| |
| |
| |
Neerlandia van 1896 tot 1919
De wensch van velen is vervuld: ‘Neerlandia heeft het levenslicht aanschouwd!’
Het eerste nummer van Neerlandia verschijnt in juli 1896, één jaar na de oprichting van het Algemeen Nederlands Verbond. Niet toevallig kiest Hippoliet Meert juist deze maand voor de geboorte van zijn nieuw geesteskind: 11 juli, de herdenking van de ‘schitterendste gebeurtenis uit Vlaanderens geschiedenis’, plaatst hij bewust centraal. Bij het openslaan van het eerste exemplaar wordt de lezer meteen overspoeld door een stortvloed van lofzangen aan de Guldensporenslag, die omschreven wordt als ‘de roemrijkste dag, waarop de Vlaamsche leeuwenmoed het hatelijk juk der vreemde dwingelandij vermocht af te werpen’. Pas op de vijfde bladzijde volgt een soort redactionele inleiding: in een artikel van J. de Vries worden de doelstellingen van Neerlandia - als orgaan van het A.N.V. - expliciet geformuleerd. Samengevat komt zulks hierop neer: ‘Groot-Nederland moet broederlijk de handen ineen slaan om eensgezind op te treden ter bescherming van haar schoonste goed, de taal’. Merkwaardige situatie: totaal onwetend over H. Meerts activiteiten in Vlaanderen houdt de Noordnederlander H.J. Kiewiet de Jonge in 1897 op het Nederlands Congres te Dordrecht in zijn rede ‘Stam- en Taalverwantschap van Vlamingen, Nederlanders en Zuid-Afrikanen’ een pleidooi voor de oprichting van een Algemeen Nederlandse Taalbond. Vrij snel komt het echter tot een ‘eenheidsfront’: Meert en Kiewiet de Jonge vinden elkaar en bundelen hun plannen. Zo besluiten ze om de zetel van het A.N.V. én het tijdschrift Neerlandia over te brengen naar Dordrecht. Het Noorden moet immers beschouwd worden als de bakermat van de Nederlandse cultuur! De vereniging wordt verdeeld in een aantal Takken, waarvan de belangrijkste Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika zijn. Nu Kiewiet de Jonge algemeen secretaris is, blijft Meert - als secretaris voor België - in Vlaanderen voortwerken voor het A.N.V., dat onder zijn vroegste
leden enkele belangrijke figuren telt zoals Prosper van Langendonck, Reimond Stijns, Jan Matthijs Brans en de advocaat Maurits Josson.
| |
Algemeen politiek klimaat
Geheel onverwacht komt de verschijning van Neerlandia niet. Het klimaat is reeds langer rijp voor een dergelijk initiatief, vooral onder invloed van de Nederlandse Taal- en Letterkundige Congressen. In hun poging een brug tussen Noord en Zuid te slaan, zijn de Congressen sedert 1849 een vaste waarde in het culturele leven geworden. Centraal bij Kiewiet de Jonge staat dan ook de gedachte dat mensen geestelijk met elkaar verbonden zijn door een zelfde taal en cultuur. Het A.N.V. is allerminst een politieke of imperialistische organisatie. Het Noorden komt nu weliswaar in aanraking met de Vlaamse Beweging en voelt zich met haar streven verbonden; de V.B. herbergt echter flaminganten van de meest uiteenlopende maatschappelijke en religieuze pluimage, waardoor - ter bevordering van de samenwerking - voorzichtigheid geboden is. Ofschoon men b.v. H. Meert in de Vlaams-liberale politiek kan situeren, treedt hij toch nooit in de dagelijkse politieke arena. Het Verbond is neutraal, en wenst die neutraliteit het koste wat het wil te bewaren!
| |
De taal
Vooral in de eerste jaargangen van Neerlandia wordt veel aandacht besteed aan de taalstrijd. Vlaanderen
Hippoliet Meert
| |
| |
en Zuid-Afrika, waar deze problematiek zich het hevigst manifesteert, komen daardoor voortdurend in de kijker te staan. Pas rond 1900 sijpelen sporadisch berichten door over de taaltoestanden in Indië en Amerika. Uitgebreide biografieën van belangrijke voorvechters (bijvoorbeeld in 1897 van P. Benoit en K.L. Ledeganck, in 1898 van Hoffmann von Fallersleben en Juliaan de Vriendt) moeten de sympathie van het publiek voor de taalstrijd aanwakkeren.
