Neerlandia. Jaargang 92
(1988)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
J.B.C. Verlooy (1746-1797)
| |
Korte biografieGa naar eind1Jan Baptist Chrysostomos Verlooy werd geboren te Houtvenne in de Zuiderkempen op 22 december 1746 in volle Oostenrijkse tijd. Hij was de zoon van een plaatselijk notabele en studeerde aan de universiteit te Leuven. In 1774 vestigde hij zich als advokaat te Brussel en hij liep stage bij P.G.M. Malfait, aanhanger van Voltaire en antiklerikaal. Naar alle waarschijnlijkheid kwamen Verlooys latere politieke opvattingen onder invloed van zijn stagemeester tot stand. Verlooy stond in de late jaren tachtig van de 18de eeuw aan de zijde van het progressieve verzet tegen keizer Jozef II. In tegenstelling met de Statisten, aangevoerd door H. van der Noot, die de macht van geestelijkheid, adel en gilden wensten te handhaven en alszodanig het Verlicht Despotisme van de keizer niet aanvaardden, streefden de vooruitstrevenden, onder leiding van J.F. Vonck, naar democratisering van het staatsbestel. Verlooy, die door de Oostenrijkse autoriteiten werd gesurveilleerd, richtte begin 1789 het genootschap Pro Aris et Focis op. De opzet van deze geheime vereniging was: een eigen leger op de been brengen, dat de Oostenrijkers moest verdrijven, waarna een algemene opstand tegen de gevestigde machten zou losbarsten. In het late najaar van 1789 had dan de Brabantse Omwenteling plaats. Een coalitie van Statisten en Vonckisten joeg de Oostenrijkers op de vlucht. Spoedig lukten eerstgenoemden er evenwel in hun stempel op de opstand te drukken. In zulke mate zelfs dat de Vonckistische leiders naar het buitenland moesten vluchten. Verlooy, die naar Frankrijk was getrokken, poogde van daaruit een verzetsbeweging in de Zuidelijke Nederlanden van de grond te krijgen. Tevergeefs echter. Overigens stelden de Oostenrijkers reeds na een jaar een einde aan de Brabantse Omwenteling. Nadat de Franse generaal Dumouriez de Oostenrijkers in 1792 had verslagen, keerde Verlooy terug naar huis. Onmiddellijk werd hij verkozen tot provisor representant en maakte hij als zodanig deel uit van het Brussels gemeentebestuur. Ook kon hij in deze functie een rol spelen in de landspolitiek. Zo werd hem opgedragen de protesten te coördineren tegen de aanhechting van de Zuidelijke Nederlanden, aanhechting die in Parijs werd gepland. Korte tijd nadien, meer bepaald in februari 1793, presideerde Verlooy een assemblée, die zich voorstander verklaarde van deze aanhechting. De Brusselse advokaat stelde zich duidelijk pro-Frans op. Verder in dit artikel wordt ingegaan op de motieven, die hem hierbij hebben geleid. In 1793 stelden de Oostenrijkers een einde aan de Franse aanwezigheid in de Nederlanden. Niet voor lange tijd echter. Reeds in 1794 keerden de Fransen terug. Verlooy bleef inmiddels aanhanger van de revolutionaire ideeën. Hij werd voorzitter van de Société des Amis de la Liberté et de l'Egalité de Bruxelles. In september 1794 bekwam hij een schepenmandaat en op 20 april 1795 benoemden de Franse Autoriteiten hem tot maire van Brussel. Korte tijd nadien nam hij om gezondheidsredenen ontslag, waarna hij in 1797 overleed. | |
Inhoud van de onachtGa naar eind2Verlooy begint zijn bekend boek met te zeggen dat de Nederlanders in het verleden een belangrijke bijdrage hebben geleverd tot de Westerse beschavingsgeschiedenis. Hij haalt talloze voorbeelden aan, waaruit deze bewering moet blijken. Hierbij beperkt hij zich niet tot de Zuidelijke Nederlanden. Hij verwijst ook overvloedig naar het Noorden, de Verenigde Provinciën. De auteur ergert er zich over dat in zijn tijd haast iedereen ervan overtuigd is ‘oft het is aen eenen Nederlander onmogelyk van in eenigen konsten de fransche t'overtreffen’. Deze overtuiging ‘gaet zelfs zoo verre, dat niets schoon nog groot en dunkt, of 't moet van Vrankryk zyn’. Verlooy stelt dat de verfransing haar oorsprong vindt bij de Bourgondische hertogen. Vanaf de komst van deze Franse vorsten op het einde van de 14de eeuw werd een periode van verfransing ingeluid, die in de Oostenrijkse tijd nog verder duurde. Het staatsgezag, de universitaire wereld, de hogere standen, enz. hebben het Nederlands op het achterplan verschoven, hetgeen vele nadelen met zich meebrengt. Niet het minst een sociale barrière tussen de maatschappelijke bovenlaag en de man in de straat. Ook de