Spiegel Zuid
Stap voor stap langs kronkelwegen
De zomer van 1988 ging voor een belangrijk deel aan de vertegenwoordigers van het volk voorbij: het parlementaire werk vroeg hun volledige aandacht. In zeer korte tijd slaagden Kamer en Senaat erin de eerste van drie staatshervormingsfasen af te werken.
In die eerste fase ging het vooral om het herzien van een reeks grondwetsartikelen, zodat een verdere federalisering van België mogelijk werd gemaakt. Bovendien werd in hoog tempo een faciliteitenontwerp door de kamers geloodst. Daarin was een compromisregeling opgenomen die de Voerenkwestie voortaan uit het nationale politieke slagveld weg moet houden. Een wetsontwerp met nieuwe bevoegdheidsoverdrachten aan de deelgebieden passeerde Kamer en Senaat ook al zonder kleerscheuren. Deze nieuwe wetgeving bevat ook een uitgebreide regeling van de relaties tussen de deelgebieden onderling en tussen de deelgebieden en de nationale overheid. Veel aandacht is besteed aan het ontwikkelen van samenwerkings- en overlegmechanismen.
België zette de jongste maanden opnieuw een paar voorzichtige stappen in de richting van een federaal bestel. In de afgelopen twee decennia werd de Belgische staatsstructuur al zodanig aangepast dat Vlamingen, Walen en Duitstaligen voor een aantal aangelegenheden eigen baas zijn geworden. Het is dus niet zo dat enkel de nu ingezette fasen in de staatshervorming het nationale huis België plots omtoveren van eengezinswoning in twee appartementen voor Vlamingen en Walen. De ombouw van België neemt jaren in beslag.
Wel kan vastgesteld worden dat wat er deze zomer op het vlak van de bevoegdheidsverdeling tussen nationale staat en deelgebieden gewijzigd wordt, omvangrijker is dan ooit. De gemeenschappelijke woonruimte van Vlamingen en Walen werd nooit eerder zo fors ingekrompen, en dat in een zeer kort tijdsbestek. In ijltempo heeft het parlement (grond)wetswijzigingen doorgevoerd waardoor bijvoorbeeld het gehele onderwijs - vroeger een nationale materie - deelstaatmaterie werd. De adembenemende snelheid waarmee grondwets- en wetswijzigingen op dit vlak doorgevoerd werden, doet vragen rijzen omtrent de kwaliteit ervan: het is niet onmogelijk dat b.v. de compromisconstructies die bedacht zijn door de vijf coalitiepartners (o.m. die betreffende de problemen in Voeren en in de Brusselse rand) in de praktijk voor nieuwe politieke conflictstof gaan zorgen.
Maar Martens laat snelheid nu duidelijk voorgaan boven andere overwegingen. Het parlement heeft dit najaar al weer de handen vol met de tweede fase, die van het geld. Zonder een aangepast budget kunnen de gemeenschappen en gewesten (de deelgebieden) met hun nieuwverworven bevoegdheiden weinig beginnen. Als gevolg van deze financieringsfase zal in de nabije toekomst ongeveer 40% van het overheidsgeld op het niveau van de deelentiteiten verdeeld worden. Omdat het om veel geld - en vooral om het herverkavelen van de bevoegdheid tot het spenderen ervan - gaat, zou deze tweede fase zonder moeite voor veel ruzie, spanning en het daarbij horende politieke vuurwerk kunnen zorgen. Toch zullen de coalitiepartners hun best doen deze fase zonder al te grote problemen door te komen. De huidige meerderheid heeft nl. weinig belang bij een forse politieke crisis, amper een jaar na de vorige.
Dan is er nog, zij het iets verder in de toekomst, de derde fase van de staatshervorming, die z'n beslag moet krijgen tegen de zomer van 1989. Die derde fase bevat onder meer de afschaffing van het dubbelmandaat van parlementsleden (het tegelijkertijd deel uitmaken van een deelparlement en een nationale vergadering) en de hervorming van de Senaat (een aanpassing ervan aan een federale structuur). Deze hervormingsfase is te beschouwen als de bevestiging van het ontstaan van een federale staat tot op het niveau van de parlementaire structuur. Vandaag heeft het doorsnee-parlementslid nog twee petten op: een nationale en een regionale.
Als deze derde fase geen doorgang zou vinden, zal het de groep unitair denkende Belgen niet verdrieten. Integendeel, deze groep wil het éne België zo lang mogeljik instandhouden. De deelname van de Vlaamsnationale Volksunie aan een regeringscoalitie is deze échte Belgen dan ook een doorn in het oog. Dat minister H. Schiltz (Volksunie) op 11 juli in zijn toespraak ter gelegenheid van de Guldensporenviering meldde dat ‘Wallonië ons probleem niet meer is, België evenmin’ vroeg dan ook om een reactie. Een uitspraak die past in een herdenking van de Guldensporenslag van 1302, wordt - zo bleek - niet verwacht uit de mond van een nationaal bewindsman en vice-premier, zelfs al is hij Vlaamsnationalist. ‘Te separatistisch’ luidde het verdict. In kringen rond het Hof was men verontrust. Schiltz' uitspraak kreeg dus een staartje: Schiltz bij Martens op het matje. Schiltz herriep. Incident gesloten.
Het federaliseringsproces is niet alleen een zaak van politici. Ook het Hof - symbool bij uitstek van de éne Belgische staat - houdt zich intensief bezig met de manier waarop het Belgische staatsbestel omgebouwd wordt.
Koning Boudewijn laat ook weten hoe hij over de gang van zaken denkt. Op 21 juli kreeg hij daarvoor alle kans. Op die datum wordt telkenjare feestelijk herdacht dat op 21 juli 1831 een van Saksen-Coburg-Gotha z'n intrede deed als Leopold I, de eerste Koning der Belgen.
Koning Boudewijn maakte de bevolking middels zijn op radio en tv uitgezonden 21 juli-boodschap deelgenoot aan zijn zorg door zijn landgenoten te confronteren met wat hij noemde ‘ernstige overwegingen’ bij de vormgeving van de nieuwe federale structuur. Boudewijn betoonde zich een behoeder van België. Sleutelbegrippen daarin waren: ‘stevig centraal gezag nodig’, ‘verbondenheid en samenwerking verzekeren tussen de deelgebieden’. Bij de nu ingezette staatshervorming moet het gaan om ‘een federalisme dat de samenhorigheid in de hand moet werken, dat solidariteit tussen de verschillende bestanddelen handhaaft en dat elke vorm van openlijk of verdoken separatisme afwijst’.
Bovendien ontpopte de koning zich als echte volks-vertegenwoordiger waar hij voorhield dat zijn landgenoten in overgrote meerderheid weten ‘dat federeren gelijk staat met verenigen’.
Het koninklijke commentaar op het in de maak zijnde ‘unionistische federalisme’ werd op de voorpagina van De Standaard gebracht onder de kop ‘Koning trekt federale krijtlijnen’. Het krijt is volgens Van Dale een ‘afgeperkte ruimte waarbinnen een tweekamp of wedstrijd plaatsvindt, strijdperk’. Goedgekozen beeldspraak dus. Want de Belgische staatshervorming blijft een strijdzaak.
Adriaan OVERBEEKE