V.A.N.-congres over terminologie
Op 19 november 1988 hield de Vereniging Algemeen Nederlands (VAN) in het Holiday Inn hotel te Gent haar derde Nederlands Taalcongres over ‘Vakterminologie in het Nederlands’.
Prof. em. dr. V.F. Vanacker, voorzitter van de Oostvlaamse afdeling van de VAN, verwelkomde de aanwezigen en beklemtoonde dat de VAN altijd een pleitbezorger is geweest voor de eenheid in terminologie tussen Noord en Zuid.
O. de Wandel, secretaris van de Taalunie, zei het te waarderen dat de VAN opnieuw de taalpolitieke toer opgaat. Hij wees erop dat het moeilijk is de twee idealen, met name een uniforme terminologie voor het Nederlandse taalgebied, en een terminologie in goed Nederlands, te combineren.
Prof. R. Haeseryn, congresvoorzitter, beklemtoonde het belang van een uniforme Nederlandse terminologie met het oog op 1992.
R. Temmerman, linguïste, gaf een tekstontleding waaruit bleek hoe moeilijk het is specifieke termen uit vreemde talen te vertalen naar het Nederlands.
Daarna handelde drs. W.A.M. de Vroomen, voorzitter van het SaNT en adjunct-secretaris van de Nederlandse Taalunie, over het werkplan 1988-1990 van het Samenwerkingsverband Nederlandstalige Terminologie, een overlegorgaan dat door de Nederlandse Taalunie in 1988 in het leven werd geroepen.
Na de lunch kwam em. prof. ir. D. Vandepitte, vertegenwoordiger van de Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging, aan het woord. Hij zette op een bijzonder boeiende manier zijn ideeën uiteen over het belang van een nauwkeurige technische vakterminologie.
Jacques Goetschalckx, hoofd van de afdeling Terminologie en Toepassing van Informatica, van de Commissie van de E.G. in Luxemburg, sprak over Nederlandse terminologie bij de Europese Gemeenschappen. Door de principiële meertaligheid van de Gemeenschap krijgt de Nederlandse terminologie betere kansen om met de nieuwe ontwikkelingen op alle gebieden mee te evolueren. Die kansen zijn immers groter dan als dat van de Nederlandse taalgemeenschap alleen zou afhangen.
Daarbij aansluitend hield Hubert Wellenstein, medewerker bij de gespecialiseerde dienst TAI van dezelfde commissie, een uiteenzetting over Nederlandse terminologie in de wereld van de automatisering.
Na een koffiepauze konden de toehoorders deelnemen aan een forumdiscussie.
Het congres werd besloten met een korte maar krachtige toespraak van VAN-voorzitter F. Debrabandere.
In de slotresoluties werd o.m. gevraagd dat anderstalige vaktermen niet klakkeloos zouden worden overgenomen in het Nederlands, maar dat steeds snel zou worden gezocht naar Nederlandse benamingen. Ook dient permanent overleg plaats te vinden tussen de Nederlandse en de Vlaamse bevoegde organen en de terminologiediensten van de E.G. De Nederlandse Woordenlijst voor Bedrijf en Techniek moet in het onderwijs worden verspreid en verplicht gebruikt worden. Het VAN-congres drong ten slotte aan op het opheffen van de dubbelspelling.
‘Zij zijn die vreselijke koloniale neerbuigendheid nog altijd niet kwijt en wij weten ons minderwaardigheidscomplex niet helemaal af te schudden’.
‘Ik ben ervan overtuigd geraakt dat Vlaanderen en Nederland door de taal veel meer gemeen hebben, meer samen kunnen doen dan ze nu beseffen. Dat is een stelling die zowel in Nederland als in Vlaanderen moeilijk aan de man te brengen is. En ook dat is weer het gevolg van een tekort aan informatie. Het enige wat je kunt doen om dat te doorbreken, is zorgen voor een brede informatiestroom. Niet alleen over cultuur, maar over alle aspecten van het alledaagse leven’.
‘Ik heb een gloeiende hekel aan veralgemenende voorstellingen over Hollanders die zus en Vlamingen die zo zijn. Alle clichés over het calvinistische Noorden, over de stugge, koude Nederlander - ik heb ontdekt dat het veel te grove beelden zijn die de enorme diversiteit van deze maatschappij vertekenen’.
‘Waar je hier in de regel nooit moeilijkheden mee hebt, is het naleven van afspraken. Zelfs afspraken die wij als informeel zouden beschouwen, zijn hier bindend. Daar wordt niet mee gesjoemeld en als de andere partij het contract niet honoreert, dan voelen Nederlanders zich zeer bevestigd in hun vooroordeel dat ‘Belgen’ niet helemaal berekenbaar zijn. Hun ondeugd is daar de keerzijde van. Ze kunnen ongelooflijk moeilijk doen over kleinigheden en ze kunnen absoluut niet improviseren, ze weten geloof ik niet eens wat dat is’.
Walter Lerouge, directeur van het Vlaams Cultureel Centrum De Brakke Grond in Amsterdam, in een vraaggesprek met Het Belang van Limburg (26-11-'88).