Spiegel Zuid
De jongste maanden werd de aandacht van Vlamingen en Walen regelmatig gaande gehouden door een aantal traditionele probleemdossiers, het ene al meer communautair-geladen dan het andere.
Het spectaculairste probleem, het geval-Happart, werd vanaf dit jaar in het politieke jargon omgedoopt tot kermisattractie: het dossier komt met vaste regelmaat bij dezelfde instanties terecht zonder dat er een duidelijke oplossing voor gevonden wordt... het ‘carroussel’-Happart draait vrolijk verder. De vergelijking met een draaimolen is ietwat ongelukkig, want van vrijblijvend plezier is niets te merken.
Limburg heeft niet alleen Happart, er zijn ook nog een handvol steenkoolmijnen in bedrijf. De vooruitzichten voor de mijnsector zijn weinig florissant. Als kerstpresentje kregen de koolputters van de KS (Kempense Steenkoolmijnen) te horen dat 3 van de 5 vestigingen binnen afzienbare tijd gesloten worden in het kader van het plan-Gheyselinck. Gheyselinck werd door de regering aangezocht als crisis-manager voor de zwaar verlieslatende KS. Zijn saneringsplan houdt in dat zo'n 8.000 mijnwerkers op straat komen te staan.
Tweemaal beroering in de krantenwereld. De franstalige onafhankelijke Le Soir - een kersverse eeuweling - kreeg te maken met de kooplust van de Franse persmagnaat Hersant. Die wist (tegen de zin van de meeste aandeelhouders, de directie en de redactie) 24% van de aandelen van de krant in handen te krijgen, op 1% na voldoende om invloed te krijgen in het beleid. Een giftig verjaarsgeschenk voor de zo op haar onafhankelijkheid gestelde Le Soir-redactie.
Bijna verdween het laatste links-progressieve dagblad in Vlaanderen, De Morgen. De krant ging failliet maar werd er - onder meer dankzij een breed opgezette lezers- en sympatizantenaktie - weer bovenopgeholpen. Met het broodnodige verse geld kan De Morgen de eerste tijd weer vooruit, zo bleek in januari.
Nog diezelfde maand kreeg het kabinet de problemen van 's lands laatste grote scheepsbouwwerf op de agenda. De liquiditeitsproblemen van de Boelwerf (Temse) noopten de eigenaars tot de aankondiging dat een faillissement niet meer te vermijden was.
De faillissementsdreiging werd op het laatste nippertje afgewend via ultiem overleg tussen regering en eigenaars. Er kwam weer wat financiële ruimte voor de Boelwerf; ruim tweeduizend werknemers zijn voorlopig weer gerust.
De regering kreeg nóg een financiën-probleem op het bord: een probleem dat door de ministers zelf veroorzaakt is en de relatie met het parlement niet ten goede komt. Die relatie was toch al niet optimaal, sinds de regering gebruik maakte van het regeren met zgn. ‘bijzondere machten’ (een procédé waarbij de regering wetsbesluiten kan nemen zonder onmiddellijke inmenging van het parlement).
De volksvertegenwoordiging blijkt ontevreden over de wijze waarop de regering omspringt met een van haar oudste privileges - het budgetrecht. Voor de Senaat was het uitblijven van de begrotingsontwerpen voor 1987 de druppel die de emmer deed overlopen; het geduld van de parlementsleden was in het afgelopen jaar al stevig op de proef gesteld, want Kamer en Senaat waren genoodzaakt de regering gedurende een heel jaar zogenaamde voorlopige twaalfden te verschaffen. Dat zijn de kredieten die aan een departement worden toegekend, waarvan de begroting nog niet door het parlement is aangenomen. Het komt wel vaker voor dat Belgische ministers hun begroting te laat indienen, maar nu is het met de indieningstermijn echt bar gesteld: in januari was nog geen enkel begrotingsontwerp voor het (al begonnen) begrotingsjaar 1987 aan het parlement voorgelegd.
Voor senaatsvoorzitter Leemans (lid van de CVP-fractie, die de regeringscoalitie steunt) is de maat vol. Dat liet hij merken door de Belgische parlementaire pers uit te nodigen voor een opmerkelijke verklaring, waarin hij namens alle fractieleiders de regering de wacht aanzegde. Het parlementaire ongenoegen kreeg de vorm van een dreigement: als er ministers zijn die in juni (toch halverwege het begrotingsjaar!) hun departementaal begrotingsontwerp nog steeds niet aan het parlement hebben voorgelegd, krijgen ze voor hun departement geen ‘voorlopige twaalfden’ meer.
Ook Kamervoorzitter Defraigne (een franstalig liberaal) heeft al meerdere malen publiek uiting gegeven aan zijn irritatie over de manier waarop het parlement door de regering behandeld wordt. De Kamervoorzitter handelde meestal op eigen initiatief, iets wat hem bijna zijn voorzitterschap kostte. Leemans' actie is eigenlijk interessanter: hij weet zich gesteund door alle fracties. Het parlement wil blijkbaar de controlefunctie terug die het in de afgelopen tijd is kwijtgeraakt.
Of de door Senaatsvoorzitter Leemans aangekondigde sancties bij zullen dragen tot het herstel van de controlefunctie van de volksvertegenwoordiging, moet in de herfst blijken. Theoretisch zouden dan alle begrotingsontwerpen voor 1988 bij het parlement ingediend moeten zijn (volgens de wet: vóór 30 september). Als dat wettelijke tijdschema gevolgd wordt - maar dat blijft onwaarschijnlijk - bespreekt het parlement dit jaar de begrotingen over liefst drie begrotingsjaren (1986, 1987 en 1988). Alleen al het uit 1985 overgebleven werk voor de begroting van 1986 brengt zoveel extra werk mee, dat de begroting van 1986 tegelijkertijd met die van 1987 behandeld moet worden.
Het grondwettelijke beginsel van de éénjarigheid van de begroting lijkt door deze gang van zaken geweld aangedaan. Het beginsel van de eenjarigheid houdt in dat de begroting jaarlijks moet worden goedgekeurd en dat zij slechts de ontvangsten en uitgaven van het betrokken jaar mag omvatten. Die eenjarigheid was één van de verworvenheden van de Belgische Revolutie. In de tijd dat België in een koninkrijksverband met Nederland was opgenomen, heeft men in het Zuiden namelijk geleerd dat het funest is voor een parlement aan de regering carte blanche te geven voor wat betreft de uitvoering van de begroting. Toentertijd gold nog een systeem waarbij voor de begroting van de gewone uitgaven slechts om de tien jaar om parlementaire goedkeuring gevraagd moest worden. Dat systeem werd door het onafhankelijk België meteen losgelaten. Nederland volgde: in 1848 werd ook daar de eenjarigheid van de begroting ingevoerd. Door nu langer dan één jaar met voorlopige kredieten te regeren lijkt het kabinet-Martens terug te grijpen naar gewoonten uit de periode voorafgaand aan de onafhankelijkheid.
Maar het zou te ver gaan Wilfried Martens daarom ook meteen maar de despotische trekies toe te schrijven die koning Willem I eigen waren.
Adriaan OVERBEEKE