Neerlandia. Jaargang 90
(1986)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |
Bestendiging contact-, studie en documentatiecentrumNa de slotzitting van het 39ste Algemeen-Nederlands Congres, waar nog eens een pleidooi was gehouden voor de bestendiging van het contact-, studie- en documentatiecentrum van het Congres, startte het secretariaat een campagne om deze oude eis eindelijk ingewilligd te zien. Allereerst werden gesprekken gevoerd met de administratie. Door de herstructurering van het Commissariaat-Generaal voor de Internationale Culturele Samenwerking tot Commissariaat-Generaal voor de Internationale Samenwerking, en de overheveling van een aantal bevoegdheden naar de administratie van de Vlaamse Gemeenschap, was het dossier voor subsidiëring van het A.N.C. immers niet tijdig behandeld. Bijgevolg stond het Congres niet nominatim vermeld in de - intussen door de Vlaamse Raad goedgekeurde - begroting, zodat voor onze instelling in 1986 geen werkingstoelage was voorzien. Naar alle waarschijnlijkheid wordt deze vervelende zaak vooralsnog opgelost. De bescheiden werkingstoelage die het Congres van de Vlaamse overheid ontvangt, is echter lang niet voldoende om vast personeel in dienst te houden, wat o.a. gezien de specialisatie van onze werking zonder meer noodzakelijk is. Omdat de particuliere steun (o.a. van de Willem de Zwijger Stichting) nooit blijvend kan zijn, moet de overheid over de brug komen. Om zijn voorstel toe te lichten, en om meteen de aandacht te vestigen op enkele concrete congresresoluties, vroeg het Congres een onderhoud met de Vlaamse Executieve. Een delegatie, bestaande uit R. Piryns, algemeen voorzitter, en W. Vandaele, secretaris, werd ontvangen op de kabinetten van P. Dewael, gemeenschapsminister van Cultuur, en Th. Kelchtermans, gemeenschapsminister van Onderwijs en Vorming. Ook met P. Deprez, gemeenschapsminister voor Externe Betrekkingen hadden zij een lang gesprek. De intense A.N.C.-campagne werd echter doorkruist door de subsidie-perikelen van het Algemeen-Nederlands Verbond, met de voor de A.N.C.-actie bijzonder ongunstige verwarring tot gevolg. Of de campagne ter bestendiging van het contact-, studie- en documentatiecentrum van het Congres eindelijk tot resultaat zal leiden, moet worden afgewacht... | |
EurosongfestivalIn een persmededeling protesteert het ANC tegen de manier waarop het Eurosong-dossier in België wordt afgehandeld. Het ANC stelt vast dat, hoewel de culturele materies volgens de Belgische grondwet tot de exclusieve bevoegdheid van de gemeenschappen behoren, daar geen rekening mee wordt gehouden zodra men met het buitenland te maken krijgt. Zoals dus een Belgisch-nationale voetbalploeg blijft bestaan, zo ook wordt de organisatie van en de deelname aan het Eurosongfestival 1987 als een Belgische zaak beschouwd. Of men dit nu betreurt of niet, zolang deze Belgische afspraak niet wordt herzien, moet zij worden nageleefd. Dat betekent dat de verschillende gemeenschappen op een evenwichtige manier aan de Europese kijkers moeten worden voorgesteld. Ook al besluit de RTBF het songfestival op eigen houtje te organiseren, het gaat niet op dat Ph. Monfils, voorzitter van de Franse gemeenschapsregering, verklaart dat in de promotiefilmpjes en de omkadering enkel Wallonië en Brussel aan bod zullen komen. Deze uitlating is des te ergerlijker als men weet dat de RTBF haar veto heeft gesteld tegen het door een onafhankelijke commissie geformuleerde advies om het festival in de Antwerpse schouwburg te laten plaatsvinden, waar alle accomodatie voorhanden is. De RTBF gaf er de voorkeur aan om Hangar 7 op de Heizei om te bouwen tot festivalzaal en daar tussen de 64 en de 130 miljoen BF aan te vergooien. Waarna de BRT