Neerlandia. Jaargang 92
(1988)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdMarnixring viert vierde lustrumIn aanwezigheid van minister Tindemans van Buitenlandse Betrekkingen vierde de Marnixring op 11 september zijn 20-jarig bestaan met een ‘Nationale Dag’ in het Casino Knokke. De viering werd bijgewoond door zevenhonderd leden van de serviceclub. | |
Studiedagen stedebouwDoor de bevoegde diensten van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en het Genootschap Planologie van het Technologisch Instituut van de Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging (K.V.I.V.) wordt een reeks studiedagen opgezet om op zoek te gaan naar ‘kwaliteit in de praktijk van de stedebouw’. Op 8 november 1988 wordt Leuven onder de loep genomen, op 24 januari 1989 Den Haag, op 14 maart 1989 Brussel en op 9 mei 1989 Barcelona. De studiedagen gaan telkens door in de zaal van het Gemeentekrediet, auditorium de Ligne, de Lignestraat 2, Brussel. Meer informatie: AROL, de heer Dierickx, tel. 02/513 99 20; KVIV, mevr. Mortelmans 03/216 09 96 toestel 235. | |
Studiedag VermeylenfondsOp zaterdag 22 oktober vond in het gemeentehuis van Zelzate een studiedag plaats van het Vermeylenfonds over de ‘Europese culturele betrekkingen’. Naast algemeen VF-voorzitter Roland Laridon en Europees parlementslid Marijke van Hemeldonck, kwam ook Joris Dedeurwaerder aan het woord. In zijn functie van griffier van de Interparlementaire Commissie sprak hij over ‘de functie en de werking van de Nederlandse Taalunie’. | |
In Leuven Zuidnederlandse ontmoetingenOp zaterdag 15 oktober bracht de Stichting Zuidnederlandse Ontmoetingen 150 mensen naar Leuven voor een Nederlands-Vlaamse kennismaking. Het gezelschap werd ontvangen door burgemeester A. Vansina, die op humoristische wijze betreurde dat de Nederlanders de Vlamingen hebben ingehaald op sportgebied, en dat men zelfs ten Noorden van de grens veel minder kan relativeren dan in het Zuiden. In de loop van de dag bezocht het gezelschap het stadhuis, de St.-Pieterskerk, de Norbertijnerabdij en het Groot Begijnhof. Ter gelegenheid van de uitstap naar Leuven, nam de heer Frans Kortie afscheid als directeur van de Stichting Zuidnederlandse Ontmoetingen. Hij werd per 1 oktober opgevolgd door mevrouw Marijke Jennen-Van Dooren. Het nieuwe adres van de stichting is: postbus 247, 5660 AE Geldrop, tel. 040/86 37 91. | |
Antwerpen bijna NederlandDe directe nabijheid van de Antwerpse haven biedt enorme kansen voor het distributiecentrum bij Ossendrecht. Volgens een rapport van de Heidemij ontbreekt in Antwerpen de ruimte voor een dergelijk overslagcomplex. Daarbij is het volgens de Heidemij voor de gemeente Antwerpen niet interessant: ‘Het beste alternatief is gelegen zo dicht mogelijk bij de haven op Nederlands grondgebied’. Van wezenlijk belang is dat de Antwerpse haven veel meer dan de Rotterdamse gericht is op de stukgoedsector. Die is juist voor transport en distributiebedrijven interessant. Daarnaast wijzen de onderzoekers erop dat de Antwerpse industrie- en haventerreinen zich zo langzamerhand uitstrekken tot de Nederlandse grens. Antwerpen van belang dus voor Nederland? | |
Groet uit Nederland op de IJzerbedevaartSinds de IJzerbedevaart van 1924 werd op de plechtigheid meer dan eens een groet uitgesproken door een Nederlander, zoals de heer Groenenwegen (jonge rooms-katholieke kunstenaar, 1924 en 1925), dr. Moller (Algemeen Nederlands Verbond, 1926). Ook na de Tweede Wereldoorlog werd deze traditie verdergezet. Vanaf 1956 en nu om de twee jaar staat ‘een groet’ uit Nederland op het programma: in 1959 dr. A.W. Willemsen; in 1962 prof. dr. P. Geyl; in 1976 prof. dr. D.H. de Vries Reilingh; in 1978 prof. dr. P.C. Paardekooper; in 1982 J.A.R. Dittrich, voorzitter A.N.V.; in 1984 mr. F.J.A. van Laake. Dit jaar kwam dr. Leo van Egeraat aan het woord. Van Egeraat is doctor in de poli- | |
