van Leiden en promoveerde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam in 1949 op het proefschrift ‘Beginselen van de belastingheffing’. Hij begon zijn loopbaan bij de dienst van de Rijksbelastingen, in 1928 volgde zijn aanstelling bij het Departement van Financiën en in 1947 werd hij directeur-generaal voor Fiscale Zaken, in algemene dienst. In 1953 werd hij staatssecretaris van Financiën, met een korte onderbreking als regeringscommissaris voor de Belastingen, tot 1965 in welk jaar zijn benoeming volgde tot lid van de Raad van State tot 1980, toen hij 75 jaar werd.
In 1968 kreeg de heer Van den Berge het verzoek algemeen-voorzitter van het ANV te worden. Hij was toentertijd bestuurslid van de afdeling Den Haag van het Verbond. Hij gaf aan het verzoek gevolg. Het ANV zou er wel bij varen. Zijn nauwe bindingen met bewindslieden, parlementairen, ambtelijke instanties brachten er in hoge mate toe bij, dat het ANV een ruimer bekendheid kreeg en het Verbond ‘een organisatie werd waarmee rekening moest worden gehouden’, zoals hij mocht vernemen in een tot hem gericht dankwoord bij het afscheid in 1975.
Zijn invloed, enthousiasme en stuwkracht waren ook buiten het ANV bevorderlijk, dat het streven naar de culturele integratie van Noord en Zuid in een stroomversnelling geraakte.
De verdiensten van dr. Van den Berge voor het ANV waren tweeërlei. Ten eerste het klaar en bondig verwoorden van de doelstellingen en de ideologische strekking van het streven van het Verbond, in redevoeringen en artikelen. Zijn rede uit 1970, gehouden in Dordrecht bij de 75ste verjaardag van het ANV, is altijd nog een monument onder de vele andere teksten van blijvende waarde. Op de tweede plaats moeten zijn persoonlijke contacten worden genoemd, waar hij alle aandacht aan besteedde. Onder zijn leiding voerden verschillende malen kleine delegaties van het ANV gesprekken met ministers in Den Haag en Brussel, of met parlementsleden uit de beide landen. In het bijzonder nadat in het begin van de jaren zeventig in de Belgische Grondwet de culturele autonomie voor de taalgemeenschappen was opgenomen. Daarmee werd de mogelijkheid gegeven voor een samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland, ook structureel als doel, op het terrein van de taal en cultuur. Het ANV-rapport ‘Een nieuwe aanpak’, voorafgegaan van een briefwisseling met de beide regeringen, parlementen, fracties en politieke partijen, was het resultaat van die contacten en samenspraak, waar hij leiding, vorm en inhoud aan gaf, bijgestaan door leden van het dagelijks bestuur en het hoofdbestuur. Het rapport zou mede bijdragen tot de oprichting van de Nederlandse Taalunie. Een ander initiatief was de actie tegen de taalvervuiling in het ambtelijk apparaat en het bedrijfsleven.
Zijn voorzitterschap droeg het kenmerk van een democratische werkwijze. Alle meningen werden gehoord, geanalyseerd en gewogen, met als resultaat meestal een consensus, waarin iedereen zich kon terugvinden. Streven naar ordening, naar samenwerking en evenwicht en het zoeken naar de gezamenlijkheid in denken en handelen, waren ook voor hem wat hij ‘de zwaartepunten’ noemde in zijn maatschappelijke visie.
Willem Hendrik van den Berge, geen gemakkelijk man, allerminst voor zich zelf. Ook niet in zijn kritiek op personen of zaken, maar ... wel openhartig, daarmee trouw aan de Zeeuwse volksaard.
Het ANV is hem veel verschuldigd en in de geschiedenis van het Verbond zal hij voortleven.
G.G.