Spiegel Noord
Dans om de Miljoenennota
Nederland gaat onder een zware last gebukt. De problemen zijn bijna niet te overzien voor de politici, laat staan voor de grote massa. Vele van die vraagstukken vertonen moeilijk op te lossen knelpunten. Alles draait om de overheidsfinanciën: het huishoudboekje van de Nederlandse Staat. De staatsschuld groeit dagelijks met 50 miljoen gulden en zal volgend jaar 292 miljard bedragen. In 1990 wordt 300 miljard berekend. In EEG-verband zijn België, Ierland en Italië er nog slechter aan toe. Een schrale troost. De oorzaak is het financieringstekort dat in Nederland hoger is dan in de naburige landen.
Alle politieke partijen in de Tweede Kamer, zo bleek bij de Algemene Beschouwingen en de behandeling van de Miljoenennota en bij het begin van het parlementaire jaar, waren zich van de schuldenlast als een bedreiging van de economie van het land bewust. Over de diagnose geen verschil van mening, over de therapie voor gezondmaking van de financiële perikelen wèl. Het financieringstekort baart zorgen: dit jaar werd 23 miljard meer uitgegeven dan in de staatskas terecht kwam.
De regering stelde een injectie van 5,2 miljard voor - een bedrag, dat ook in het regeerakkoord is opgetekend - uit de belastingspot, waarvan de opbrengst hoger bleek dan verwacht. Een som van 11,4 miljard. De rest zou dienen voor verlichting van de lasten van de burgers en het bedrijfsleven.
De Raad van State adviseerde om meer geld ter bestrijding van het tekort beschikbaar te stellen. De liberalen van de VVD opperden aanwending van de aardgasbaten. Het CDA, de partij van minister Ruding van financiën, bleek niet enthousiast over het beleid van de bewindsman. De uitgaven zijn praktisch gelijk aan de ombuigingen. De grootste oppositiepartij de P.v.d.A. kapittelde de minister over zijn bewering dat het financieringstekort op schema zou liggen. Een ‘schijnvertoning’, zo klonk het van de banken der socialisten: er worden uitgaven gedaan, los van het budget van de overheid. De minister bleek van de kritiek niet onder de indruk te zijn. Het CDA kreeg te horen dat niet de ombuigingen, maar de overschrijdingen bij het opstellen van de rijksbegroting de boosdoeners zijn. Buiten het overheidsbudget worden geen uitgaven gedaan, was het antwoord aan de P.v.d.A.-fractie. Het benutten van de aardgasopbrengsten boven een bepaald niveau achtte de minister aanvaardbaar. Tegelijkertijd waarschuwde hij voor al te hoge verwachtingen. De opbrengsten zijn laag.
De bewindsman bepleitte meer bezuinigingen. Hij vond daarmee de Rekenkamer op zijn weg. Dit college vindt de organisatie van de departementen beneden de maat. Het ontbreekt aan voldoende toezicht op het financieel beheer. Het was de eerste maal dat de minister de rapporten van de Rekenkamer aan de Tweede Kamer voorlegde.
Inmiddels mag de minister zich over een extraatje verheugen. De EEG begroting heeft een overschot van 10 miljard. De lidstaten profiteren daarvan. Nederland behoeft 500 miljoen minder af te dragen. Dit jaar ging van Den Haag naar Brussel een bedrag van 6,2 miljard.
Zowel de regering als alle Kamerfracties beschouwden de werkloosheid als het grootste probleem. Evenals in 1987 zijn er ook nu 685.000 mensen langdurig zonder werk. Het is de groep van de laaggeschoolden en ongeschoolden. De oppositie met de P.v.d.A. aan kop, verweet de regering ‘de verkeerde keuzes te maken’. Het beleid is niet op de toekomst gericht. Er wordt te weinig geïnvesteerd. De consumptie staat voorop. De inkomensverdeling loopt mank. Voor werkgelegenheid, milieubeheer en onderwijs zou dieper in de beurs moeten worden getast. De P.v.d.A. presenteerde een alternatieve begroting: voor 1989 4,4 miljard meer voor de toekomst. Het schoot minister Ruding in het verkeerde keelgat. De collectieve uitgaven - belastingen en sociale premies - zouden worden opgeschroefd, aldus de bewindsman. De VVD zag in de verlaging van het minimumloon een middel ter bestrijding van de werkloosheid, wat de regering ook verdedigde. Het CDA pleitte voor een aanpassing van minimumloon en sociale uitkering aan de prijsontwikkeling. Na 1990 moeten de uitkeringsgerechtigden kunnen delen in de voordelen als bv. belastingsverlaging. Hun koopkracht ondergaat dan een verbetering.
Nimmer heeft het milieubeleid in het parlement zo'n grote aandacht gehad in de discussies als ditmaal. Het begon met van vele zijden uitoefenen van kritiek op een zin in de Troonrede: ‘Het land is schoner geworden, dat geldt met name voor water en lucht’. De fractie van de Democraten 1966 (D'66) concludeerde, dat de regering de vorstin een ‘misleidende’ verklaring had doen voorlezen. Gelijke commentaren kwamen van verschillende kanten. Het werd een woordenspel tussen de minister-president en zijn opponenten.
De Kamer verheugde zich over het accent dat de regering had gelegd op het milieubeheer. Het gaat niet langer om milieuverontreiniging, maar om het gehele ecosysteem, lichtte premier Lubbers toe: ‘Het milieuprobleem is de vierde pijler van het regeringsbeleid’. Er is duidelijk meer reden voor verontrusting dan 20 jaar geleden, voegde premier Lubbers daaraan toe. Er wordt van het beginsel uitgegaan: de vervuiler betaalt! Van de 6,5 miljard die thans wordt uitgegeven draagt de overheid met 2 miljard bij. In 1990 zal 10 miljard nodig zijn. Er is een concept gereed voor een Nationaal Beleidsplan, dat in het komende jaar wordt gepresenteerd. Het CDA en de VVD dienden een motie in om in 1989 100 miljoen extra aan milieubestrijding te besteden, vooral in de agrarische sector. De Kamer ging daarmee met algemene stemmen akkoord.
De kleine christelijke partijen SGP, GPV en RPF uitten hun bezorgdheid over de identiteit van Nederland, wanneer in 1992 de Europese binnengrenzen worden opgeheven. De premier antwoordde, dat de bijzondere kenmerken van de Europese beschaving, zowel in gemeenschappelijk karakter als in haar pluriformiteit te herkennen moeten zijn.
Fractievoorzitter dr. De Vries van de CDA vroeg van de regering ‘meer openheid’, zodat het parlement volledig wordt geïnformeerd.
Het laatste was een duidelijke verwijzing naar de befaamde ‘paspoortkwestie’ in welk debat premier Lubbers met aftreden had gedreigd en vooraf twee bewindslieden het veld hadden moeten ruimen als gevolg van de bevindingen van de parlementaire enquêtecommissie. Een tegenwoordig veel gebruikt instrument. Zo was het ook de PSP die een parlementair onderzoek wenste in te stellen naar het beleid en de uitvoering van de werkgelegenheid. Een Kamermeerderheid van CDA, VVD en Klein-Rechts keurde het regeringsbeleid goed. De moties van de oppositie werden bij de stemming verworpen.
Geert GROOTHOFF