Neerlandia. Jaargang 93
(1989)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |
anv-nieuws
| |
[pagina 236]
| |
ter dan het andere Testament, het moralistische Nieuwe. Hierna volgen 11 hoofdstukken, zijnde 11 gesprekken met zijn vrouw, de in Tielt geboren dichteres Hanna (Johanna) Kirsten. De formule van de rechtstreekse confrontatie, het interview, is vanzelfsprekend niet nieuw. Geregeld verschijnen er boeken van journalisten, bij voorkeur mediamensen, die naar een staatsman (Gaston Eyskens), een kardinaal (Godfried Danneels), een kunstenaar (Gerard Walschap), een museumdirecteur (Jan Hoet), een renner (Eddy Merckx) zijn toegestapt, dagenlang soms, hem de woorden uit de mond hebben gehaald, de voering uit het hemd. Eén gek kan nu eenmaal méér vragen dan honderd wijzen kunnen antwoorden.
Dat Wij, Europa een openhartig en menselijk boek is geworden, waarin Hendrik Brugmans veel minder ver van u en mij af komt te staan, heeft ongetwijfeld te maken met de manier waarop Hanna Kirsten aan het werk is getogen. Haar jonge jaren (toen de 35-jarige Hendrik op 4 mei 1942 als gijzelaar naar het bisschoppelijk seminarie Beekvliet in St.-Michielsgestel werd overgebracht, hadden háár ouders elkaar nog niet eens ontmoet!) hebben ervoor gezorgd, dat zij met kritische zin en met grote nieuwsgierigheid Hendrik heeft uitgehoord en hem - uitentreuren, wie weet - heeft gepraamd en aangezet tot allerhande mededelingen, vaak van belangwekkende orde. U heeft toch ook al wel opgemerkt, hoe een verliefde vrouw niet dit of dat van haar partner wenst te vernemen, maar alles, hoe onaangenaam dat voor het beminde slachtoffer (meestal is het een man) mag zijn. Wat bijgevolg door de nevel van de tijd dreigde verloren te gaan, heeft Hanna Kirsten, keurig op tijd, niet gehinderd door enige gêne, verhelderend op doen schrijven en in het licht van de openbaarheid gebracht, wat beiden siert. Dat rector Brugmans haar niet van zich af heeft geduwd, dat hij haar vrijuit heeft geantwoord, óók over de tegenslagen en tegenkantingen in zijn leven, de ontgoochelingen, de mislukkingen - hé, kijk, de mislukkingen, wie zou zoiets nu denken? - , integendeel: dat hij de vragen soms heeft uitgelokt of gesuggereerd, dat is zo klaar als een klontje, dat alles maakt dat Wij, Europa een authentiek boek is geworden, dat niets heeft van de betweterij en de opdringerigheid van het hagiografische geschrift.’ Het gesprek met Hendrik Brugmans, op de uitnodiging als ‘openhartig’ aangekondigd, werd gevoerd door mr. Michiel Vandekerckhove, ere-advocaat en ere-magistraat, mevrouw Anne Pannier, kunsthistorica en Luc Decorte. De avond maakte duidelijk dat Brugmans een man is op zoek naar de Waarheid, of beter: een Waarheid om van, voor en mee te leven; een man met grote zin voor rechtvaardigheid, die vanuit die gedrevenheid politiek en sociaal heeft geijverd; een man met stijl en allure, un homme de lettres, die theorie én praktijk nooit heeft willen scheiden; én een man die kiest voor Europa en de wereld, zonder te vergeten dat hij een Amsterdammer van geboorte is, een Nederlander in hart en nieren, die met grote verbondenheid het reilen en zeilen van zijn Vlaamse cultuurgenoten volgt. In 1973 publiceerde Brugmans' 29 jaar jongere vriend, prof. dr. Paul Van de Meersche, bij de helaas teloorgegane Brugse uitgeverij Orion Het antwoord van Brugmans, een boek van 200 blz., dat géén pleidooi inhield, géén poging was om zichzelf belangrijker, wijzer of mooier voor te doen, maar een lang gesprek met Van de Meersche over wat hij in de loop der jaren, toen al, had bevochten en gepropageerd, verworven en verworpen. Na het boeiende en vaak sprankelende gesprek met Hendrik Brugmans, dankte ook Onderwijsminister D. Coens de gevierde en wees hij op de belangrijke rol van het Europa-college.
Coens verwees naar een artikel dat Brugmans enkele jaren geleden in Ons Erfdeel publiceerde onder de titel ‘Vlaanderen - Nederlandse culturele integratie - Benelux - Europa’. ‘Het zijn stuk voor stuk dromen die Hendrik Brugmans hebben geïnspireerd en voor de verwezenlijking waarvan hij zijn hele loopbaan, en nog altijd, met visie en moed heeft geijverd: nl. de erkenning in Nederland van de culturele en sociale emancipatiebeweging in Vlaanderen, de samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland, vanuit het bewustzijn van ons over alle subculturen heen gemeenschappelijk cultureel erfgoed en de gemeenschappelijke zorg om de toekomst; Benelux, het voorbeeld van samenwerking tussen drie kleine landen in Europa, die een voorbeeld zijn geweest van Europese samenwerking avant la lettre en tenslotte en bovenal de droom van de Europese eenwording. (...) Niemand kon in de vorige eeuw vermoeden dat Vlaanderen en Nederland, vandaag opnieuw zoveel gemeens met elkaar zouden hebben, zoveel uiteenlopende en verscheiden vormen van economische samenwerking, wetenschappelijke uitwisseling en culturele verbondenheid. Vooral sinds het afsluiten van het cultureel akkoord in 1946 is tussen Vlaanderen en Nederland een intens ruilverkeer tot stand gekomen. Door dat intense culturele bondgenootschap is een steeds sterker verlangen gegroeid naar een bestendiging van deze culturele samenhorigheid. Het afsluiten van het Taalunieverdrag in 1980 was dan ook de natuurlijke bekroning van deze groeiende toenadering, zo hoop ik, dat we dit Verdrag in de toekomst nog kunnen versterken.
Volgend jaar moeten we beslissen wat we doen met het Taalunieverdrag. Als voorzitter van het Ministerieel Comité zal ik me inspannen om een verdieping én verbreding van het werkterrein van dit internationaal erkend Verdrag te realiseren. Het Taalunieverdrag lijkt mij dé hefboom voor de internationale samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Het mag ook beklemtoond worden dat deze toenadering niet op de eerste plaats het resultaat was van overheidsbemoeiing maar eerder het gevolg was van de inzet van verenigingen, en dit gedurende vele generaties, van initiatieven als ons geliefd en geëerd Algemeen Nederlands Verbond, maar bovenal van het edelmoedig streven van eminente persoonlijkheden in Noord en Zuid, zoals Prof. dr. Hendrik Brugmans.’ Tot zover minister Coens.
De huidezitting, in de prachtige Gotische zaal van het Brugse stadhuis, kende een zeer grote belangstelling en werd door de aanwezigen unaniem als bijzonder geslaagd bestempeld. |
|