afhaakte. Een populaire manifestatie als het Songfestival, met 500 miljoen kijkers, is volgens het ANC bij uitstek een gelegenheid om het buitenland voor te lichten over de juiste culturele verhoudingen in België. België in het buitenland eens te meer voorstellen als een Franstalig land, is onrechtvaardig tegenover de Vlaamse meerderheid en meteen ook tegenover de Nederlandse cultuur. ‘Want’, voegt het ANC nog toe, ‘alleen de bevestiging van de Vlaamse identiteit kan een ongecomplexeerde samenwerking met Nederland mogelijk maken en aldus een doeltreffende uitstraling van de Nederlandse cultuur in het buitenland waarborgen. Elke gelegenheid dient daartoe aangegrepen’. | |
ToerismeOp 1 oktober vergaderde de werkgroep Toerisme te Antwerpen. K. Ooms, hoofd afdeling produkt- en reisindustrie bij het Vlaams Commissariaat Generaal voor Toerisme, hanteerde er voor het eerst de voorzittershamer in opvolging van Th. Bodewes. Na de publikatie van het rapport Nabuurtoerisme wil de werkgroep dit thema verder uitwerken. Concreet komt het erop neer dat nabuurtoerisme het specialisme van de werkgroep moet blijven: de cijfermatige gegevens zullen jaarlijks worden geactualiseerd en nieuwe initiatieven inzake toeristische samenwerking zullen op de voet worden gevolgd. Het is de bedoeling dat het | |
[pagina 201]
| |
ANC-documentatiecentrum, middels haar werkgroep Toerisme, uitgroeit tot een ware databank inzake deze materie. Verder werd van gedachten gewisseld over nieuwe onderwerpen die dit werkjaar aan de orde zullen komen. Vooreerst is er het thema van het onderwijstoerisme. Al te vaak moet worden vastgesteld dat bij schoolexcursies naar Vlaanderen of Nederland het accent ligt op het recreatieve karakter en minder op de educatieve (cultuurhistorische) mogelijkheden. De werkgroep wil onderzoeken hoe hieraan kan gesleuteld worden. Vervolgens wil men meer aandacht gaan besteden aan de sector van de industriële archeologie. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Frankrijk en Engeland wordt het industrieel erfgoed als toeristische (educatieve) attractie in Vlaanderen en Nederland niet tenvolle benut. Bestaande initiatieven (bv. het Vlasmuseum te Kortrijk) tonen aan dat hiervoor zeker belangstelling bestaat. Tot slot wil de werkgroep onderzoeken op welke wijze de Vlaamse toeristische diensten gedurende enkele jaren het toeristisch produkt Vlaanderen in Nederland aan de man brengen en omgekeerd: waarop ligt het hoofdaccent in de promotie, gebeurt dit alles op basis van vooronderzoek, wat zijn de gevolgen m.b.t. de beeldvorming van het (over)accentueren van bepaalde toeristische troeven? Een volgende vergadering is gepland op 9 december. Deze vergadering vindt plaats in samenwerking met de interdisciplinaire studiegroep Geotoer (Geografie en Toerisme). | |
MediaOp 4 juli en op 20 september j.l. kwam de werkgroep Media bijeen. Op de eerste bijeenkomst werd een evaluatie gemaakt van de sectievergadering op het Congres te Amsterdam. Vastgesteld kon worden dat tijdens de debatten geen hete hangijzers uit de weg werden gegaan: Radio Delta en het gebrek aan politieke wil om dit project te realiseren, de etherreclame in België en de verhoging van de kijk- en luistergelden in Nederland, de noodzaak aan en de voordelen van co-produkties,... Op voorstel van de werkgroep werd in overleg met de V.U.