[pagina 252]
| |
tieke wetenschappen, maar verdiende vooral zijn sporen in de toeristische sector, o.m. door zijn talrijke publikaties en lezingen over Vlaanderen. Zijn toespraak op de 61ste IJzerbedevaart drukken wij hier af:
* | |
Groet uit Noord-Nederland‘Wanneer wij Nederlanders over onze zuidgrens trekken, komen we terug in het kerngebied en het hart van de Nederlanden. Tot Uw gebied hebben wij eens mogen behoren. Hier werd onze taal geboren, hier ontstond onze cultuur en de rijkdom die wij mochten erven. En nu bent U opgenomen in een door vreemde machten geschapen staat, een staat die U nooit en nooit om vergeving heeft gevraagd voor alles wat ze U als volk allemaal heeft aangedaan. Als Nederlander schaam ik me, hoe de meesten van mijn landgenoten, tenminste toch die in de noordwestelijke uithoek van de Nederlanden, volstrekt onverschillig staan tegenover wat zich afspeelt in het gebied waar hun wortels liggen. Ze noemen U welwillend onze zuiderburen, maar nooit ons broedervolk, omdat ze België niet op de tenen durven trappen. Ze willen Vlaanderen vaak hooghartig beleren, in plaats van het eens behoorlijk te bestuderen. Misschien is er voor al die domheid en onverschilligheid één kleine verontschuldiging. Sinds de Nederlanders van U zijn afgescheurd, zijn ze namelijk historisch gedetermineerd om alleen te kunnen en te moeten denken vanuit de staatsidee. Voor hen bestaat er daarom een sacrosancte Belgische staat en daarmee basta. Wat daarbinnen ligt en gebeurt is allemaal Belgisch. U hebt de visie gevraagd van iemand die Vlaanderen zo liefheeft als hij nooit goed zal kunnen zeggen. Ik zal die geven zonder enige arrogantie. Ons past immers geen enkel gevoel van superioriteit, want Nederland heeft veel meer van Vlaanderen te leren dan Vlaanderen van Nederland. Welnu, in Holland (en dat geeft in Noord-Nederland jammer genoeg de toon aan) zijn mentaliteit, denkwereld, levenswijze, instellingen, en daarmee de cultuur, sterk van de Uwe gaan verschillen; nee, maar zelden in voor Nederland gunstige zin. Vier eeuwen scheiding zijn niet terug te draaien. Verspil aan het nu toch proberen daarvan niet de energie die U zo nodig hebt om te bouwen aan Uw Vlaamse staat. Want die is nu juist de hefboom om staatsdenkend Nederland op te tillen uit desinteresse en uit het gebiologeerd zijn door een Belgische staat, waaraan het zich niet wil branden en niet durft branden. Honderdvijftig jaar lang is er met Nederland alleen maar wat geschuif in de marge geweest, omdat er geen Vlaamse staat bestond. Een Vlaamse staat naast de Nederlandse, nauw verbonden, maar geen staatkundig Groot-Nederland. Dat is althans voorlopig een utopie, maar daarvan afgezien: veel en veel belangrijker is: het gaat om Vlaanderen en dat zou er nauwelijks iets bij winnen. Het zou dan waarschijnlijk juist veel verliezen van zijn grote waarden. U hebt Vlaanderen en U bent Vlaanderen. En dat is veel meer dan U zelf in Uw bescheidenheid dikwijls denkt. U hebt geen enkele reden om naar Nederland op te kijken. Aan Uw hoffelijkheid en beleefdheid, ook bij de jeugd, kunnen wij een voorbeeld nemen. Uw samenleving is minder agressief en minder brutaal. Niet voor niets stuurt 80% van de bewoners van onze grensstreken hun kinderen naar Uw scholen. U spreekt het beste en het mooiste Nederlands. En U hoeft zich door ons niet te laten bevoogden wat goed Nederlands zou zijn. U bent een beschaafd volk en daarom