Ook taalzuivering komt ruim aan bod. In de rubrieken ‘Ingezonden’ en ‘Mededelingen en Allerlei’ ontstaan pennetwisten over het al dan niet gebruiken van bepaalde woorden, een fenomeen dat op een gegeven moment een overdreven karakter begint te vertonen. Aan spellingkwesties wil de redactie van Neerlandia de vingers echter niet branden, ondanks herhaalde oproepen van lezers tot positiebepaling. In het speciale Zuid-Afrika-nummer van 1913 worden zelfs artikels in de Afrikaanse spelling opgenomen.
Elk jaar verschijnt een uitgebreid verslag over de Nederlandse Taalcongressen. Met de toename van de aandacht voor andere stambelangen moet de taal echter meer plaats inruimen voor onderwerpen als handel en industrie. Deze trend weerspiegelt zich in een statutenwijziging van het Verbond in januari 1905:
‘Welke jongen heeft af en toe niet een wijder pak noodig? Dat is de gezonde groei. Zoo heeft het A.N.V. af en toe behoefte aan nieuwe statuten, omdat het uitzet en anders in de knel raakt. Dat is een teeken dat het geen dood element is.
De nieuwste statuten zijn enkel om duidelijker dan te voren de bedoeling te doen uitkomen, dat het Verbond behalve de geestelijke ook de stoffelijke belangen van den Nederlandschen stam wenscht te behartigen. Hoe grooter zijn ledental wordt, des te meer kans is er dat in deze richting iets kan worden gedaan. (...)
Van dien onmiskenbaren wensch naar hechtere aansluiting bij Nederlanders en stamverwanten, moet zooveel mogelijk partij worden getrokken ten bate van handel en nijverheid. Meer dan vroeger moeten Nederlanders elkaar zoeken, niet bij aanmerkelijk verschil van prijs en hoedanigheid der waren - dat zou belachelijk zijn - maar om, vóór men nieuwe betrekkingen aanknoopt, te overwegen of men niet even goed bij landgenooten in moederland en koloniën, en verder bij stamverwanten, te markt kan’.
De rubrieken die tot 1919 het regelmatigst en het uitgebreidst aan bod komen in Neerlandia zijn: het A.N.V., Vlaanderen, Zuid-Afrika, Nederland, Indië (West en Oost).
| |
Het A.N.V.
Als spreekbuis van een organisatie moet Neerlandia natuurlijk veel ruimte laten aan de diverse meningsuitingen van de groepen, afdelingen en vertegenwoordigers van het A.N.V. Het Verbond houdt er bovendien van open kaart te spelen met zijn leden. In vaste rubrieken verschijnen regelmatig berichten van allerlei aard: de activiteiten van de verschillende Takken worden aangekondigd, de doelstellingen van het Verbond worden tot vervelens toe herhaald (vooral op de neutraliteit blijft men hameren), zelfs de begroting en de uitgaven worden jaarlijks open en bloot op tafel gegooid. Via Neerlandia gebeurt het werven van de nieuwe leden: enkel zij die aangesloten zijn bij hst A.N.V. kunnen het tijdschrift ontvangen en zij
H.J. Kiewiet de Jonge
| |
| |
worden eigenlijk verondersteld elk jaar tenminste twee nieuwe leden aan te brengen!
Na verloop van tijd moeten de zuivere verbondsaangelegenheden plaats maken voor meer algemene artikels in verband met de stichting van ‘boekerijen’, de verspreiding van het Nederlandse lied en de bevordering van het Nederlands onderwijs. Daarnaast schenkt men ook meer aandacht aan de verbetering van het consulaatwezen, aan de nationalisering van de kolonies en aan de uitbreiding van de handelsbetrekkingen.
| |
Vlaanderen
Neerlandia legt van bij het begin grote belangstelling aan de dag voor de taalbeweging in Vlaanderen. Men brengt regelmatig verslag uit over het geharrewar rond de taalwetten, over de aanslepende strijd voor een Vlaamse hogeschool en over het Nederlands in de burgerwacht. De vaste rubriek, die achtereenvolgens verschijnt onder de titels ‘Vlaamse Kroniek’ (in 1899), ‘Vlaanderen’ (vanaf 1900), ‘Zuid-Nederland’ (vanaf 1905) en tenslotte weer ‘Vlaanderen’ (vanaf 1911), wordt tot in 1914 met veel liefde en deskundigheid verzorgd door H. Meert. Alles wat enigszins met de Vlaamse Beweging te maken heeft, voert de boventoon.
