Liefderijk doodknijpen
Ter gelegenheid van de 50ste Boekenbeurs voor Vlaanderen organiseerde de Stichting Ons Erfdeel in het Antwerpse Bouwcentrum op 8 november 1986 een panelgesprek onder de titel ‘Worden de Vlaamse uitgeverijen door de Nederlandse liefderijk doodgekneld?’. Naar jaarlijkse gewoonte werd het een belangwekkende gedachtenwisseling.
Panelleden waren Paul Depondt en Piet de Moor, die zich in Ons Erfdeel (nr. 4, sept.- okt. 1986, p. 499-510) afvroegen ‘Is de Vlaamse uitgeverij op sterven na dood?’; Wim Hazeu, senior-editor uitgeversgroep Combo (Baarn) en directeur uitgeverij Hadewych (Antwerpen); Godfried Lannoo, algemeen directeur uitgeverij Lannoo (Tielt) en Martin Ros, hoofdredacteur uitgeverij Arbeiderspers (Amsterdam). Gespreksleider Jozef Deleu, hoofdredacteur van Ons Erfdeel - dat dit jaar aan zijn 30ste jaargang toe is - stelde dat de kwaliteit van het Nederlandse boek zeer goed is en de prijs vrij laag. Toch drijven donkere wolken boven de uitgeverswereld, vooral in Vlaanderen. Een aantal uitgeverijen gingen failliet (b.v. Orion) of werden overgenomen door Nederlandse concerns (b.v. Kritak door Meulenhoff), en de belangrijkste Vlaamse auteurs worden in Nederland uitgegeven: Lampo, Gilliams, Van Paemel, Claus, Boon, Gijsen... Anderzijds zijn er ook hoopgevende geluiden, met name het ontstaan van nieuwe uitgeverijen: Hadewych, Jempie Herrebout, Uilenspiegel, Den Gulden Engel, Facet...
Depondt en De Moor betreurden dat er zo weinig cijfermateriaal voorhanden is over de Vlaamse uitgeverij. Het onevenwicht tussen Noord en Zuid schreven zij toe aan de distributie die in Nederland veel beter is (via het Centraal Boekhuis), aan het feit dat Nederland wel afkerig lijkt van het Vlaamse boek, dat de nooit-lezersgroep in Vlaanderen bijna tweemaal zo groot is als in Nederland, dat Vlaanderen een jonge traditie heeft (door de verfransing), en dat het bibliotheekwezen in Vlaanderen minder krachtig is: in 1984 bedroeg het overheidsbudget voor Vlaamse bibliotheken 800 miljoen BF, in Nederland 280 miljoen gulden (het jaar voordien was dat nog 52 miljoen gulden meer). In 1983 publiceerden 91 uitgevers in Vlaanderen 2.654 titels. In Nederland brachten 800 uitgevers in datzelfde jaar 12.146 titels op de markt.
Lannoo stipte aan dat ook hier de wet van de sterkste geldt. De uitgevers in Vlaanderen hebben minder geld en werken minder professioneel. De jongste jaren gingen 14 Vlaamse uitgeverijen over in Nederlandse handen. In dit verband vertelde hij als anecdote dat Ludo Simons de bedenking maakte dat hij beter nog een tijdje zou wachten met de publikatie van het tweede deel van zijn werk over de uitgeverij in Vlaanderen. ‘Dan kan ik de geschiedenis van de uitgeverij in Vlaanderen meteen afsluiten’ grapte Simons, waarop Lannoo antwoordde: ‘Maar wat doe je dan met je manuscript?’.
Anderzijds zijn de moeilijkheden in de uitgeverswereld een Europees verschijnsel. Hazeu wees erop dat de Nederlandse uitgeverijen de Vlaamse literatuur ook vroeger stimuleerden door schrijvers als Buyse, Walschap, Elsschot... uit te geven. Het is nu eenmaal in het zakelijk belang van de Vlaamse schrijver om in Nederland uit te geven, aangezien daar vier keer zoveel lezers zijn.
Volgens Ros was het pessimisme niet gerechtvaardigd. Hij merkte integendeel een inhaalmaneuver van Vlaanderen t.o.v. Nederland. Als een auteur of een boek het niet goed doet, dan is dat in de eerste plaats omdat de kwaliteit er niet is.
Deze uitspraak deed een paar van de aanwezige Vlaamse scribenten kwijlend naar de zakdoek grijpen: Willy Spillebeen lamenteerde dat over de 6 boeken die hij bij Manteau uitgaf, slechts één enkele recensie is verschenen. ‘Dus’, concludeert Spillebeen, ‘ik ben een slecht schrijver’.
Greta Seghers van haar kant snotterde verongelijkt dat zij een manuscript aan Ros stuurde, en dat de snoodaard haar nog niet eens heeft geantwoord...
‘Een agressieve cultuurpolitiek moeten wij kunnen voeren omdat wij zoveel te verdedigen hebben, o.m. de culturele Groot-Nederlandse dimensie van de Vlaamse Beweging: de culturele integratie met Nederland moet groeien van onder uit, door toenemende contacten op allerlei niveaus’. (Handelingen van de Vlaamse Raad, p. 743-744, vergadering 20 juni 1986).
A. DE BEUL, ondervoorzitter van de Vlaamse Raad.