niet gediend van schunnige en puberale taal in Uw media. U weet veel meer van alles wat te maken heeft met eigen land, eigen geschiedenis en eigen cultuur, en bent daarin ook veel meer geinteresseerd. U bent geen eigenwijze schreeuwlelijkers en kraamt Uw mening niet uit als de enig juiste voor heel de wereld. U hebt U zelf vanuit de grootst denkbare armoede opgetild tot het zevende land ter wereld in rijkdom. En deze litanie kan ik nog een half uur voortzetten. U bent er terecht fier op, dat U Vlaming bent. Maar dan mag, dan moet U ook zo'n innerlijke zelfbewustheid hebben, dat U van lof of kritiek uit Nederland niet warm en niet koud wordt. U hebt geen grotere broer benoorden de Moerdijk. En U bepaalt zelf wel, hoe Vlaanderen zijn zal. Daar hebt U geen applaus uit Nederland voor nodig en ook geen kritiek. Eerat en vooral de uitbouw van Uw Vlaamse staat. Tenminste confederaal. Maar dan echt, en met als einddoel volledig zelfbestuur. Een uitbouw tot staat met steeds de termen Vlaams en Vlaanderen, ook in uw radio en televisie, die dan Vlaanderen in het hart draagt. Een uitbouw tot staat, met pluralisme, dus met Roeselare en Rodenbach naast Aalst en priester Daens, en naast Brussel met Vermeylen, en naast Gent met Vuylsteke en naast Antwerpen met Craeybeckx. Een uitbouw waarbij U zelf wel zult uitmaken wie in de tweede wereldoorlog Uw land wel en niet heeft gediend. Dat hoeven anderen voor U niet uit te maken, ook geen Nederlandse bisschop. En waarbij U zich dan ook meteen niets meer aantrekt van laffe politici, die na 44 jaar nog altijd bang zijn voor de haat van een groepje onverzoenlijken. Nee, ik weet heel goed, dat het mij als Noordbrabander niet past om me te moeien met de manier waarop U Uw staat gaat vormen. Maar ook voor mij geldt toch hetzelfde als voor Uw Van Wilderode, namelijk het lied van Uw land dat ook ik altijd zal horen, uit alle dalen der herinnering. En voor mij geldt Von Fallerslebens dichtregel: Vlaanderen, dag en nacht denk ik aan U. Daarom mag ik toch iets hopen bij Uw Vlaamse staatsvorming? Ook dat U zich als eensgezinde Vlamingen verzet en blijft verzetten tegen agressieve en imperialistische methoden van een minderheid in België die meerderheid denkt te kunnen spelen, die zich op Uw grondgebied niet wenst aan te passen, zich daar als heersers wil gedragen en dat grondgebied blijft bedreigen. En dat Vlaamse politici, die het domein van de macht in Brussel binnenkomen, daar niet meer stukvaren op de Loreleirots van machtsgenot, en evenmin te pletter varen tegen de rots van het Belgisch establishment. Eerst uitbouw van eigen identiteit en een zo autonoom mogelijke Vlaamse staat. En dan straks een verbondenheid met primair Nederland. Maar vergeet dus nooit, dat een Nederlander alleen maar kan denken in de staatsidee, niet in die van een volk. En daarom is het een illusie om te denken, dat het bestaan van een gelijktalige bevolkingsgroep al voldoende zou zijn om meer te bereiken dan televisie-coproducties en dat soort zaken. Zolang zo'n gelijktalige bevolkingsgroep aanwezig is in een praktisch unitair België, zal Nederland nooit verder kunnen, willen en durven gaan. Want de staat is heilig. Een radicaal andere houding van Nederland kunt U daarom verwachten en zal onmiddellijk ontstaan, indien en zodra het komt te staan tegenover Vlaanderen als staat. Tot zolang blijft het literatuur. En neerbuigende welwillendheid. Maar dan zal inderdaad gelijkwaardigheid erkend moeten worden. Niet uit een mystiek idee van een soort broederschap, maar uit de eis van de dan toegepaste staatsidee. | |
[pagina 253]
| |
Dr. L. van Egeraat op de 61e IJzerbedevaart te Diksmuide.
