Het tarief (tot 72%) gelijkt op het Belgische.
De Belgische bedrijfsvoorheffing heet in Nederland loonbelasting; de roerende voorheffing op dividenden heet er dividendbelasting. De dividenden worden in Nederland volledig dubbel belast (wat België eveneens te wachten staat na de fiscale hervorming). Maar in Nederland is er niet de gedeeltelijke dubbele belasting van de dividenden die aan een andere vennootschap worden uitgekeerd; die bestaat in België en, met de hervorming, wordt die nog wat verzwaard. In Nederland wordt geen voorheffing op de intrest ingehouden. De vennootschapsbelasting bedraagt 42% in Nederland. De belastingen op de inkomsten van niet-verblijfhouders en van lichamen zonder winstoogmerk zitten verwerkt in de gewone belastingen, terwijl men het in België nodig gevonden heeft daarvoor aparte belastingen te maken.
Wat de Belgen niet hebben, is een jaarlijkse vermogensbelasting. In Nederland is er wel een. Ze is enkel door de natuurlijke personen verschuldigd. Ze bedraagt 0,8%, dat wil zeggen 20% op een generatie van 25 jaar. Niettemin is er een successierecht van 5% tot 68% (in België van 3% tot 80%), zonder het schenkingsrecht te vergeten (eveneens 5% tot 68%) dat in België slechts zelden verschuldigd is. Kortom, in Nederland vertegenwoordigen de belastingen op het vermogen 1,6% van het BBP, het dubbel van de Belgische 0,8%.
Het BTW-tarief is 6%, 20% en, voor de auto's, 18,3% tot 27,5%. In België bedraagt het 6% tot 33%.
De overdrachtsbelasting van 6% komt overeen met het Belgische registratierecht op onroerend goed. In België bedraagt dat 12,5%.
Verder is er in Nederland de lange reeks van allerlei accijnzen, invoerrechten, jaarlijkse motorrijtuigenbelasting, assurantiebelasting, beursbelasting, die wel gelijkenis met het Belgische stelsel vertonen, Maar er is ook een lange reeks van milieuheffingen.
Vanzelfsprekend vormen de sociale bijdragen een belangrijk pakket. We zien dat het Nederlandse segment 19,3% van het BBP bereikt, tegen slechts 15,3% in België.
De voornaamste gemeentelijke belasting is de onroerend-goed-belasting die te vergelijken is met de Belgische onroerende voorheffing. Maar de Belgische voorheffing is een mengsel van een kleine staatsbelasting, een kleine provinciebelasting en een grote. Minder belangrijke gemeentebelastingen zijn de bouwgrondbelasting, de reclamebelasting (in enkele gemeenten), de hondenbelasting (in 590 gemeenten), de toeristenbelasting (in 275 gemeenten), de forenzenbelasting (op de tweede verblijven, in ongeveer 200 gemeenten).
Waterschapsbelastingen in Nederland worden geheven door de waterschappen, op de onroerende goederen die zich daar bevinden. Ze zijn te vergelijken met de Belgische belastingen van de polders en de wateringen.
Die droge opsomming geeft de verhouding van de onderdelen niet. Hier volgt een algemeen vergelijkend staatje. De cijfers zijn percenten van het BBP.
Belasting op |
België |
Ned. |
Inkomens |
18,3 |
12,6 |
Sociale zekerheid |
15,3 |
19,3 |
Inkomen (totaal) |
33,6 |
31,9 |
Vermogen |
0,8 |
1,6 |
Omzet |
10,9 |
11,8 |
Andere |
- |
0,1 |
Totaal (niet afgerond) |
45,4 |
45,5 |
Al bij al worden de Nederlanders iets gunstiger belast dan de Belgen, want zij betalen minder directe belastingen.