Neerlandia. Jaargang 93
(1989)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdEuropa en de NederlandenGa naar voetnoot*In het geïntegreerde Europa, zoals dat thans langzaam vorm krijgt, is er naar mijn mening te weinig aandacht voor een goede afbakening van taken en bevoegdheden tussen de centrale Europese bestuurslaag en de daarop volgende bestuurslaag der samenstellende delen, nu nog de huidige lidstaten, straks de deelstaten van de federatie of confederatie. Als op economisch en financieel gebied de noodzakelijke integratie tot stand komt en geleidelijk aan zich een Europese defensie- en buitenlandse politiek aftekent, betekent dit nog in het geheel niet, dat op het brede terrein van taal, cultuur en nationale identiteit een overdracht van bevoegdheden naar het centrale niveau zou moeten plaatsvinden. Allereerst niet, omdat de pluriformiteit, ook de nationale, nu eenmaal een wezenselement vormt van de Europese geschiedenis, de Europese beschaving en de Europese werkelijkheid. Aantasting van die pluriformiteit welke de rijkdom van ons continent uitmaakt, verarmt Europa en leidt bovendien tot een reeks van frustraties welke de eenheid van Europa zullen vermorzelen. De geschiedenis leert ons dat alle pogingen om van een multinationale samenleving een eenheidsrijk te maken alleen gelukken, wanneer met geweld, bedreiging en moord en doodslag de nationale minderheden letterlijk worden uitgeroeid of van hun eigenheid worden ontdaan. En dat is niet de voorstelling welke ook overtuigde Europeanen als ik van onze gemeenschappelijke toekomst hebben. Ten tweede niet, omdat een dergelijke overdracht bepaald niet overeenstemt met wat binnen de Europese beweging aan waardevol gedachtengoed is ontwikkeld met betrekking tot de bestaande nationale staten en culturen. Laten we daarbij bedenken, dat in Europa alle talen en culturen minderheidstalen en culturen zijn. Terecht heeft mevrouw Margaret Thatcher erop gewezen, dat de economische en financiële integratie niet mag leiden tot de vestiging van een eenheidsstaat volgens beproefd jakobijns recept. Ik wil een paar zinsneden citeren uit mijn dissertatie over: ‘De Nederlandse politieke partijen en de nationale gedachte’, welke op 25 mei 1962 verscheen, alweer 27 jaar geleden. Ik schreef toen: ‘Sinds de Tweede Wereldoorlog vooral wordt de mening verkondigd, dat het nationalisme een overwonnen standpunt vertegenwoordigt en dat de naties door de geschiedenis achterhaalde verschijnselen zijn, welke slechts een verlammende en onvruchtbare werking uitoefenen op de ontwikkeling naar internationale eenheid. Anderen daarentegen vrezen, dat het voortbestaan en de eigenheid van de naties in deze eenwording door centralisatie en assimilatie gevaar lopen. Zij vragen zich met betrekking tot de positie van Nederland in het nieuwe Europa af, of onze taal wel voldoende zal worden erkend in de praktijk. Gezien de geestesgesteldheid van de grote Europese mogendheden tegenover de cultuurminderheden in hun staatsgebied is deze vrees niet denkbeeldig. Ook wij geloven, dat de Europese toekomst staat of valt met de bereidheid van Europeanen het vonnis van de geschiedenis over de zelfgenoegzaamheid van de soevereine staat te erkennen en te aanvaarden. Maar daarmee is de beklemmende vraag nog niet beantwoord, of de samenstellende delen ook hun eigenheid moeten prijsgeven in de Europese integratie.’ Het heeft lang geduurd voor deze ideeën op de Nederlandse en Europese agenda werden geplaatst, terwijl mensen als Hendrik Brugmans en Guy Heraud hieraan toch al aandacht hebben besteed in de zestiger jaren. Wij wensen geen centralistisch Europa. Europa zou een echte federatie moeten zijn. Bevoegdheden en taken zouden harmonisch dienen te worden verdeeld over de verschillende bestuurslagen met de nationale eenheden als dragers van de soevereiniteit. Dat houdt per definitie een tweekamerstelsel in: een Huis van Afgevaardigden zoals thans het | |
[pagina 177]
| |
Europees Parlement, en een Senaat waarin de nationale eenheden op basis van gelijkwaardigheid zetelen. Bij de komende Europese verkiezingen in juni a.s. zal ook deze belangrijke zaak inzet zijn. Het is de taak van de deelnemende partijen in hun verkiezingsprogramma daarover hun opvatting neer te leggen. Het is de taak van de kandidaten voor het Europees Parlement helder en duidelijk hun standpunt ter zake weer te geven. Europese verkiezingen behoren over méér te gaan dan alleen over fusie van ondernemingen, een gemeenschappelijke munt en de gelijktrekking van fiscale en sociale stelsels. Met belangstelling heb ik kennis genomen van de opmerkingen welke Hedy d'Ancona, lid van het Europees Parlement, op een kongres in Soestererg op 27 januari j.l. heeft gemaakt. Zij zei, dat Europese kaderwetgeving nodig is om ons cultuurgoed te beschermen. Ik weet dat de Europese Commissie en het Europees Parlement pogen een juridische basis te vinden voor een cultuurbeleid voor de Europese Gemeenschap door toevoeging van een cultuurartikel aan het Verdrag van Rome. Dat gaat mij lang niet ver genoeg. Mijn mening is dat er een Europese Grondwet dient te komen waarin de bevoegdheid voor taal en cultuur wordt gelegd bij de nationale eenheden. Dit sluit niet uit, dat de gezamenlijke nationale ministers van cultuur met de regering van de Europese Gemeenschap tot samenwerkingsregelingen komen op die terreinen waarop zulks vereist is. Ik denk dan aan gemeenschappelijke elementen in het internationaal cultuurbeleid buiten de Europese Gemeenschap, aan mediabeleid maar ook aan samenwerking van wetenschappelijke instituten en universitaire onderwijsinstellingen. Aan de basis van de Nederlandse bijdrage tot de zekerstelling van de Nederlandse taal en cultuur in de Europese Gemeenschap staat een zelfbewust en duidelijk taalcultureel beleid van Nederland zelf. En daaraan ontbreekt het tot nu toe. De koopman bedreigt hier de kunstenaar. Het echec van het WVC-avontuur in Texas loog er niet om. Het is kenmerkend voor het kabinetsbeleid, dat er nog steeds geen algemeen-Nederlands forum is, met uitzondering van de Nederlandse Taalunie, om grond te geven aan een gezamenlijk algemeen-Nederlands cultuurbeleid van al die landen waar het Nederlands één van de officiële talen is. Opnieuw dring ik er bij de regering op aan ernst te maken met de organisatie van de eerste bijeenkomst van al die landen, welke ik bij de opening van het Verbondskantoor van het ANV in Den Haag de Bannas-conferentie heb gedoopt. En Bannas staat dan zoals u begrijpt voor België, Aruba, Nederland, Nederlandse Antillen en Suriname. Wanneer de Republiek Zuid-Afrika het staatssysteem van apartheid beëindigt, staat het herstel van de culturele betrekkingen met dit land en met alle inwoners weer op het programma.
dr. H.J.G. WALTMANS
Uitreiking van de Visser-Neerlandia Toneelprijs 1988 door de algemeen voorzitter van het ANV, dr. H.J.G. Waltmans aan de heer Haye van der Heyden te Amsterdam op 24 april 1989 voor het schrijven van het toneelspel Prambanan (Jaloezieën)
|
|