Spiegel van de Nederlanden
Statenverkiezingen voor kabinet-Lubbers een bedreiging?
Terwijl we dit schrijven is de tweede week van februari begonnen. In de Nederlandse steden en dorpen verrijzen de eerste borden met de plakkaten van de politieke partijen als de voorboden van de statenverkiezingen op 18 maart 1987. Op die dag zullen de kiezers in de provincies de Provinciale Staten samenstellen. Het gaat daarbij om provinciale belangen, want de Staten hebben de regeling en het bestuur van de provinciale huishouding van de wetgever tot taak opgedragen gekregen.
Maar de betekenis van de statenverkiezingen reikt veel verder dan tot Groningen of Middelburg. Want de Provinciale Staten kiezen in de zomer de leden voor een voltallige Eerste Kamer. Er zijn dan ook tal van politiek geschoolde en geïnteresseerde kiezers, die straks naar de stembus gaan met de gedachte aan de Eerste Kamer in hun achterhoofd: het college waarvan de politieke samenstelling geen kabinet onverschillig kan zijn bij het uitstippelen van het regeringsbeleid. Immers, de Eerste Kamer oefent mede de wetgevende macht uit.
Maar velen die zich niet van de relatie tussen de statenverkiezingen en de Senaat bewust zijn, benutten de gelegenheid van 18 maart om hun instemming met of hun afkeuring van het beleid van het kabinet-Lubbers te uiten, zo niet te demonstreren. Men behoeft niet ver in de parlementaire geschiedenis terug te gaan om de voorbeelden aan te halen. De uitslagen van staten- en gemeenteraadsverkiezingen zijn dan ook de graadmeters voor een kabinet hoe over het regeringsbeleid wordt gedacht. De politici en de bestuurders van de christendemocratische en liberale partij, het CDA en de VVD, kennen natuurlijk ook het stemgedrag. Het doet daarom een beetje vreemd aan, dat bij de laatste verkiezingen voor de gemeenteraden de kopstukken van de coalitie CDA/VVD zich tot in de verste uithoeken van het land vertoonden om de plaatselijke lijsttrekkers een steun in de rug te zijn. Terwijl thans de campagneleiders van het CDA premier Lubbers hebben geadviseerd niet op een uitnodiging voor een televisiedebat met de oppositieleider van de socialisten in de Tweede Kamer, fractievoorzitter Wim Kok van de P.v.d.A. in te gaan, met het motief dat de landelijke politici zich niet met de statenverkiezingen moeten bemoeien. Een al te doorzichtige argumentatie. Is men bevreesd voor een confrontatie met de oppositie op het scherm? Men zou het wel zeggen.
Er zijn meer aanwijzingen waaruit blijkt dat de regeringspartijen niet geheel en al gerust zijn over de afloop van de statenverkiezingen. In de VVD worstelt men altijd nog met de gevolgen van de onenigheid in de fractie van de Tweede Kamer in het afgelopen jaar. Nog steeds is er een onduidelijkheid over de politieke leiding. Inmiddels is ook de voorzittershamer van het partijbestuur in andere handen overgegaan. Ook daar bestond ernstig verschil van mening over de strategie van de partij in de toekomst. De VVD zal zeker stemmen verliezen, wat ook dreigt voor het CDA. De P.v.d.A. en de kleine partijen kunnen op winst rekenen. Overigens zijn het maar vage veronderstellingen gebaseerd op enkele opinie-onderzoekingen uit de laatste tijd, terwijl die voorspellingen steeds minder hoog worden aangeslagen.
Men kan beter afgaan op de stemming in het land. En die wordt er niet beter op. Bij alle begrip voor een zuinig beleid komt men tot de conclusie dat steeds meer de kwaliteit van de gezondheidszorg en van het onderwijs wordt bedreigd. Natuurlijk de olieprijs en de koers van de dollar spelen mee en drukken hun stempel op de Nederlandse economie. Het financieringstekort beperken, ‘vanzelfsprekend, een goede zaak, maar niet ten koste van alle welzijn’, zo redeneert men thans ook in het CDA en de VVD. Men vraagt zich af of het kabinet op de goede weg is, het beleid van de afgelopen vijf jaren overziende. Wat de mensen dwars zit is ook, dat veel wordt beslist, zonder een redelijke inspraak. De actie op 7 en 8 februari tegen sluiting/ van-de-hand-doen van het Openluchtmuseum in Arnhem werd een regelrechte demonstratie tegen het cultuurbeleid van minister Brinkman. Het is trouwens niet de eerste keer dat deze bewindsman zich daaraan bezondigt. Maar... is de minister van Financiën de man met de stok achter de deur?
Mocht de Eerste Kamer het beeld gaan vertonen van een kleine ruk naar links en de coalitie met moeite de meerderheid kunnen behouden, of maar net op de rand in staat zijn te balanceren, dan komt de premier met zijn regeringsploeg in gevaarlijk vaarwater om wetsvoorstellen te effectueren. Het kan daarom over enkele maanden spannend worden.
Elke statenverkiezing doet de traditionele discussie over de rol en de betekenis van de Eerste Kamer in de kringen van de politicologen en politici weer opleven. De Eerste Kamer kwam in 1815 tot stand als deel met de Tweede Kamer van de Staten-Generaal. De aandrang kwam van Belgische zijde, waar men dacht aan een Brits Hogerhuis met leden uit de hoge adel en geestelijkheid. Voor Willem I was de moeilijkheid dat het Noorden relatief weinig adel kende. Het gevolg was een groot aantal verheffingen in de adelstand. De Koning benoemde de leden, bij de herziening van de grondwet in 1848 werd de Eerste Kamer gekozen door de Provinciale Staten uit de hoogst aangeslagenen. Thorbecke moest er weinig van hebben. Hij was tegenstander van een dubbele kamer. Bij de herziening van 1887 konden ook leden worden gekozen uit degenen, die een hoog ambt hadden bekleed. Na 1919 werd de Eerste Kamer voortaan gekozen door de Provinciale Staten, die zelf krachtens algemeen kiesrecht en op grond van de evenredige vertegenwoordiging waren gekozen. Tot een afschaffing is het nooit gekomen, hoewel kort na de Eerste Wereldoorlog pogingen werden ondernomen. En voor kort was het de Staatscommissie - Van Schaik die voorstelde de taken van het hoge college van staat te beperken en om directe verkiezingen om de vier jaar in te voeren. Het kabinet Den Uyl kon zich daarmee verenigen, maar de Tweede Kamer wees de voorstellen van de hand. Zo behandelt de Eerste Kamer nog steeds de wetsvoorstellen en de begrotingen nadat die de Tweede Kamer zijn gepasseerd. Maar de Eerste Kamer beschikt niet over het recht van amendement en initiatief zoals de Tweede Kamer. In de laatste jaren is het niet zozeer de afschaffing van de Eerste Kamer maar meer de taakverdeling tussen de twee colleges van de Staten-Generaal die de aandacht vraagt.
Geert GROOTHOFF