vaderlandsliefde wordt door de francofilie bedreigd. Zonder kunst en cultuur in de eigen taal bestaat er geen bestendig gemeenschapsgevoelen, noodzakelijk voor de goede werking en de coherentie van het maatschappelijk leven. Verlooy meent verder dat de verfransing nadelig is voor kunst en cultuur. De overname van een vreemde taal blijft steeds een oppervlakkig fenomeen. In wezen zullen de Nederlandstaligen hun eigen aard nooit volledig prijsgeven. Verfransing kan enkel een ersatz-cultuur voortbrengen. Overigens is het Nederlands een taal met grote innerlijke kwaliteiten, die niet moet onderdoen voor het Frans. De auteur formuleert dan verschillende suggesties, welke een einde moeten stellen aan de door hem aangeklaagde toestand. Zo o.m. invoering van een vaste algemene spelling en van nieuwe schoolboeken in Noord en Zuid; meer lesuren Nederlands | |
[pagina 155]
| |
in het middelbaar onderwijs; afschaffing van de leergang Frans in de lagere scholen; toekenning van prijzen aan Nederlandstalige toneelgezelschappen; gestructureerde samenwerking tussen Noord en Zuid wat al de voornoemde suggesties betreft. ‘De Onacht’ eindigt met een algemeen-Nederlandse oproep: ‘Voorders, wij zijn inderdaad het zelve volk, 't zelve in tael, imborst, zeden en gebruyken. Daerom, laet ons gezamelijke Nederlanders, schoon wy van staet gescheiden zyn, om ten minste in Nederlandsche konsten aenzien als gevaderlanders en gebroeders. Laet ons gezamender hand ons gevoegzaem Nederduytsch handhaven, eren en versieren’. | |
Weerslag van de onachtDe Onacht heeft na haar verschijning geen enkele onmiddellijke weerslag gehad. Erger nog, het boek zonk spoedig in de vergetelheid weg. Pas vele jaren later wordt er opnieuw over Verlooys werk gesproken. De eersten, die opnieuw aandacht aan De Onacht schonken, waren J.F. Willems in 1818, L.G. Vischer in 1825 en J.M. Schrant in 1829. Ook in de ‘Aenmerkingen over de verwaarlozing der Nederduytsche Tael’ van Ph. Blommaert, uitgegeven in 1832, en algemeen beschouwd als het eerste manifest van de Vlaamse Beweging na de revolutie van 1830, wordt Verlooy met eerbied en ontzag vermeldGa naar eind3. Het zou evenwel tot in de 20ste eeuw duren alvorens de auteur van De Onacht op de troon werd geplaatst, waarop hij thans zit. De eerste, die hiertoe de aanzet gaf, was K. Angermille. Deze noemde Verlooy in een publikatie ‘de eerste flamingant’, titel die hij tot op heden is blijven behoudenGa naar eind4. | |
Betwisting rond VerlooyVrijwel onmiddellijk nadat Verlooy tot ‘de eerste flamingant’ was geproclameerd, werden vragen rond zijn rechtlijnigheid gesteld. Het feit dat hij na de inval van de Fransen in 1792 de zijde van deze laatsten had gekozen, verwekte de indruk dat hij een renegaat was. De oorspronkelijkheid en de juistheid van De Onacht werden helemaal niet in twijfel getrokken. Wel nam men Verlooy kwalijk dat hij zijn flamingantische principes om materiële voordelen zou hebben verloochendGa naar eind5. Deze overtuiging is tot na de Tweede Wereldoorlog blijven voortbestaan. Dit blijkt o.m. uit een jeugdpublikatie van Dr. H. Waltmans, huidig voorzitter Nederland van het ANV. Deze schreef in februari 1952: ‘Dit voorbeeld van een intellectueel, die op 25 januari 1793 de primaire vergadering voorzat, die na de bezetting van de Zuidelijke Nederlanden door de Franse troepen de wens tot vereniging der Zuidelijke Nederlanden met Frankrijk uitsprak, is treffend en tragisch’Ga naar eind6. | |
Nieuwe visie op VerlooyIn 1980 verscheen de eerste wetenschappelijke biografie van Verlooy. De auteur, Jan van den BroeckGa naar eind1, poneert de stelling dat het engagement van de auteur van De Onacht binnen het Franse systeem geen breuk betekende met diens verleden. Volgens Van den Broeck zou Verlooys ommezwaai in werkelijkheid geen ommezwaai zijn geweest. Integendeel, zijn optreden vanaf 1792 wordt door voormelde biograaf als gans logisch voorgesteld. Reeds eerder had H.J. Elias er op gewezen dat Verlooy een volksnationalist was. De Onacht werd geschreven vanuit de overtuiging dat er een Nederlands volk bestond, een groep mensen met een eigen nationale identiteit, welke o.m. tot uitdrukking kwam in eigen taal en aard. Het behoud van deze identiteit was noodzakelijk. Dit om culturele en maatschappelijke redenen. Elias kon echter niet begrijpen waarom Verlooy steun aan de binnengevallen Fransen had