Eens komt de dag, dat wij Nederlanders over onze zuidgrens trekken naar het meest beschaafde en meest menselijke deel van de Nederlanden en dan begroet worden met het bord: Vlaanderen. Eens komt de dag, dat de Vlaamse staat zal staan naast de Nederlandse en daarmee het meest verbonden. Eens komt de dag, dat ook boven de grens en tot in Groningen toe, de leus zal zijn: leve Vlaanderen. Eens komt de dag, dat in Den Haag de leeuwevlaggen zullen waaien naast die van de andere in de wereld. Met U wacht ik op die dag. En ik hoop, dat U ons dan vergeven zal, dat wij U nooit en nooit hebben geholpen om die dag te bereiken. Voor Vlaanderen als autonome staat geldt in gewijzigde interpretatie de bijbeltekst: “zoekt eerst het rijk Gods en zijn gerechtigheid en al het andere zal U worden toegeworpen”. Inderdaad, Vlamingen, zoekt en vervolmaakt U allereerst de staat Vlaanderen, en al het andere zal U in de schoot vallen!’
Dr. Leo VAN EGERAAT
* Naar onze mening blaast Van Egeraat te hard op zijn loftrompet. Natuurlijk oogst een spreker op de bedevaartweide applaus als hij beweert dat in Vlaanderen alles zoveel beter is dan in Nederland, en dat Vlaanderen Nederland niet nodig heeft. Waarom echter het Vlaamse particularisme aanmoedigen, dat de jongste jaren al werd versterkt door een voorbarig gevoel van triomfalisme na het verkrijgen van een gedeeltelijke autonomie. Het is al lang niet meer zo dat de Vlaamse eigendunk moet worden opgevijzeld. We moeten er integendeel op blijven wijzen, in Vlaanderen én in Nederland, dat beide landen wel degelijk veel van elkaar kunnen leren. Niettegenstaande Van Egeraats verkeerde toon, dient toch toegejuicht dat de organisatoren de traditie verder zetten van een Nederlandse spreker op de bedevaarten. Dat door het IJzerbedevaartcomité een speciale ontmoeting werd belegd met Nederlandse persmensen om het stereotype beeld te corrigeren van de bedevaart als een fascistische manifestatie, is eveneens een goede zaak. | |
Twee Noordbrabantse schildersfamilies. De families Slager en KnipHet komt niet zelden voor, dat meerdere leden van een familie de schilderkunst beoefenen. Maar er zijn slechts enkele families te noemen, waarvan meerdere generaties zich met de schilderkunst bezighielden. Noord-Brabant kent de families Slager en Knip. In het speciaal aan de familie Slager gewijde museum in 's-Hertogenbosch zijn circa 300 werken (olieverven, aquarellen, pastels, etsen en tekeningen) opgesteld van de Bossche schildersfamilie. Voor Noord- èn Zuid-Nederlanders bevat het museum velerlei ook historisch interessante kunstwerken, die een beeld geven van het oude 's-Hertogenbosch en het Brabantse en Kempische land. De acht tentoongestelde schilders, die drie generaties vertegenwoordigen, tonen elk een eigen karakter. De eerste representant van deze kunstenaarsfamilie is de portretschilder Petrus Marinus Slager (1841-1912), die Antoon Derkinderen en Jan Sluyters tot zijn leerlingen rekende. Dan zijn er zijn vier schilderende zoons en dochters. De zoon Piet Slager (1871-1938) ontwikkelde zich tot een landschapschilder en portrettist van formaat. Aan hem is nu in het Museum Slager een speciale tentoonstelling gewijd, voor welke gelegenheid een fraaie catalogus is uitgegeven. De broer van Piet Slager, Frans (1876-1953), was vóór alles een landschapschilder in de geest van de School van Barbizon, schilder van de Brabantse en Belgische Kempen maar ook van de Bossche Sint Jan. Hij nam deel aan internationale tentoonstellingen en woonde vele jaren in het hart van de Belgische Kempen. Zijn zusters Jeannette (1881-1945) en Corry (1883-1927) waren bloemschilderessen. De echtgenoten van Piet en Frans Slager, Suze Slager-Velsen (1883-1964) en Marietje Slager-van Gilse (1891-1968) schilderden landschappen en stillevens. De laatste vertegenwoordiger van de schildersfamilie, de landschapschilder Tom Slager (geb. 1918), vond zijn inspiratie niet alleen in Brabant maar ook in Zuid-Frankrijk, Italië en Spanje. Hij woont in Vught. Terecht schreef NRC-Handelsblad (25 oktober 1988): ‘Het museum Slager is in Nederland een bijzonder museum’.
