In memoriam Johan Fleerackers
Een grote schare Vlamingen en Nederlanders en vele Franstalige Belgen hebben op 18 maart ll. afscheid genomen van Johan Fleerackers. De Antwerpse kathedraal was nauwelijks groot genoeg om zijn familie, vrienden en tal van hoogwaardigheidsbekleders aan de plechtige uitvaartdienst te laten deelnemen. Dit laatste gebeuren verliep in een sfeer en een stijl die volkomen overeenkwamen met de levensstijl van Johan Fleerackers. Het stralende schip van de voor kort gerestaureerde kathedraal, weerkaatste het zonlicht op de fluweelachtige Brabantse zandsteen en weergalmde in zijn spitsbogen de prachtige vocale en instrumentale muziek. In de paars-witte sfeer van de Passietijd met het groen van de Palmzondagviering omkranst, werd de lijkkist binnengedragen.
Zij werd gevolgd door de in hun ereambtsgewaden geklede burgerlijke beheerders van de kerk (waartoe Johan behoorde) en door de leden van de Duitse Orde, uitgedost in hun ridderlijke mantel.
Ook tot deze Orde behoorde Johan Fleerackers.
Deze stoet bewoog zich als in een prinselijk gebeuren voorwaarts, met vooraan in de kathedraal aan de ene zijde de rouwende familie en aan de andere zijde de meelevende nationale, Vlaamse en Nederlandse autoriteiten, de vertegenwoordiger van Z.M. de Koning, de voorzitter van de Senaat, de Eerste Minister, de Minister-President van de Vlaamse regering, vice-ministers, de ambassadeur van Nederland en oud-ministers bij wie J. Fleerackers kabinetschef was geweest, politieke vrienden en collega's. Allen die hem waardeerden en zijn vrienden waren, brachten hem een laatste groet en getuigden daardoor van hun hoog respect voor de man die in de komende tijd steeds meer zal doen beseffen wat hij in onze Belgische en Nederlandse cultuurgemeenschap betekende.
Zijn activiteit in het Algemeen-Nederlands Verbond, het Algemeen-Nederlands Congres, de Taalunie, de Vaste Commissie voor het Cultureel Akkoord, de Orde van den Prince,... was een exponent van zijn intense en hoogstaande inzet voor de belangenverdediging van de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap binnnen en buiten het Nederlandse cultuurgebied.
Zijn te vroeg heengaan betekent een verlies, waarvan het herstel en de opvulling moeizaam zullen verlopen; het zal niet eenvoudig zijn om de wegen die hij had getrokken of waarvoor hij de bedding had gelegd, te voltooien.
Johan Fleerackers heeft zich op vele terreinen bewogen en verdienstelijk gemaakt. Hij was o.m. verweven in het muziekleven in Vlaanderen. Nog vorig jaar werd hij benoemd tot voorzitter van het concert- en theatergebouw de Singel te Antwerpen en vóór enkele maanden tot voorzitter van het Nationaal Orkest van België waar hij zich in een moeilijke opdracht had vastgebeten. Zowel het balletleven als het muziekgebeuren in ons land hebben prikkels van hem ontvangen.
In de culturele ontvoogding van Vlaanderen en in de uitbouw van het cultuurbeleid in Vlaanderen heeft hij vanaf 1960 een bijzondere rol gespeeld. Wellicht was zijn inzet voor de integratie en samenwerking met Nederland één van zijn belangrijkste bekommernissen. Die was reeds duidelijk aanwezig in zijn studententijd aan de K.U. te Leuven. Hij was o.m. in 1954 secretaris van het organiserend comité van het Algemeen Nederlands Studentencongres dat door de Vereniging der Vlaamse Studenten (V.V.S.) en de Nederlandse Studentenraad (N.S.R.) werd georganiseerd, voor de tweede maal na de Tweede Wereldoorlog.
Fleerackers werd door de congresvoorzitter in zijn slotrede bijzonder in de bloemen gezet voor de geestdrift waarmee hij zich voor de organisatie van het congres inzette. Voorzeker had hij een belangrijk aandeel in het aantrekken van de sprekers. Het waren o.m. prof. dr. H. van Werveke, dr. M. Grypdonck, prof. dr. P. Geyl, mr. M. Vandekerckhove, Anton van Duinkerken, André Demedts, prof. dr. H. Fayat, allemaal personen die op hem indruk moeten hebben gemaakt. Hij heeft de Vlamingen onder hen in zijn latere ambtsbezigheden in de Kultuurraad voor Vlaanderen als lid opnieuw ontmoet en met hen gewerkt. Met de Nederlanders heeft hij, in A.N.V.-verband of in de Groot-Kempische Cultuurdagen waar hij met burgemeester Meeuwisse jarenlang ijverde voor wederzijds cultureel begrip en betere verstandhouding, geregeld contact gehad.
Als secretaris van de Cultuurraad voor Vlaanderen (1959-1966) leidde zijn cultureel Nederlands denken tot het aanzwengelen en onderhouden van contacten met het N.O.G.C. (Nationaal Overleg voor Gewestelijke Cultuur) waarin de provinciale culturele raden van Nederland gegroepeerd werden en overleg pleegden. Hoewel de C.R.V. structureel niet de tegenhanger was van het N.O.G.C., stimuleerde hij contacten tussen beide instellingen. In dit werkkader werkte hij mee aan de Belgisch-Nederlandse Conferenties voor Volksopvoeding. Hij was medebezieler van het belangrijke 36ste Nederlands Congres, dat te Antwerpen georganiseerd werd in 1963 en waaruit in 1965 de Vlaams-Nederlandse Stichting voor de Culturele Integratie van Noord en Zuid resulteerde. Fleerackers wilde hiermee een structurele bestendige contactmogelijkheid creëren.