verleendGa naar eind7. Van den Broeck onderlijnt dat Verlooy er van uit ging dat zijn volksnationalisme geen kans maakte in een regime, zoals dit van de verdreven Oostenrijkers en nog minder in een door de Statisten? Brabants-Belgische republiek. Alleen het revolutionaire Frankrijk, dat op alle terreinen de vrijheid predikte, kon de Nederlandse voksnatie de noodzakelijke voorwaarden voor ontplooiing verschaffen. De kans was bovendien zeer groot dat Frankrijk aldus zou handelen, gezien het - althans onmiddellijk na de verovering - blijk gaf van respect voor de eigen taal van de Zuidelijke Nederlanden. Overigens mag men niet vergeten dat Verlooy nooit eerder had gepleit voor een eigen Zuidnederlandse staat, welke hij blijkbaar niet noodzakelijk achtte. Van den Broeck wijst er verder op dat Verlooy waarschijnlijk ook door persoonlijke motieven werd gedreven. Zijn ervaringen met de Oostenrijkse gezagdragers en met de Statisten tijdens de Brabantse Omwenteling hadden hem tot een fervent aanhanger van Frankrijk gemaakt, Frankrijk dat toen de vaandeldrager van de vrijheid was. In een bespreking van het boek van Van den Broeck schrijft L. Geerts dat Verlooy vooral door zijn vrees voor de terugkeer van het Ancien Régime werd geleid. De Brusselse advokaat was niet in eerste instantie een volksnationalist. Voorop stond bij hem de strijd voor de vrijheid. En dit in elk opzicht, o.m. inzake behoud van de eigen taal. Overigens heeft men al te veel oog gehad voor Verlooys flamingantisme. Men vergeet nogal gemakkelijk dat de auteur van De Onacht nog andere, politiek-revolutionaire, werken heeft gepubliceerd en dat hij steeds, - en dit van in zijn jonge jaren - een liberaal in de zin van de Verlichting en van de Franse Revolutie is geweest. Zo gezien was Verlooy helemaal geen renegaatGa naar eind8. Wat er ook van zij, voorgaande interpretaties van Verlooys ‘ommezwaai’ doen niets af aan de intrinsieke waarde van De | |
[pagina 156]
| |
Onacht. Dit geldt al evenzeer voor een ander discussiepunt dat in de jongste jaren is opgedoken, meer bepaald de vraag of Brussel in Verlooys tijd al of niet sterk verfranst was. | |
Brussel, een verfranste stad?In 1984 liet P. de Ridder een boek in dit verband verschijnenGa naar eind9. Reeds eerder had deze Brusselse historicus gesteld, dat de latere Belgische hoofdstad, in tegenstelling met wat in De Onacht werd beweerd, geenszins vanaf de tijd der Bourgondiërs sterk werd verfranstGa naar eind10. In zijn werk van 1984 stelt De Ridder dat het Nederlandstalig karakter van de aloude Brabantse stad pas na 1830 grotendeels verloren is gegaan. Hij zegt dat Verlooy in een niet onbelangrijke mate overdreven heeft en dat hij geenszins het recht had de Brusselaars verwijten toe te sturen, gezien hij later met de Fransen collaboreerde. Natuurlijk is deze laatste opmerking niet ter zake. Overigens ontkent De Ridder niet dat in 1780 bijna 15% van de Brabantse bevolking Franstalig was. Rekening houdende met het feit dat het hier vooral edelen, hoge ambtenaren, renteniers en andere weistellenden betrof, bestond er een acuut verfransingsgevaar. Het is op dit gevaar dat Verlooy heeft gewezen. En zelfs zo hij terzake mocht hebben overdreven, dan nog dient onderlijnd dat hij als eerste één der mechanismen van de verfransing heeft bloot gelegd en aangeklaagd. | |
Verlooy, de eerste algemeen-NederlanderZoals hoger gezegd, wordt Verlooy ‘de eerste flamingant’ genoemd. Mijns inziens verdient hij deze titel met recht en reden. Toch meen ik dat men hem niet volledig waardeert, zo men hem ook niet ‘de eerste algemeen-Nederlander’ noemt. Inderdaad, Verlooy zegt in zijn Onacht dat Noorderlingen en Zuiderlingen ‘gezamelijke Nederlanders’ zijn. En wanneer hij vanuit het verleden bewijzen aanvoert om aan te tonen dat het Nederlandse ‘volk’ een volwaardig volk is, dan vindt hij deze bewijzen zowel in het Noorden als in het Zuiden. Het sterkste komt zijn algemeen-Nederlandsegezindheid tot uitdrukking in de twee laatste bladzijden van zijn boek, waar hij, zoals reeds gezegd, een oproep tot samenwerking op taalkundig en cultureel gebied formuleert. Samenwerking op taalkundig en cultureel gebied tussen Noord en Zuid. Verlooy bracht in 1788 een boodschap aan Nederland en Vlaanderen, die in 1988 - tweehonderd jaar later! - nog altijd grote betekenis heeft. Mr. E.J. RASKIN Voorzitter Vlaanderen ANV |
|