Bij de ontwikkeling in Zuid-Afrika
De recente ontwikkelingen, o.m. de wijze waarop door onderhandelingen tot een vreedzame regeling van het Namibië-conflict wordt gekomen, hebben mij gesterkt in de overtuiging, dat de vreedzame weg naar beëindiging van de apartheid geen onbegaanbaar pad is.
De mondiale ontwikkelingen welke hebben geleid tot toenadering tussen de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie en daardoor tot een vermindering van hun betrokkenheid bij gewelddadige regionale conflicten, hebben ook tot effect gehad, dat de beide grote mogendheden de regionale vraagstukken niet langer langs gewelddadige weg benaderen, maar meer ruimte bieden aan en aandrang uitoefenen op betrokken partijen om de dialoog aan te gaan en door onderhandeling en overreding tot een oplossing te komen.
Dat geldt ook voor de problematiek van Zuidelijk Afrika en in het bijzonder voor de wereldwijd gewenste beëindiging van het apartheidsysteem.
Het ligt voor de hand, dat de West-Europese landen welke een niet-gewelddadige beëindiging van het staatssysteem van apartheid voorstaan, hun positie in het licht van deze mondiale veranderingen herzien.
Vragen komen op naar de noodzakelijk en legitieme betrokkenheid van alle politieke en maatschappelijk representatieve organisaties van blanke en niet-blanke inwoners van Zuid-Afrika.
Vragen komen ook op of voortgezette of uitgebreide desinvesteringen en boycotmaatregelen nog wel passen in een strategie welke erop gericht is de apartheid langs vreedzame weg te beëindigen.
De situatie in Zuidelijk Afrika is de laatste tijd wezenlijk anders geworden. Een wat boude bewering zullen sommigen zeggen. Wezenlijk anders?
De apartheid is nog niet afgeschaft, de belangrijkste discriminerende wetten zijn gehandhaafd, de wet op de groepsregistratie bestaat nog steeds, de zwarten hebben geen stemrecht op nationaal niveau, de blanke opperheerschappij bepaalt als vanouds vanuit het blauw van de hemel de werkelijkheid van Zuid-Afrika. De uitzonderingstoestand werd niet opgeheven, van de politieke gevangenen werden slechts enkelen vrijgelaten, de politieke verenigingen werden niet erkend, de Grote Indaba is nog steeds niet in zicht.
Het gesprek van alle betrokkenen, de blanken met hun politieke organisaties, de Nationale Partij, de Democratische Partij, en de Conservatieve Partij, de niet-blanken met Inkata, ANC, V.D.F., PAC, de Arbeiderspartij, en andere groeperingen, is nog steeds niet in de steigers gezet.
Waar moeten we dan de wezenlijke veranderingen zoeken?
Naar mijn mening allereerst in het bewustzijn van de mensen in Zuid-Afrika, waarin wezenlijke veranderingen zijn opgetreden.
Wezenlijk nieuw is het toenemend besef bij de blanken, dat aan de blanke heerschappij een einde komt, dat aan de niet-blanken een echt redelijk aandeel in de macht moet worden toegekend, dat de apartheid in haar vele staatsrechtelijke en maatschappelijke, maar ook in haar menselijke en zedelijke aspecten ten einde loopt. Hopelijk is ook het groeiende besef bij de blanken, dat de toekomst en de veiligheid van alle Zuid-Afrikanen de definitieve afschaffing van de apartheid vereist.
De vraag die voor ons ligt, is, of dat einde langs de weg van overeenstemming, langs de weg van vreedzaamheid, in de aanvaarding van het volstrekt negatief oordeel dat de geschiedenis moreel en politiek heeft geveld over de apartheid als systeem van staatsinrichting, komt. Of wachten het land en de verantwoordelijke regering alleen maar totdat het systeem ter ziele gaat aan geweld, bloed, moord, plundering en vernieling?
Wezenlijk nieuw zijn ook de feitelijke ontwikkelingen in de Zuid-Afrikaanse samenleving.
De demografische ontwikkeling is zodanig, dat het niet-blanke deel én de totale bevolking van het intacte Zuid-Afrika een steeds groter aandeel neemt. De groei daarvan is explosief. De maatschappelijke ontwikkeling laat zien, dat binnen deze groei de niet-blanke bevolking ook snel toeneemt in opleiding en scholing, in inkomen en vermogen, in huisvesting, in beroepsniveau.
De politieke ontwikkeling laat zien, dat de niet-blanke bevolking er steeds meer van overtuigd raakt, dat de ontwikkeling naar echt staatsburgerschap van Zuid-Afrika wel kan worden afgeremd, maar op den duur niet kan worden tegengehouden door haar politieke en economische rechten te onthouden en met leger en politie in het blanke gareel te dwingen.
Het zelfbewustzijn en de organisatiegraad van de niet-blanke bevolking neemt zienderogen toe.
Wezenlijk is ook, dat er aan de niet-blanke kant voldoende capabele mensen zijn die ondanks alles wat er is gebeurd en nog gebeurt en ondanks alle onrecht wat hun in de voorbije eeuwen is aangedaan bereid zijn tot een Indaba te komen om eens en voor altijd de Zuid-Afrikaanse samenleving op de goede rails van een non-raciale, democratische en vrije koers te zetten.
Er is meer dan voldoende menselijk en ander potentiëel aanwezig om voor de groeiende bevolking van Zuid-Afrika een goed-georganiseerde samenleving te scheppen, welke in erkenning van de noodzakelijke eenheid, maar met respect voor minderheden, - en er zijn alleen minderheden in dit land -, een goed tehuis is voor allen.