Theater
Dat Vlaamse acteurs en regisseurs op veel Nederlandse waardering kunnen rekenen is niet nieuw, maar in de jaren tachtig werden de Vlaamse ‘experimentelen’ toch met opvallend veel enthousiasme binnengehaald. Naast de stukken van Anne Teresa de Keersmaeker en Jan Fabre (die al een bredere internationale faam uitbouwden) wordt ook het werk van regisseurs als Jan Decorte, Luc Perceval, Guy Joosten, Ivo van Hove, Herman Gilis, Pol Dehert, Sam Bogaerts en recent Dirk Tanghe in de kritiek flink bewierookt. Meer dan de helft van hun voorstellingen loopt dan ook ten noorden van de rijksgrens.
Sommigen van hen (o.a. Bogaerts, Paul de Bruyne, Gilis en Dehert en voortaan ook Eric Antonis op het meer administratieve vlak) kregen aanlokkelijke aanbiedingen van Nederlandse groepen. Anderen werden in Vlaanderen pas echt gewaardeerd via de omweg van het Nederlandse succes.
‘De Nederlandse mentaliteit is vaak opgeblazen en artificieel-modernistisch’, zegt Guy Joosten. ‘Kritiek op het acteren of het ondergraven van het theatermaken zijn nog steeds in de mode, maar dat hebben we hier al genoeg gehad. We zijn er op uitgekeken: het bloed moet weer kloppen op de scène, vind ik’.
Sam Bogaerts, die van De Witte Kraai in 1980 overwipte naar Globe (Eindhoven) en nu een vaste stek lijkt verworven te hebben bij Toneelgroep Amsterdam, laat zich minder negatief uit over het Nederlandse klimaat. ‘Begin vorig seizoen konden we een totaal nieuw gezelschap installeren met een repertoirefunctie die we volop opnieuw aan het definiëren zijn’, zegt hij. ‘Dat zie ik in Vlaanderen nog niet zo gauw gebeuren. Het gaat in Nederland ook minder om alleen administratieve taken. Zelfs de boekhouder is bij Toneelgroep Amsterdam meer met toneel dan met zijn rekeningen bezig’.
Niet alleen de subsidies in Vlaanderen laten weinig ruimte voor nieuw talent, ook de culturele centra kunnen hun receptieve taak nauwelijks naar behoren uitvoeren.
‘Vaak is er bovendien sprake van bekrompenheid bij de organisatie’, zegt Guy Joosten. ‘Je moet al heel wat geloofsbrieven voorleggen om in het programma te raken, en dan wordt het nog beschouwd als een gunst. Culturele centra zijn bij ons nog vaak gemoderniseerde parochiehuizen of dienstencentra en dat heb je in Nederland niet. Daar wordt minder gemarchandeerd’.
Staan de jonge regisseurs sceptisch tegenover de Vlaamse cultuurpolitiek, ook over het voortbestaan van de ‘Vlaamse golf’ als fenomeen hebben ze hun bedenkingen. ‘Eerst was het Engelse theater in trek, dan het Duitse en het Scandinavische, nu het Vlaamse’, zegt Sam Bogaerts met veel nuchterheid. Guy Joosten denkt ook niet dat de golf een lang leven beschoren is, maar gelooft wel dat de regisseurs als individuen hun weg zullen gaan.
Wim Meeuwissen, die in 1979 artistiek directeur werd van de Amsterdamse Theater-school en daarmee één van de eerste uitwijkelingen, ziet meer heil in een wisselwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Hij is sinds kort directeur van F Act, een kerngroep voor bijzondere projecten waarin hij ook Vlaamse artiesten als Marc Vanrunxt probeert te betrekken. Ook gelooft hij sterk in het nieuw opgerichte Vlaams-Nederlandse fonds voor co-produkties.
‘Eén keer per jaar is het feest’, zegt Henk Beuker van de stadsschouwburg Ogterop in Meppel, ‘en dat is als het MMT (Mechels Miniatuur Theater) hier neerstrijkt’.
Henk Beuker haalt uit het professionele theater- en amusementsaanbod zo'n 120 voorstellingen per jaar naar zijn Ogterop en daar zitten ook een smak Vlaamse produkten tussen: De Snaar, Johan Verminnen, Urbanus, Kamagurka, Tom Lanoye, de Internationale Nieuwe Scène en het MMT. ‘Ik krijg wel andere aanbiedingen van repertoiregezelschappen als RVT, NTG of KVS, maar daar heb ik geen belangstelling voor’, zegt hij. In dat genre hebben we veel betere dingen van Nederlandse groepen. Waarom dan wel het MMT? - Omdat ze typisch Vlaams zijn en als ze het in hun kop krijgen om ander toneel te brengen, dan hoef ik ze niet meer. De Mechelaars zijn de ambassadeurs geweest voor het succes van het Vlaamse toneel in Drente, Groningen en Overijssel’.
Waarin ligt dan wel dat ‘typisch Vlaamse’? ‘In het volkse en het gemoedelijke, maar ook in de intensiteit waarmee gespeeld wordt’, zegt Henk Beuker. Manu Verreth kan niets anders dan instemmend knikken. ‘Ik zeg steeds: we moeten niet naar Nederland komen met praatstukken, want dat kunnen de Nederlanders veel beter dan wij. De toeschouwers willen wat beleven, warmte ondergaan. Dat kan met produkties die eigen zijn aan Vlaanderen: theater dat niet vanuit het hoofd vertrekt, maar vanuit het middenrif’.
‘Dertien jaar geleden begonnen we schoorvoetend aan dit avontuur’, zegt Manu Verreth. ‘We zaten toen wel met complexen, maar toeren in Nederland loont duidelijk meer dan de moeite.’
De tournee was amper halfweg en ze hadden nog zo'n 40 opvoeringen van ‘De Dronkaard’ voor de boeg.