Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken drs. P.R.M.H. van der Linden stelde het op dezelfde conferentie aldus: ‘Het gaat dus om een cultuur-politieke keuze die ons niet alleen raakt als burger, maar ook als natie: de bereidheid uit te gaan van één gemeenschappelijke cultuur’.
Aangezien zowel inhoudelijk als politiek bij monde van de hierboven geciteerde Nederlandse en Belgische bewindslieden het Nederlandse taal- en cultuurgebied in Europa als één regio moet worden gezien en nauwe samenwerking tussen beide samenstellende delen wordt bepleit, verzoekt het ANV de verantwoordelijke politici te bevorderen dat het regeringsbeleid dienovereenkomstig wordt geformuleerd en uitgevoerd.
4. Hierop aansluitend is het ANV mét de regering van mening dat de coördinatiebehoefte gedifferentieerd blijkt te zijn, in dit geval als gesteld sub 2d: verschillend al naar gelang de landen waarop de samenwerking zich richt. België en met name Vlaanderen, neemt t.o.v. van Nederland een uitzonderlijke positie in. Het ANV is het daarom eveneens van harte eens met de opmerking onder punt 5 van het regeringsantwoord dat de culturele verdragen naar hun aard en ontstaansgeschiedenis niet over één kam geschoren kunnen worden. Inderdaad, het reeds naar taalgemeenschappen opgesplitste Nederlands-Belgisch cultureel akkoord, waarvan het 40-jarig bestaan in 1986 al te bescheiden werd gevierd, dient wellicht op korte termijn te worden herzien. In de naaste toekomst zullen met een autonoom Vlaanderen zaken moeten worden gedaan. Het ANV biedt hierbij zijn bijna 100-jarige ervaring op het gebied van Nederlands-Vlaamse ervaring aan om het cultureel akkoord met onze zuiderburen te helpen moderniseren.
5. Hoewel het ANV het besluit betreurt om geen nieuwe culturele instituten in het buitenland op te richten, stemt de passage in het regeringsantwoord dat ‘de specifieke omstandigheden voor de Nederlandse ambassade in Brussel echter een onderzoek naar de mogelijkheden van de vestiging van een cultureel instituut toestaan’ hoopvol. Gegeven het steeds weer te herhalen feit dat Nederland en Vlaanderen, en daarmede Nederland en België, in het Europa van na 1992 meer dan welke andere landen ook op elkaar zijn aangewezen, is het ANV van mening dat als evenknie van het Vlaamse cultureel centrum ‘De Brakke Grond’ in Amsterdam, in Brussel een Nederlands huis gevestigd dient te worden.
Het ANV herinnert de regering eraan dat zij reeds eind jaren zeventig hiertoe besloten heeft. Het nu toegezegde onderzoek is in feite een stap terug, die slechts door daadwerkelijke vestiging ongedaan kan worden gemaakt.
De in sommige andere landen op te richten stichtingen (punt 5 f) kunnen wellicht geheel of gedeeltelijk de aan culturele instituten toegedachte taken overnemen. Het ANV juicht het besluit van de regering op dit punt dan ook toe. Ook hier geldt evenwel, dat het werk van deze stichtingen zoveel mogelijk in algemeen-Nederlands perspectief moet worden geplaatst. In de toegezegde instructie aan de hoofden der diplomatieke posten zou derhalve een opopdracht om contact te leggen met de Belgische posten moeten worden opgenomen, teneinde niet alleen binnen Europa tot nieuwe Nederlands-Vlaamse samenwerking te komen (zie hierboven de punten 1 t/m 4), maar ook om als resultaat daarvan buitengaats zoveel mogelijk gezamenlijk op te treden. Het zal het beeld in het buitenland van de Nederlanden ten goede komen, waar een basis wordt gelegd voor verdere ‘promotie’, indien culturele bevordering sui generis als niet voldoende zou worden beschouwd.
6. Tenslotte sluit het ANV zich bij het regeringsstandpunt aan dat het internationale culturele beleid een onderdeel is van het algemeen regeringsbeleid en dat het derhalve tot het normale werk van de diplomatieke vertegenwoordigingen behoort om dienstverlenend op te treden bij de bevordering van de Nederlandse cultuur in het buitenland. Andermaal evenwel wijst het het ANV er op dat ‘de Nederlandse cultuur’ niet beperkt is of wordt tot Nederland, maar evenzeer wordt mede-bepaald door Vlaanderen. Daarom dringt het ANV er sterk op aan dat ook in het buitenland door middel van zoveel mogelijk contact en samenwerking tussen Nederlandse en Belgische diplomatieke vertegenwoordigingen het aspect van ‘eenheid in verscheidenheid’ tot uitdrukking wordt gebracht. Het ANV geeft de regering in overweging in overleg met België/Vlaanderen een circulaire in bedoelde zin aan de diplomatieke vertegenwoordigingen op te stellen en toe te zenden. Ook hier biedt het ANV zijn goede diensten aan.
Zoals op het gebied van de taal en letteren in de ruimste zin van het woord (Nederlandse Taalunie) de Nederlandse of de Belgische, respectievelijk Vlaamse regering afzonderlijk niet meer bepalend zijn (zie de neerlandistiek in het buitenland), zo zullen in het Europa van na 1992 verschillende concrete zaken gezamenlijk moeten worden aangepakt.
Namens het bestuur van het Algemeen-Nederlands Verbond.
Drs. J.L.M. KITS NIEUWENKAMP algemeen secretaris.