Spiegel Noord
Wat er allemaal mis is
Het is nog niet lang geleden, dat half Nederland in de late avonduren gespannen keek naar de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie, die onderzocht wat er met de overheidsgelden was gebeurd bij het RSV-concern, een gigant in de scheepsbouw.
Kwesties als fraude, ondeugdelijk omspringen met subsidiegelden, het trekt de belangstelling van het publiek meer dan de inhoud van de Troonrede of de algemene politieke beschouwingen in de Kamer. Het is ook te begrijpen. Op de een of andere wijze voelt de burger zich gegrepen. Enerzijds wordt hij betrokken bij de bezuinigingen van de overheid, die hem dwingt in te leveren, anderzijds moet hij iedere dag lezen dat er voor miljoenen over de balk wordt gegooid en waarop geen of onvoldoende toezicht wordt uitgeoefend. De man in de straat fronst dan zijn wenkbrauwen en denkt aan zijn belastingbiljet. Maar ook aan de beloften die voor de verkiezingen werden gedaan en waarvan hij thans moet constateren dat het allemaal anders is gelopen. En zeker niet gunstiger.
Niemand zal de noodzaak van bezuinigen ontkennen. Men is er in Nederland voldoende van overtuigd, dat alles op alles moet worden gezet om rond te komen. Iedereen weet dat met de hoge aardgasopbrengsten destijds Nederland zich veel kon permitteren, waar nu gesneden in moet worden. Hoe pijnlijk het ook misschien is, een algemeen begrip dat het moeilijk anders kan bestaat. Maar wanneer blijkt wat er allemaal mis is bij een Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, wanneer een tweede parlementaire enquêtecommissie zich straks zal moeten buigen over veel te hoge subsidies die het departement van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) wel of niet zou hebben verstrekt en hoe het dan zit met het bijhouden van de boekhouding, dan rijzen er vragen of het niet tijd wordt orde op zaken te stellen. Maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het probleem dat hier om de hoek komt kijken, is een gevolg van het steeds ingewikkelder worden van de samenleving, van een groeiende bureaucratie en een voortdurend toenemen van de specialisatie, waardoor deskundige controle steeds moeilijker wordt.
Sedert jaar en dag vraagt men zich af of Kamerleden voldoende zijn uitgerust om die taak uit te voeren. Want daarvoor zijn ze dan toch in de parlementaire democratie ingehuurd. Het behoeft de parlementariërs niet aan kennis te ontbreken, maar zij zijn zeker niet bij machte om een gelijkwaardige positie te kunnen innemen als het ambtelijk apparaat. En vanuit die gezichtshoek bezien stemt het bij vele Nederlanders tot genoegen, dat de Kamer toch opnieuw naar het middel van de parlementaire enquête heeft gegrepen om de vinger te kunnen leggen op wat verkeerd is gegaan. Hoe moeilijk die taak ook is.
Het merkwaardige bij het komende parlementair onderzoek, waarvoor op dit moment nog geen commissie is ingesteld of de opdracht op papier is gezet, is dat reeds een staatssecretaris, mr. G.P. Brokx, het veld moest ruimen. Niemand minder dan zijn fractievoorzitter in de Tweede Kamer van het CDA, dr. Bert de Vries schreef een brief aan de minister-president drs. Lubbers waarin werd voorgesteld dat de heer Brokx zijn portefeuille zou inleveren. Merkwaardig omdat de betrokken staatssecretaris zelf overtuigd was dat het een en ander op zijn departement niet in de haak was en een onderzoek moeilijk kon uitblijven. Maar de fractievoorzitter en zijn fractiegenoten waren van mening, dat de staatssecretaris uit de feiten de gevolgtrekking moest maken politiek niet meer te kunnen functioneren. Een opvatting die geen weerklank in de Tweede Kamer vond toen het aftreden van de staatssecretaris - eigenlijk mede een gevolg van het uitlekken van de brief - onderwerp van debat werd.
De gehele affaire roept toch een groot aantal vragen op. Heeft het gebeuren te maken met de komende verkiezingen voor de Eerste Kamer? Heeft de CDA-fractie gedacht aan de politieke schade die de liberale bewindsman Van Aardenne, minister van Economische Zaken in het kabinet-Lubbers I, opliep bij de verhoren in de parlementaire enquêtecommissie in de RSV-zaak? Een politieke schade die een ongunstige uitwerking had voor de gehele liberale VVD, zoals wel degelijk mag worden aangenomen. Met het wegsturen van de staatssecretaris zouden er geen smetten komen op het blazoen van het CDA. Zo wordt veel gedacht, blijkt uit de kranten en de politieke verhalen in de weekbladen.
Anderen stellen, dat de aankondiging van een parlementair onderzoek toch geen signaal mag betekenen voor een minister of staatssecretaris op voorhand te verdwijnen. Hetzij uit eigen beweging of gedwongen. Deze mening kan men in liberale kringen vernemen. Misschien omdat destijds de heer Van Aardenne niet van plan was het veld te ruimen? In ieder geval is het een redelijk standpunt. Wanneer een parlementaire enquêtecommissie als dwangmiddel zou dienen zich van bewindslieden te ontdoen is het hek van de dam. Dan heeft een onderzoek ook geen zin meer.
Duister in deze affaire blijft nog, hoe het mogelijk is geweest, dat een vertrouwelijk schrijven van de heer De Vries aan de premier en aan de betrokken staatssecretaris kon uitlekken. Een afschrift kwam terecht bij een paar kranten in de zuidelijke provincies. Het heeft bij velen in het land, ook bij CDA-aanhangers, de overtuiging gewekt dat er een spelletje is gespeeld. Wel staat thans vast dat de premier, de fractievoorzitter en de staatssecretaris herhaalde malen met elkaar overleg pleegden over de situatie, toen niet alleen vermoedens, maar ook feiten op tafel kwamen die moeilijk anders waren te verklaren of het was fout op het departement. Er zijn politici die liever hadden gezien dat de staatssecretaris was gebleven, in het belang van het onderzoek. En dan is het kringetje weer rond! Een spelletje van welles, nietes.
De zaak heeft nog een andere kant. Maar dan wordt het helemaal koffiedik kijken. In sommige regionen gaat het verhaal dat de kwestie-Brokx een onderdeel is in de machtsstrijd tussen premier Lubbers en fractieleider De Vries. De laatste werd vaak verweten te veel aan de hand van de succesrijke minister-president te lopen. Het staat iedereen vrij dat te doen, maar van een voorzitter van de grootste regeringsfractie mag iets anders worden verwacht.
Juist omgekeerd, een loyale kritische instelling, temeer omdat die fractievoorzitter mede heeft te maken met het toezicht op de uitvoering van een afgesproken regeringsprogramma. Het is wat ver gezocht, maar de heer De Vries liep een beetje schade op toen hij bij de algemene politieke beschouwingen van leer trok tegen de bezuinigingspolitiek en later terug ging krabbelen. Dat was geen beste beurt voor het forum van parlement en kiezers. Heeft daarin de oorzaak gelegen? Het blijft gissen. Maar daar is het dan ook politiek voor.
GEERT GROOTHOFF