-Amsterdam een student aangezocht om een onderzoek te doen naar de wederzijdse beeldvorming in de Nederlandse en Vlaamse dagbladpers. Geert Dekker, student politicologie aan de V.U., stelde zich kandidaat voor dit onderzoek (afstudeerscriptie). Tijdens de vergadering hield hij een korte uiteenzetting over het opzet van zijn onderzoek en over de te gebruiken onderzoeksmethode. Op de vergadering van 20 september '86 bracht G. Dekker verslag uit over de eerste resultaten. Uit een eerste beperkte analyse van enkele landelijke en regionale dagbladen bleek dat het aantal artikels over elkaar zeer beperkt was en dat er in de berichtgeving weinig gebruik werd gemaakt van stereotype beelden. Diepgravend onderzoek om tot definitieve besluiten te komen dringt zich wel op. Tevens werd van gedachten gewisseld over nieuwe projecten. De werkgroep is van oordeel dat de Europese dimensie in het mediabeleid aan belang wint. Met name het rapport ‘Televisie zonder grenzen’ van de Europese Commissie (het zgn. Groenboek) en de EG-richtlijn voor de media, zullen verregaande gevolgen hebben voor de verdere evolutie van de nationale bestellen. De werkgroep ondersteunt in grote mate deze supranationale initiatieven maar heeft wel enkele bedenkingen bij bepaalde richtlijnen. Zo wordt door de werkgroep gewezen op inconsistenties op het vlak van o.m. de Europese co-produkties. Deze steun is volgens de richtlijn bedoeld om meer middelen te geven aan a) landen met een lage export aan televisie- en cinemaprodukties, en b) landen met een beperkt taalgebied (art. 1). Men zou hiermee kunnen denken aan Vlaams-Nederlandse co-produkties. Echter, deze komen hiervoor niet in aanmerking omdat artikel 3 stipuleert dat enkel financiële steun verleend zal worden aan co-produkties van ten minste 2 landen op voorwaarde dat de betrokken landen niet tot hetzelfde taalgebied behoren. De werkgroep zal deze en andere ongerijmdheden in de Europese wetgeving bundelen en zal zich met de werkgroep Radio, Televisie, Pers van de Taalunie beraden over mogelijke acties. | |
StudentenoverlegDe werkgroep studentenoverleg werkt verder aan de inventarisering van studentenverenigingen in Nederland en Vlaanderen. Aan de hand van een enquête werd bij een 300-tal organisaties informatie opgevraagd, op basis waarvan een profielschets van elke studentenvereniging wordt samengesteld. De werkgroep hoopt deze gegevens volgend jaar te kunnen publiceren. Voor de inleiding van deze uitgave wordt een structuurschets gemaakt van de studentenorganisatie in Noord en Zuid. Daarnaast wordt een klein lexicon opgenomen van termen en afkortingen uit de studentenbeweging in de beide landen. | |
In memoriam Roeland DirksOp 11 september j.l. overleed de 46-jarige Roeland Dirks aan de gevolgen van een verkeersongeval. Roeland Dirks was bij het grote publiek vooral bekend als onafhankelijk realisator van de televisieprogramma's ‘SOS-Natuur’, ‘Leven en laten leven’ en ‘Allemaal beestjes’, en als algemeen secretaris (1978-1983) van de overkoepelende Vlaamse milieuvereniging Bond Beter Leefmilieu. In deze functie was hij een groot pleitbezorger van het Vlaams-Nederlandse milieuoverleg. Toen in 1979 het Algemeen-Nederlands Congres van start ging met een werkgroep Leefmilieu, was hij dan ook onmiddellijk bereid het voorzitterschap hiervan op zich te nemen en er de drijvende kracht van te worden. Van 1983 tot 1985 was Roeland vervolgens verantwoordelijk voor de vormgeving van de televisie-uitzendingen van de Vlaams Nationale Omroepstichting. Sindsdien werkte hij full-time als onafhankelijk realisator.
In het kader van zijn bezuinigingen op het wetenschappelijk onderwijs, verklaarde Onderwijsminister DEETMAN dat er in Nederland eigenlijk één universiteit te veel is. De jongste, de Rijksuniversiteit Limburg in Maastricht, was volgens hem een politieke keuze die nu niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Ook aan Vlaamse kant is het de Limburgse Universitaire Campus die de hardste klappen van Coens’ inleveringsmaatregelen krijgt. Wie pleitte destijds ook weer voor één gezamenlijke Vlaams-Nederlandse universiteit in Limburg? |
|