Belgische Erasmus-studenten in het onzekere
De Europese Raad heeft op 15 juni 1987 het communautaire actieprogramma inzake de mobiliteit van studenten (Erasmus = European Community Action Schema for the Mobility of University Students) goedgekeurd.
Voortaan wordt door de Europese Gemeenschap steun verleend aan studenten die aan een universiteit in een andere lidstaat een studieperiode doorbrengen. Wel stelt de Europese Commissie een aantal voorwaarden. Ze kent de Erasmus-beurzen alleen toe aan studenten indien blijkt dat:
1. er een samenwerkingsakkoord bestaat tussen de betrokken universiteit en de universiteit waar de student wil gaan studeren;
2. de betrokken studenten kunnen aantonen een volledige academische erkenning te verkrijgen voor de studies, verricht in een andere lidstaat. De instelling van oorsprong moet hiervoor garant staan door het afleveren van een volgens norm afgeleverd certificaat;
3. er een soort coördinatie bestaat wat betreft de administratieve regelingen in het kader van de aanvragen binnen een bepaalde regio of lidstaat, liefst via het systeem van een coördinatiecentrum.
Europarlementslid Jaak Vandemeulebroucke onderzocht in hoeverre de Belgisch/Vlaamse situatie aangepast is aan deze vereisten. Een 100-tal projecten blijken opgesteld en ingediend te zijn. Het blijft afwachten of deze zullen goedgekeurd worden op het Europese vlak. Men kan er uit afleiden dat onze instellingen een goede inspanning hebben geleverd om zoveel mogelijk samenwerkingsverbanden af te sluiten.
Anders is het echter gesteld met de overige voorwaarden. Het basisprobleem is de erkenning van de diploma's. Deze erkenning wordt in België nog steeds geregeld door de wet op de academische graden, die reeds in het verleden voor heel wat problemen zorgde. Het is bijvoorbeeld ook deze wet die problemen meebrengt voor de homologatie van de diploma's uitgereikt door het samenwerkingsverband Vlaanderen-Nederland betreffende Open Universiteit.
Deze wet bevat immers de voorwaarde dat de student de cursussen volgt en examens aflegt aan de eigen universiteit.
Concreet betekent dit dat deze wet dringend moet gewijzigd worden of voorzien van bepaalde toevoegingen die tegemoet komen aan het feit dat studenten in het kader van het Erasmusproject een tijdlang aan een buitenlandse instelling studeren. Het is volgens VU-parlementslid Vandemeulebroucke immers meer dan onverantwoord studenten de illusie te geven dat alles o.k. is en ze aldus het risico laten lopen dat ze uiteindelijk geen gevalideerd einddiploma bekomen of hiervoor nog een periode moeten overzitten.
De kans blijft immers bestaan dat de zogenaamde bekrachtigingscommissie de wet op de academische graden bovenhaalt en de erkenning van het diploma weigert.
Ook probleem nummer drie blijft zonder oplossing. Wat met de coördinatie? Reeds vroeger werd herhaaldelijk de vraag gericht tot minister Kelchtermans om een dergelijk coördinatie-centrum op te richten. Ondertussen ging de bevoegdheid over naar minister Weckx.
VU-senator Blanpain en de mede-ondertekenende senatoren Van Hooland en Vandekerckhove dienden meteen een wetsvoorstel in tot wijziging van de wet op de academische graden. Indien deze tekst aangenomen wordt, is het probleem van de baan. Anderzijds schreef VU-Europarlementslid Jaak Vandemeulebroucke een open brief aan gemeenschapsminister Weckx met de bedoeling deze op zijn verantwoordelijkheid te wijzen in verband met de oprichting van een coördinatiecentrum.
Minister Coens van Onderwijs antwoordde in de Kamercommissie voor Onderwijs dat er voor de studenten die inpikken op het