Spiegel van de Nederlanden
Meer dan een verkiezingsuitslag
De uitslag van de verkiezingen in Nederland voor de Provinciale Staten hebben meer aan het licht gebracht dan alleen maar een schema van de zetelverdeling van de verschillende partijen in de provinciale bestuursorganen. Dat was ook te verwachten.
In de eerste plaats kunnen deze verkiezingen niet los worden gezien van de straks te vormen nieuwe Eerste Kamer. Voorts zijn verkiezingen voor de lagere publiekrechtelijke organen, als de provincies en de gemeenteraden, ook van belang om de meningen te peilen van de burgers in perioden tussen parlementsverkiezingen in. En niet alleen over de landspolitiek, maar ook over de politiek in het algemeen. Om met het laatste te beginnen. Want op 18 maart is duidelijk gebleken, dat de interesse van de kant van de bevolking voor Nederlandse verhoudingen slecht is. Bij de Statenverkiezingen van 1982 was de opkomst 68%, ditmaal 66%. In 1986 ging 85,6% van de kiesgerechtigde bevolking naar de stembus voor de Kamerverkiezingen. Terecht schreef De Volkskrant de dag na de uitslag, dat de lage opkomst van 66% ‘een nederlaag voor de Nederlandse politiek in het algemeen’ beduidde. Onwillekeurig moeten wij denken aan het onlangs verschenen boek van Jean Baudrillard: ‘In de schaduwen van de zwijgende meerderheden’. Waarin de auteur van de stelling uitgaat, dat nimmer in de historie zoveel maatschappelijke en politieke informatie wordt verschaft als in deze tijd. Daarmee wordt een beroep gedaan op de grote massa om mee te denken, keuzen te doen en verantwoordelijkheid te dragen, wil de schrijver zeggen.
Maar de massa is ongeïnteresseerd. Men kijkt naar de televisie en dan hoofdzakelijk nog naar de sport. Hetgeen allesbehalve negatief behoeft te zijn, het demonstreert echter wèl dat de politieke informatie en de nieuwsvoorziening over de sociale vraagstukken daarop volkomen stuklopen. Ook van de kant van de opiniepeilers is de ongeïnteresseerdheid te licht opgevat, met voorspellingen over veel hogere percentages van de opkomst.
Wegblijven uit het stemhokje is onverstandig. Vooral wegens teleurstelling over het politiek gebeuren, zoals vele maatschappelijk zwakkeren deden, getuige de vraaggesprekken in sommige dagbladen. Deze groep en de louter onverschilligen schakelden zich daarmee uit: 34 procent. Een bedenkelijk verschijnsel in een democratisch land.
Vergeleken met de uitslag van de Statenverkiezingen van 1982, kwamen de socialisten van de P.v.d.A. met een winst van 20,8% naar 33%, ofwel 97 zetels uit de bus.
Een uitermate grote versterking van de oppositiepartij in het parlement in de provinciale colleges. Maar toch, gezien de uitslag van de Kamerverkiezingen vorig jaar, een teruggang van 0,3%. De communisten (CPN), de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) en de Politieke Partij Radicalen (PPR) die lijstverbindingen waren aangegaan, behaalden relatief grote winst, ten koste van de P.v.d.A. De CPN, die in 1986 uit de Kamer verdween, zou thans terugkeren. Ook de PPR zou beter vertegenwoordigd zijn, hoewel deze partijen van Klein Links, evenals van Klein Rechts, bij Kamerverkiezingen geen voorkeur geven aan lijstverbindingen.
De christendemocraten (CDA) moesten vergeleken met 1982 5 zetels afstaan en gingen, gemeten naar de Kamerverkiezingen van 1986 1,6% achteruit. In Limburg verloor het CDA zijn machtige positie van weleer. Zes zetels gingen verloren, de P.v.d.A. won 11 zetels. De Partij Nieuw Limburg kwam met 4 zetels in de Limburgse Staten. De vraag is op welke partijen deze statenleden straks zullen stemmen voor de verkiezing van de Eerste Kamer.
Het grootste verlies in verhouding leden de liberalen. De VVD moest 45 Statenzetels inleveren. Na de gevoelige nederlaag in de Tweede Kamer in het afgelopen jaar zou de liberale partij nu nogmaals 3 zetels in het parlement moeten afstaan aan de coalitiegenoot in het kabinet-Lubbers het CDA. Liefst 54% van het verlies van de VVD ging naar het CDA, 15% van de stemmen ontvingen de socialisten op hun lijsten van het liberale bolwerk en 10% van de kiezers kozen de partij Democraten '66 boven de VVD. De VVD beleeft momenteel een ernstige neergang en is duidelijk het slachtoffer geworden van interne spanningen tussen richtingen en personen in de afgelopen jaren. Dat de voorzitter van de liberale fractie in de Eerste Kamer en de oud-partijvoorzitter, die kandidaat stonden voor de verkiezing van de Senaat, het veld ruimden, omdat zij uit de gunst waren, spreekt boekdelen. Kort na de kabinetsformatie kwam de partijtop in het Gelderse plaatsje Heelsum bijeen, waar de strategie werd besproken. Het gevolg daarvan was dat de voorzitter van de Tweede Kamerfractie prof. Voorhoeve op een verkiezingsbijeenkomst in maart in Haaren in Noord-Brabant pleitte voor een ‘vernieuwend, sociaal-liberaal idealisme’. De VVD moet zich daarbij niet door het CDA ‘naar rechts laten drukken’. En het gevolg daarvan was dat er hardop werd gedacht aan een coalitie van liberalen en socialisten in de jaren negentig.
‘Serieuze gesprekken daarover zouden in 1990 al mogelijk zijn’, aldus de Commissaris van de Koningin in Groningen, de heer Vonhoff, liberaal politicus. Maar terwijl we dit schrijven, is er een ‘bevel’ uitgegaan naar alle liberalen, dat het taboe is daarover in het openbaar te filosoferen.
En over het uitlekken van die richtlijn is opnieuw in de liberale Kamerfractie een mate van wantrouwen ontstaan. Het is nog steeds moeilijk voor de VVD om zich geloofwaardig te maken.
De partij Democraten '66, in 1966 gesticht door figuren uit de VVD en de P.v.d.A., met als doel een pragmatische politiek en radicale democratisering van de maatschappij, kon bij de Statenverkiezingen in 1982 een grote winst in de wacht slepen. Nadien braken de magere jaren aan. De partij verloor van dag op dag. De 8,3% van 1982 werd bij de Kamerverkiezingen 6, 1%, maar op 18 maart 6,7%. Toch een zetelverlies van 10.
Voor het kabinet van CDA en VVD moet de uitslag een waarschuwing zijn. Hoewel de twee partijen in de Tweede Kamer een meerderheid zouden behouden, is die toch geslonken en in de Eerste Kamer zal men waarschijnlijk op het randje balanceren. Men bedenke wel, dat met de nodige voorzichtigheid de percentages van de Statenverkiezingen met die van de Tweede Kamer vergeleken moeten worden, als gevolg van het verschil in opkomst. Maar wat zich thans duidelijk in de Nederlandse politiek afspeelt is meer dan alleen maar een verkiezingsuitslag. Het regeren wordt er voor het kabinet-Lubbers niet gemakkelijker op.
GEERT GROOTHOFF