spiegel van de nederlanden
Spiegel Zuid
Europese verkiezingen, en dan?
De Haagse kabinetscrisis maakte het meten van de Europese verkiezingen aan nationaal-politieke maatstaven tot een leerzame oefening. De verse coalitiebreuk deed zich voelen in de resultaten: een forse afstraffing voor de liberalen (13,6% van de stemmen tegen 18,9% in 1984) en flinke groei voor Lubbers' CDA (van 30 naar 34,6%). Het CDA werd zo opnieuw de grootste, want de Partij van de Arbeid duikelde met 3% omlaag (van 33,7 naar 30,7%), een stemmenverlies dat ter linkerzijde niet werd gecompenseerd door de Regenbooglijst (5,6 naar 7%). In zetels uitgedrukt betekent dat voor de drie grote partijen: CDA 10 (+2), PvdA 8 (-1), VVD 3 (-2).
Het leek warempel België wel, met dat verschil dat in Nederland de liberalen nog net niet in de oppositie beland zijn. Want ook de zuiderburen bezorgden de christendemocraten opnieuw de positie van grootste politieke familie, waar socialisten en liberalen achteruitboerden. Typisch voor de Belgische politieke scène is de onstuitbare groei van de groenen naar de vierde plaats (13,9% van de stemmen tegen 8,3% in 1984).
Verschil moet verder gesignaleerd m.b.t. de bruikbaarheid van het Europese cijfermateriaal. De Nederlandse politiek kan zich n.a.v. deze verkiezingsresultaten bezighouden met het bekijken van de maakbaarheid van coalities, terwijl men zich in Brussel zorgen zou kunnen gaan maken over de breekbaarheid ervan.
Sinds de parlementsverkiezingen van november 1987 zitten de liberalen in de oppositie. De Europese verkiezingen werden in die kring gezien als test voor de populariteit van respectievelijk coalitie en oppositie. De liberalen speelden de nationale kaart, maar verloren; ze haalden hun score van 1987 niet eens.
Voor de drie ‘traditionele’ partijen was het beeld in Vlaanderen en Wallonië gelijk: de liberale PVV en PRL verloren t.o.v. 1987 samen 238.457 stemmen, de socialistische regeringspartijen PS en SP werden door 288.950 kiezers in de steek gelaten, enkel de christendemocratische CVP en PSC ontsprongen de dans met een magere winst van 36.214.
Daarmee waren zij de enige groep in de coalitie die niet in het verliezershoekje zaten. De meeregerende Vlaamse Volksunie (VU) sukkelde naar een historisch dieptepunt. Bij deze Europese Verkiezingen hield die partij nog slechts 65% van haar aanhang van 1987 over (176.764 stemmen minder).
Ruim een half miljoen kiezers die de coalitiepartijen de rug toekeerden zochten hun heil niet bij de liberalen, maar stootten in groten getale door naar de rand van het politieke spectrum.
Eerst en vooral naar de groene rand. Die is uitgegroeid tot een middelgrote politieke formatie, zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Een vertaling van de Europese verkiezingsresultaten in nationale kamerzetels bezorgt de Vlaamse groenen 15 zetels (+ 9), een formidabele groei.
Ter vergelijking: de SP zou in de Kamer terugkeren met 27 zetels (- 5). Toch werd de ‘groene golf’ in de politieke reacties blijkbaar minder belangrijk geacht dan de schijnbaar onstuitbare groei van het rechts-Vlaamsnationale Vlaams Blok. Het Blok oogstte zijn eerste Europese zetel door een verdubbeling van de aanhang van 1987. Met 241.117 stemmen zou deze partij nu goed zijn voor 5 i.p.v. 2 Kamerzetels, waarbij Vlaams Blok-bastion Antwerpen 4 afgevaardigden zou leveren.
Dit succes zorgt voor enige nervositeit in het politieke milieu. Het lijkt er bovendien op dat het Blok er in geslaagd is z'n bekendste campagnethema, het zgn. ‘gastarbeidersvraagstuk’, hoog op de agenda te krijgen bij de traditionele partijen. Al tijdens de verkiezingsnacht van 18 juni jl. pleitte de liberale oppositieleider Guy Verhofstadt plots voor selectieve terugkeer van buitenlandse werknemers die zich niet willen integreren. Hij sprak op dat moment nog niet namens de partij. Annemie Neyts (op dat ogenblik bijna partijvoorzitter-àf) maakte dat duidelijk door de suggesties van haar partijgenoot botweg te etiketteren als ‘deportatieplannen’.
Het auteurschap van die deportatieplannen zou overigens niet bij de Gentenaar Verhofstadt maar bij de Antwerpse PVV-partijbons Ward Beysen berusten. Dat hoeft geen verbazing te wekken: het kiezerspubliek in de havenstad is klaarblijkelijk gevoelig voor het gastarbeidprogram van het Vlaams Blok. Dat wordt zichtbaar in de resultaten. In 1984 5% van de Antwerpse kiezers, op 18 juni 1989 ruim 20%, waarmee het Vlaams Blok uitgroeide tot derde partij van de stad, slechts een fractie kleiner dan socialisten en christendemocraten. Geen wonder dat Ward Beysen (reclameadviseur van professie) een ‘gat in de markt’ denkt te hebben gevonden om zijn PVV, vijfde partij van Antwerpen, vooruit te helpen.
De liberale PVV heeft in dit soort kwesties allerminst een monopolie: ook in socialistische en christendemocratische kring worden geluiden gehoord die - enigszins eufemistisch uitgedrukt - wijzen op een groeiende aandacht voor het probleem van de buitenlandse werknemers. Misschien slaagt men er in het Vlaams Blok op die manier wind uit de zeilen te nemen.
Op aandringen van het groene AGALEV was amper een maand voor de Europese verkiezin-