Het valt op dat onderdrukte taalaspiraties en stukgeslagen culturen in de Europese geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw steevast aanleiding geven tot regionale conflicten die het politieke en economische integratieproces in een heel gebied verstoren.
Culturele en taalfrustraties zijn een gevaarlijke voedingsbodem voor allerlei extremismen en revanchismen, waarvan gelegenheidsleiders van minder allooi handig gebruik maken, zoals de geschiedenis leert.
De huidige evolutie in de USSR is op dat gebied heel leerzaam voor de Westeuropese éénmaking. In de Sovjetunie zijn na 1917 de regionale reacties tegen de gedwongen politiek van russificering decennia lang verborgen gebleven, maar vandaag zijn ze open en bloot aan de oppervlakte verschenen en in een nog moeilijk te beheersen stroomversnelling geraakt. De problemen waarmee het huidige Spanje te maken heeft, zijn van dezelfde orde. In het verdere verleden liggen het separatisme tussen Nederland en België in 1830, tussen Noorwegen en Zweden in 1905, tussen IJsland en Denemarken in 1944, Ierland en Groot-Brittannië in 1949, alle voortgekomen uit onvrede met eengemaakte politieke en economische structuren waarin de identiteit van één of meerdere bevolkingsgroepen niet werden erkend. Het is dus van belang dat wij de lessen van de geschiedenis voor ogen houden. Nu een Europese integratie met zoveel moeite opbouwen, die in het jaar 2.000 opnieuw zou blootstaan aan regionale oprispingen en desintegratie, is geen aanlokkelijk objectief.
Het is misschien een paradox van de geschiedenis dat in het kleine land België - dat in Europa bekend staat of misprezen wordt, ook in Nederland, om zijn taalconflicten - het zogenaamde hoofdkwartier van Europa tot standkomt. Toch is België een goede leerschool voor de Europese staatmakers: na een moeizaam proces heeft België een uniek pacificatiemodel uitgebouwd voor zijn taalkundige en culturele pluriformiteit. Men kan over België veel nonsens vertellen, maar aan één politieke verdienste van België kan men niet voorbijgaan: dat België deze politieke hervorming op een volstrekt democratische wijze binnen de parlementaire rechtsorde heeft doorgevoerd zonder dat één druppel bloed is gevloeid. Weinige landen met vergelijkbare nationaliteitsconflicten kunnen eenzelfde resultaat voorleggen. Het geheim van dit Belgische staatkundige recept kan ook een zich integrerend Europa dienstig zijn. Dat recept is in beginsel eenvoudig; de toepassing is moeilijk. Maar in zo'n gecompliceerde samenleving draaien rechtlijnige oplossingen vaak op fiasco's en ontgoocheling uit.
Dit Belgische pacificatiemodel huldigt en respecteert de verscheidenheid, zonder daarom de noodzaak aan bovengewestelijk overleg en samenwerking uit te sluiten. Het proces, dat vanaf 1970 op gang is gekomen, is niet af, maar draagt reeds vandaag zijn vruchten. De taalstrijd is gestreden, zoals premier Wilfried Martens het vorig jaar nog in Den Haag op de ANV-Conferentie ‘De Nederlanden Nu’ verklaarde, enkele achterhoedegevechten ten spijt. In de praktijk stelt men reeds het gunstige psychologische effect vast op velerlei terrein, zoals op de economische markt van de 20 miljoen Nederlandstalige Vlamingen en Nederlanders in de lage landen, aan de grenzen van Brussel en Wallonië. Dit zal wel altijd zo blijven, tenzij de ijskap smelt en het peil van de Noordzee met 50 m. zou stijgen. Wie de taal van dàt gebied beheerst, heeft een natuurlijke voorsprong in het handelsverkeer. In Wallonië en Brussel weet men dat van alle buurlanden Nederland en Vlaanderen de belangrijkste handelspartners zijn.
Als u, als Nederlandse zakenlieden, ook een bescheiden bijdrage wil leveren tot het overeind houden van het Nederlands na 1992, dan kunt u dat doen door met uw Franstalige Belgische handelsrelaties Nederlands te spreken en te schrijven, ook als zij u in het Frans aanschrijven. Vergeet niet: het staat nu in Brussel goed om met het Nederlands te kunnen uitpakken.
Is daarmee de Belgische taalkous af? Zeker niet. Overal en altijd waar etnische groepen samenleven en -werken zullen spanningen tussen groepen en individuen blijven bestaan. Want nieuwe sociale en taalculturele problemen kondigen zich aan. De aanwezigheid van grote groepen emigranten - de nieuwe allochtone Belgen - doorkruisen het broze taalevenwicht tussen Nederlandstaligen en Franstaligen. Deze emigranten in het hoofdstedelijk gebied Brussel vormen nu reeds 25% van de totale bevolking van circa één miljoen. Omdat zij meestal en begrijpelijkerwijze voor het Frans als tweede communicatietaal kiezen, versterken zij op deze wijze het overwicht van de Franstalige groep in Brussel. Het integratieproces van deze zwakke Arabisch sprekende groep in een verplicht tweetalige stad wordt daardoor extra bemoeilijkt. De taalkundige integratie van deze nieuwe bewoners is een opgave van de eerste orde.