Economie
Nieuwe impuls voor Vlaams-Nederlandse samenwerking in Benelux middengebied
Voorzitter Geens van de Vlaamse regering installeerde op 21 september een Vlaams-Nederlandse werkgroep die de levensvatbaarheid van een Benelux-Middenraad moet onderzoeken. Die raad zou een permanent overlegplatform moeten vormen tussen de lokale en provinciale besturen uit het Benelux Middengebied, dat bestaat uit de Vlaamse provincies Antwerpen en Limburg en het arrondissement Leuven enerzijds en de Nederlandse provincies Noord-Brabant en Limburg anderzijds.
Volgens minister Geens gaat het hier om een historisch initiatief dat een nieuwe en originele dimensie kan geven aan de grensoverschrijdende samenwerking. Burgemeester Burgers van Rosmalen, die de werkgroep zal voorzitten, onderstreepte het belang van de Europese overeenkomst van 21 april 1986 die de publiekrechtelijke grensoverschrijdende samenwerking in Europa mogelijk maakt.
Mettertijd zal de mogelijkheid en de wenselijkheid worden nagegaan om aan de werkgroep een mandaat te geven ter bestuurlijke uitvoering van een aantal projecten en aldus een volwaardige Benelux Middenraad te vormen. ‘Er is naar onze mening in dit gebied meer nodig dan alleen afstemming op het gebied van grensoverschrijdende actieplannen en concrete projecten om als die gerealiseerd zijn weer over te gaan tot de orde van de dag’, aldus Burgers. Volgens de voorzitter van de werkgroep volstaat alleen maar wat Benego-overleg of incidenteel gouverneurs- of gedeputeerdenoverleg niet. De werkgroep zal dan ook rapporteren over een permanent, structureel, de-inwoners-vertegenwoordigend overleg in Euregio-verband.
‘Na eeuwen van nauwe politieke en culturele verbondenheid zijn wij slechts 150 jaar even gescheiden wegen gegaan. Voordien hoorden wij eeuwen bijeen en vanaf 1992 zal dat ook weer zo zijn. Samen vormen wij een machtsfactor van betekenis binnen Europa’, aldus Burgers.
De installering van de werkgroep vond plaats in het kader van het congres ‘Expeditiefunctie Benelux Middengebied in stroomversnelling’. Het congres werd georganiseerd door de adviesgroep Benelux Middengebied die zelf voortspruit uit de reeds in 1965 opgerichte gelijknamige studiegroep.
René De Feyter, die sprak over de mogelijkheden van het Benelux Middengebied, stelde dat de grensoverschrijdende samenwerking tussen de deelgebieden die deel uitmaken van het Benelux Middengebied vooral lokaal is. De nationale regeringen in België en Nederland weigeren de nodige politieke wil op te brengen ter zake. Dat in deze zaak ook uitsluitend met Vlaanderen moet gepraat worden en Brussel er niet bij hoort, zorgt allicht ook voor belemmeringen. Dat Antwerpen wel en Rotterdam niet behoort tot het bedoelde gebied zorgt wellicht ook voor enige hinder.
Andere sprekers vroegen zich trouwens af waarom het Benelux Middengebied niet is uitgebreid tot Brussel (en Zaventem) langs Vlaamse zijde en Rotterdam langs Nederlandse zijde. Tijdens het panelgesprek waaraan naast de sprekers op het congres ook o.m. directeur-generaal Suykens van de Antwerpse haven deelnam, werd door Edwin Jacobs van de Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf gewezen op het feit dat Antwerpen en Rotterdam in feite de toegangspoorten zijn van het Middengebied van Brabant en Limburg langs beide kanten van de ‘grens’.
Volgens Jacobs, die een referaat hield over de functie van de goederenterminals in de toekomst, moet er ook samenwerking komen tussen de havens van het Deltagebied naar het voorbeeld van de Duitse havens Hamburg en Bremen. Jacobs vroeg ook met nadruk dat Brussel zou betrokken worden bij de werking van het Benelux Middengebied. Volgens directeur-generaal Suykens van de Antwerpse haven zijn de expeditiebedrijven in het Middengebied eigenlijk maar een verlengstuk van de zeehavens. Wegens o.m. kostenmotieven verkiezen vele bedrijven in een regio te werken die weliswaar nauw aansluit bij havengebieden maar dan toch op enige afstand gelegen is.
Van ondernemingszijde werd beklemtoond dat de staatsgrenzen en met name de grens tussen België en Nederland al sterk vervaagd zijn maar dat de bestuurders die ontwikkeling niet even snel volgen. Een goed voorbeeld van die integratie van het bedrijfsleven over de staatsgrenzen heen is b.v. de haven van Antwerpen die voor 1/3 gecontroleerd wordt door Nederlandse bedrijven.
Inzake de bestuursrechtelijke omgeving zei minister Geens van zijn kant dat de gevolgen van de interne markt voor de produktie, distributie en consumptie zich ruimtelijk zullen vertalen in de ontwikkeling van