Boek
Leescultuur in de 19de eeuw
Op 7 oktober jl. vond te Gent in het prestigieuze kader van de Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde het derde colloquium plaats van het Dr. F.A. Snellaertcomité. Deze vereniging, opgericht door de Gentse hoogleraar A. Deprez, houdt zich bezig met de studie van de negentiende eeuw in Vlaanderen. Daarbij wordt vooral aandacht besteed aan cultuur, politiek en letterkunde. Om de twee jaar organiseert de contactgroep een colloquium, waarop steeds ook vorsers uit het Noorden worden uitgenodigd. Op die wijze kan zowel voor Vlaanderen als voor Nederland regelmatig een status questionis van het onderzoek worden opgemaakt.
Het zopas gehouden colloquium stond volledig in het teken van de leescultuur in de negentiende eeuw. De eerste twee lezingen, respectievelijk gehouden door de hoogleraren H. Gaus en R. van Eenoo, hadden betrekking op de zgn. leeskabinetten en leesbibliotheken te Gent. In een derde uiteenzetting ging J.J. Kloek, wetenschappelijk medewerker aan de universiteit te Utrecht, dieper in op de lectuuraankoop in de boekhandel Van Benthem te Middelburg. Deze lezing bracht een boeiende kijk op de verschillende lectuurvormen die in de provinciestad Middelburg werden aangekocht in de periodes 1801-1815 en 1840-1850. Kloeks uiteenzetting was het voorlopige resultaat van een interdisciplinair onderzoek dat hij samen met de bekende genootschapsonderzoeker W.W. Mijnhardt startte in 1985. Beiden konden gebruik maken van het klantenboek van Salomon van Benthem, in de bewuste periode exploitant van de lucratiefste boekhandel te Middelburg. Na een gedetailleerde verwerking van het cijfermateriaal konden al enkele voorzichtige hypothesen worden geformuleerd over de leescultuur in Nederland in het algemeen. Uiteraard dienen die hypothesen nog verder getoetst aan studies over andere steden en gebieden. Het onderzoek van Kloek en Mijnhardt wijst in ieder geval aan dat men in Nederland met de studie van de lezer al een eind gevorderd is.
De studies i.v.m. het lectuurgedrag in de achttiende en negentiende eeuw krijgen de laatste tijd steeds meer belangstelling. Eigenlijk vormen ze een onderdeel van het onderzoek naar het zgn. genootschapsleven. Tot de genootschappen behoorden immers ook de weinig bekende maar niet minder interessante leesgezelschappen. In de jaren 1970 kwam in hoofdzaak vanuit Frankrijk een duidelijke impuls om tot een coherente genootschapsstudie over te gaan. Met name de historici D. Roche en M. Agulhon maakten zich heel verdienstelijk. Met nadruk wees vooral Roche op de zeer belangrijke rol van de genootschappen - dus tevens de leesgezelschappen - als verspreiders van de verlichtingsidealen in