Vlaams-Nederlandse samenwerking in Europees perspectief
Vlaanderen en Nederland zijn voor elkaar vaak nog te veel ‘buitenland’ en te weinig ‘buur’. Nochtans dienen zich, mede in de context van de Europese eenwording, een aantal gemeenschappelijke uitdagingen aan, die alleen door een gezamenlijke aanpak met succes kunnen worden aangepakt.
De kansen tot samenwerking op taalkundig, cultureel, economisch, sociaal, wetenschappelijk en onderwijsvlak hebben recent een heel nieuwe dimensie gekregen door de wetten op de staatshervorming die van België een federaal land hebben gemaakt. In de loop van het laatste decennium heeft zich in ons land inderdaad een diepgaande staatkundige revolutie voltrokken, die fundamentele repercussies heeft op de relatie tussen Nederland en Vlaanderen.
Het gewijzigde institutionele landschap maakt het mogelijk dat de twee grote gemeenschappen in België elk op een volwaardige manier een eigen beleid kunnen ontwikkelen.
Het nationale bestuursniveau werd langs drie grote staatshervormingen opgesplitst. Het resultaat hiervan is dat Vlaanderen nu niet alleen autonoom beslist over een eigen, Vlaams cultuurbeleid, maar tevens bevoegd is voor aangelegenheden inzake leefmilieu, natuurbehoud, ruimtelijke ordening, huisvesting, economie en de voogdij over steden en gemeenten. Vorig jaar tenslotte werd het hele onderwijs en het grootste deel van de infrastructuur naar de deelgebieden overgedragen.
Begin dit jaar werd ook de financieringswet goedgekeurd; de deelgebieden van het federale België beslissen over niet minder dan 40% van de overheidsbegroting. Hiermee beschikt Vlaanderen over de drie hefbomen die in een moderne democratie nodig zijn om een volwaardig beleid te kunnen voeren: een eigen parlement, een eigen uitvoerende macht en eigen middelen.
De uitdaging om aan de nieuwe institutionele structuur ziel en inhoud te geven, noodzaakt een permanente bezinning over de wijze waarop deze autonomie concreet kan ingevuld worden. In haar regeerprogramma heeft de Vlaamse regering de bakens uitgezet van een toekomstgericht, eigen beleid.
De versterkte Vlaamse zelfstandigheid wekt meer dan ooit de behoefte om Vlaanderen ook op het internationale vlak nog beter bekend te maken en uit te bouwen tot een Europees en mondiaal ontmoetingspunt.
Vlaanderen heeft zich steeds opgeworpen als actief pleitbezorger van het Europees eenwordingsproces. De Europese Eenheidsmarkt van na 1992 is in dat verband ongetwijfeld een belangrijke etappe op de weg naar de Europese Unie.
Het verdwijnen van de economische binnengrenzen in Europa kan evenwel geen geïsoleerde bekommernis zijn. De energie die het streven naar een ééngemaakte markt momenteel opslorpt mag de aandacht niet afleiden van de sociale, wetenschappelijke en culturele dimensie van de Europese éénwording. Ook het streven naar een nieuw evenwicht tussen economie en ecologie is urgent. Fundamenteel denk- en beleidswerk dringt zich op.
Uitdagingen van deze omvang vereisen, vooreerst, een geïntegreerde aanpak. Het beantwoorden van die uitdagingen zal een solidaire inspanning vergen van de publieke en de private sector, van de politieke en de bedrijfswereld, van werknemers en werkgevers, van kaderleden en bedienden. Een dergelijke veelzijdige, multidimensionele benadering is alleen mogelijk in een grensoverschrijdend kader.
De schaalvergroting die met het Europese eenwordingsproces gepaard gaat, maakt een nieuwe mentaliteit noodzakelijk. Europa heeft in de eerste plaats nood aan échte Europeanen. Wij zullen met onze geest en met ons hart moeten geloven in een nieuw vaderland, waarin het principe van de natiestaat wordt overstegen door een ontluikend Europees identiteitsbesef.
De zekerheid dat een geïsoleerde benadering door afzonderlijke staten ten aanzien van tal van maatschappelijke problemen totaal inefficiënt en voorbijgestreefd was, doordrong reeds de vaders van de Europese beweging. De verdragen die aan de basis liggen van de Europese Gemeenschappen voorzagen immers van bij het begin in een soevereiniteitsoverdracht van het nationale naar het Europese niveau. In geen andere volkenrechtelijke instelling werd de supranationaliteit zo direct voorzien als bij de Europese Gemeenschappen. Nu de Raad, sinds de goedkeuring van de Europese Akte, beslissingen bij gekwalificeerde meerderheid kan nemen, wordt de supranationale besluitvorming meer en meer de reële praktijk. Het principe van de noodzakelijke schaalvergroting dat aan de basis ligt van de Europese eenwording, houdt ook een aantal gevaren in. Overdreven centralisme leidt tot vervreemding. Het Europa van de toekomst moet een Europa van de burger zijn, geen Europa van de bureaucratie. Daarom moet de nieuwe Europese structuur mede gebaseerd zijn op het principe van de subsidiariteit: beslissingen dienen getroffen te worden op het beleidsniveau dat hiertoe het meest geschikt is, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de burger.
Samen met de schaalvergroting houdt het eenwordingsproces dus de noodzaak tot schaalverkleining in. Willen de nieuwe, Europese regionale polen voldoende kunnen inspelen op de eigen mogelijkheden en problemen, dan dienen zij over voldoende bestuurlijke autonomie te beschikken. Een dergelijke autonomie kan dan bovendien de basis vormen van interregionale samenwerking, die zich in tal van materies opdringt. Vlaanderen staat, op de vooravond van 1992, klaar om zijn rol als dynamische Europese regio ten volle te vervullen.