Ook de familie Knip telde drie generaties Brabantse kunstenaars. Deze kunstenaars | |
[pagina 254]
| |
zijn vooral bekend om hun romantische gouaches van landschappen, buitenplaatsen en dorpsgezichten in Noord-Brabant maar ook van meer exotische landschappen in Zuid-Europa. De meeste bekendheid als landschap- en dierenschilder kreeg Josephus Augustus Knip (1777-1849). Dan waren er de bloemenschilderes Henriëtta Geertruij Knip (1783-1842) en de bekende hondenen poezenschilderes Henriëtte Ronner-Knip (1821-1909). Het werk van Henriëtte Ronner-Knip, die vanaf 1850 tot haar dood in Brussel woonde, kwam enkele jaren geleden weer in de belangstelling door een bijzonder aardig boek van Cri Stellweg ‘Twee vrouwen over katten’ (uitgave Sijthoff) met geestige tekeningen van katten van Henriëtte Ronner-Knip. Het werk van mevr. Ronner-Knip is over de gehele wereld verspreid. In Nederland bezitten de musea in 's-Gravenhage, Amsterdam en Dordrecht werk van haar. Zij kreeg in België het ridderkruis der Leopoldsorde, een onderscheiding, die slechts aan weinig vrouwen ten deel viel. Behalve honden en poezen schilderde zij evenals haar familieleden ook landschappen en dorpsgezichten in Brabant o.m. van Heeze, dat later een geliefd oord voor schilders zou worden. Veel van het werk van de familie Knip is aanwezig in het Noordbrabants Museum in 's-Hertogenbosch, voorts nog in de musea in Amsterdam, Arnhem, Den Haag, Haarlem, Helmond, Maastricht, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg, Antwerpen (Koninklijk Museum voor Schone Kunsten) en Brussel (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten). Over deze familie verscheen bij WAANDERS te Zwolle van de hand van kunsthistorica Fransje Kruyvenhoven het rijk geïllustreerde boek ‘De Familie Knip. Drie generaties kunstenaars uit Noord-Brabant’.
P. KRUG | |
Europa 1992: de uitdagingMet de ‘Europese Akte’ van 1987 hebben de regeringen van de Europese Gemeenschap de verplichting aangegaan om tegen 1992 stapsgewijs een interne markt zonder binnengrenzen tot stand te brengen. De Commissie van de Europese Gemeenschappen zette een onderzoeksproject op naar ‘De kosten van een niet-verenigd Europa’. Hieruit blijkt dat de Europese economie in een onverenigd Europa jaarlijks verliezen lijdt die oplopen tot 8.500 miljard BF/470 miljard gulden aan onnodig gemaakte kosten en verloren mogelijkheden. Bovendien toont deze studie de voordelen aan van de voltooiing van de interne markt: mogelijkheden voor groei, schepping van arbeidsplaatsen, schaalvoordelen, produktiviteits- en rentabiliteitsverbeteringen, een vrijere mededinging, beroeps- en bedrijfsmobiliteit, stabiele prijzen en keuzemogelijkheden voor de consumenten. Als gevolg van de ‘concurrentieschok’ mag bij voorbeeld gerekend worden op een extra economische groei van 4 tot 7%. Volledige marktintegratie zou op middellange termijn 1,8 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen tot gevolg kunnen hebben.
De besluiten van de onderzoekscommissie zijn samengevat in het boek ‘Alles op alles voor Europa - de uitdaging 1992’ onder redactie van Paolo Cecchini. Het boek verschijnt in twaalf Europese landen. De Nederlandstalige versie telt 232 pp. en kost 750 BF / fl. 42. |
|