we vaststellen, dat de liefde voor het kind de leidraad is geweest voor dit ongewone werk van een vroom dichter. Kinderen moeten wat hij schrijft kunnen begrijpen. Dat staat voorop. En dat is in de Republiek al een groot wonder. Brachten ‘vernieuwers’ vóór Van Alphen in de schoolleerboeken levenswijsheden in berijmde spreuken van erbarmelijke kwaliteit en onbegrijpelijk voor kinderen, Van Alphen schrijft korte versjes die gemakkelijk te onthouden zijn. De kinderen kennen ze dan snel van buiten.
Heel belangrijk is ook de opmerking in zijn inleiding dat hij een leeftijdsgrens stelt. ‘Zij zijn wel allen niet voor kinderen van vier of vijf jaaren geschikt, maar dit was ook juist niet noodig. Men kan zelf kiezen, welken men aan zijne kinderen wil laten lezen, ook kan men schielijk merken, of een kind verstaat wat het leest dan niet. De opsteller heeft met allen de proef genomen, en hij kan verzekeren, dat zijn oudste jongetjen - een kind van vijf jaren - velen van dezelven op de eerste of tweede lezing verstaan heeft; en daarom houdt hij zig verzekerd, dat alle deze stukjens voor kinderen, boven de vijf en beneden de tien jaren, bruikbaar zijn. Ook mag het geen kwaad wanneer hier en daar het kinderlijk verstand een kleine zwarigheid ontmoet en daar tot vragen en praten wordt opgewekt.’ | |||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||
Het eerste versje leidt het bundeltje bij de kinderen in met woorden die misschien vandaag ouderwets klinken, maar de taal is vriendelijk, de toon warm en verheugd. Er zit geen schimmetje erfzonde in: Ziedaar lieve wigtjes!
Een bundel gedigtjes,
Vermaakt U er mee!
Vandaag schrijven we uitsluitend om het kind te amuseren. Er is natuurlijk verschil tussen ‘de goede oude baker Saartje’ van Van Alphen en ‘een tante en een oom, die wonen in een eikeboom’ van Annie M.G. Schmidt.
Bij Van Alphen neemt de relatie tot God een grote plaats in, ook in de kinderversjes. En die relatie is er bij hem niet een van bangmakerij. God is hun aller Vader, die vereer je niet alleen, maar je vertrouwt Hem, je bewondert Zijn grootheid. Wat er ook met het kind gebeurt, het moet zich geborgen weten in de liefdevolle zorg van de Hemelse Vader. Maar niet alleen tot God is de relatie er een van vertrouwen en bewondering. Tussen kind en ouders heerst een toon van grote wederzijdse liefde. Dat de ouders in die relatie de leidende rol hebben, dat ze hun kinderen be-leren, ligt vooral in de deftige sfeer van de achttiende eeuw voor de hand. In die sfeer van geloof, van huiselijke warmte, past ook de aandacht voor de misdeelde. De achttiende eeuwse maatschappij is opgebouwd volgens een door God zelf bepaalde ordening. Er zijn rijken, er zijn armen. De armen worden bijgestaan door liefdadigheid, maar het zich bezinnen op het voorkòmen van armoede is nog toekomstmuziek.
Bij Van Alphen lezen we het volgende kinderversje: Die afgeleefde man, die bijkans nakend zit,
En trillend van de kou, mij om een duitje bidt,
Is even goed als ik. Gods wijsheid gaf alleen
Mij wat meer geld dan hem. Ben ik dan beter? Neen.
Een vroom en eerlijk mens draagt dikwijls slegte kleren:
Ik wil dan ook de deugd in arme mensen eeren.
Die met veragting op hem ziet,
Doet naar 't bevel van Jezus niet.
De invloed van Rousseau - nimmer met name genoemd - doet zich ook gelden in deze versjes. De liefde voor alles wat er leeft, groeit en bloeit wordt ondergeschikt gehouden aan Gods goedheid en wijsheid, de gaven die Hij schenkt. Dr. Pomes wijst in zijn studie over de kindergedichtjes op de zuiverheid en welluidendheid van het ‘Avondlied’, dat een tekening geeft van de het kind omringende natuur. Geen wonder, zelfs al in de vroege poëzie die Van Alphen samen met Van de Kasteel het licht doet zien, komt deze beïnvloeding duidelijk aan het daglicht. De grote technische vaardigheid van Van Alphen en zijn werkelijk dichterlijk vermogen een schoonheidsbeleving de ontroering mee te geven die alleen de kunstenaar vermag, stonden daar bij voorbaat borg voor. Ik neem het door Pomes geciteerde gedicht hieronder over: Het starrengeflonker
Vervrolijkt het donker;
De lichtende maan
Begint op de weiden
Haar glanssen te spreiden
En speelt door de blaên.
Al ziet men geen kleuren,
Men wordt tog door geuren
Verkwikt waarm en gaat.
'k Hoor zelfs in seringen
Den nagtegaal zingen
En 't kwarteltje slaat.
Ik wil de beschouwing over de geboorte van de eerste versjes voor kinderen besluiten met dat wat zelfs in onze tijd daarvan is blijven hangen, want niets is zo nuttig als de herkenning.
Alle goede eigenschappen die men graag in zijn kinderen zou willen herkennen, zijn ook bij de amateur-pedagoog Van Alphen de revue gepasseerd: bedachtzaamheid, tevredenheid, geduld. Heel bekend was - en is misschien nog wel - het gedichtje ‘Het hondjen’. Hoe dankbaar is mijn kleine hond
Voor beentjes en wat brood...
Met het slot: Maar kan een beest zo dankbaar zijn
Wat wagt men niet van mij!
En het gedicht ‘Het geduld’ hoor ik nog uit de mond van mijn vader, die zelfs in zijn jonge weinig vrolijke leven met de versjes van Van Alphen had kennisgemaakt en trots was op deze kennis van de vaderlandse dichtkunst, | |||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||
vooral toen hij bemerkte dat zijn zoon zich voor die kunst meer dan gebruikelijk interesseerde. Het geduld.
Geduld is zulk een schoone zaak
Om in een moeilijke taak
Zijn oogwit uit te voeren;
Dit zag ik laatst in onze kat,
Die uuren lang gedoken zat,
Om op een rat te loeren.
Zij ging niet heen voor zij de rat,
Gevangen, in haar klaauwen had.
Ik begon de inleiding tot dit artikel met het fameuze ‘Cornelis had een glas gebroken
voor aan de straat...’
Daarin wordt het zeggen van de waarheid beloond. In het even bekend gebleven ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ volgt eveneens een beloning, deze keer voor zelbeheersing.
De kinderversjes van Van Alphen bieden een rijkgeschakeerd beeld van de problemen die deze amateurpedagoog te overwinnen had. Hij had het geluk een echte dichter te zijn èn een wetenschapsman die het hele denken in het westeuropees verband in staat was te verwerken. Vergeten we niet dat de letterkunde bij onze Oosterburen een onvergetelijke bloeiperiode doormaakte. Wat denkers produceerden, werd in letterkunde op schitterende wijze naar een groot lezers- en kijkerspubliek overgedragen. Dan is het toch die Hollander die op het terrein van de benadering van het kind het ruimschoots wint van die rijk gevoede Duitse tegenhangers. Mijn terugreis naar de achttiende eeuw binnen de Republiek smaakt naar meer. Dank zij Van Alphen.
Freek van Wel | |||||||||||||
Bronnen:
|
|