Wat de administratieve scheiding van Vlaanderen en Wallonië betreft, gaan de meningen uiteen. H. Meert maakt in een artikel over ‘De Vlaamsche Hoogeschool’ zonder omhaal duidelijk dat hij daar persoonlijk geen bezwaren tegen heeft. Maar uit naam van de Vlaamse Beweging moet hij de opsplitsing afwijzen: hij weet immers dat vele Vlamingen voorstander zijn van een onafhankelijk België waar het voor Vlaanderen langzaam voorwaarts gaat.
Bij het uitbreken van de Boerenoorlog in Zuid-Afrika in 1900 begint de aandacht voor de Vlaamse Beweging te tanen, om in 1904 weer hoog op te flakkeren met de uitgave van een speciaal Vlaanderen-nummer. We stoten er ondermeer op een uitvoerig artikel van L. de Raet, grotendeels gewijd aan de economische toekomst en de ontwikkeling van de techniek in Vlaanderen. Hieruit blijkt eens te meer, dat de Vlaamse Beweging en het A.N.V. langzamerhand hun actieterrein verruimen. In 1911 bereikt de ontwikkeling naar een grotere verscheidenheid in gespreksstof in de rubriek Vlaanderen een voorlopig hoogtepunt met artikels over kunst, literatuur, onderwijs, handel, industrie, enz. Van 1911 tot en met 1919 wordt de kroniek echter relatief onbeduidend: door de Belgische betrokkenheid in de Eerste Wereldoorlog verschijnen vanaf 1914 steeds minder bijdragen van en over het Zuiden. Nederland wenst de neutraliteit immers niet op te geven!
| |
Zuid-Afrika
De grote belangstelling van het A.N.V. voor Zuid-Afrika mag beschouwd worden als een uitvloeisel van de wetenschap van het bestaan van een eeuwenoude cultuurhistorische binding. Dit wil dus allerminst zeggen dat de politieke ontwikkelingen en opvattingen ter plekke eveneens worden onderschreven. De Nederlandse cultuurgemeenschap wordt gewoonweg als een eenheid gezien, waarin de verbindingen met verwante cultuurgemeenschappen, in het bijzonder de Zuidafrikaanse, onderhouden moeten worden.
Het Verbond neemt in Zuid-Afrika dus de verdediging van de Nederlandse taalpositie tegenover invloeden van andere taalgroepen op zich. In Neerlandia regent het dan ook voortdurend lovende woorden over de moed en het doorzettingsvermogen van de voormannen van de strijd voor het behoud van het Nederlands (zoals Andries de Wet, Louw en Plokhooy, de generaals Botha, de la Rey en Kristiaan de Wet). Zuid-Afrika wordt vaak als voorbeeld gesteld voor de taalstrijd in de rest van de wereld.
In december 1898 komt een klacht vanuit Zuid-Afrika als zou Neerlandia ‘te hoog, te officieel, te deftig, in één woord, niet populair genoeg geschreven’ zijn ‘voor hen die in het Engelsch denken en schrijven, die hun Hollandsch spreken alleen in den vorm die ze zelf kombuis (= keuken) - Hollandsch noemen’. Graag hadden de Zuid-Afrikaners meer ‘korte verhalen’ gezien, ‘in den volkstrant geschreven voor hen die geen spraakkunst en geen stijlleer kennen, doch in eere houden de taal hunner voorouders’. De redactie geeft toe: ‘Neerlandia is nog jong, zeer jong. Dat is een gebrek, waarvan ze gaandeweg genezen zal en... met de jaren komt de wijsheid’. Na een protestvergadering neemt het aantal artikels over Zuid-Afrika nu nog toe.
De strijd van de Boeren tegen de Engelsen leidt uiteindelijk tot de Boerenoorlog van 1900. Uit sympathie voor de Boeren en om genegenheid op te wekken voor hun zaak, geeft H. Meert het blad Transvaal uit. In 1899 en 1900 verschijnen 33 nummers. Ook slaagt hij erin het geld bijeen te brengen om een ambulance ter beschikking te stellen van Zuid-Afrika.
Na de vredesverklaring van 2 juni 1902 loopt de aandacht van Neerlandia voor Zuid-Afrika sterk terug (terrein dat langzamerhand zal worden ingepalmd door Indië). De totstandkoming van de Unie, de overwinning van de Nationale Partij (die overwegend uit
| |
| |
Afrikaners samengesteld is) en de Afrikaanse economie in het algemeen, leiden vanaf 1910 tot een heropleving van de interesse voor Zuid-Afrika. In 1912 begint men met de publikatie van de ‘Brieven van Ou-boet’. Hierin belicht F. Rompel vanuit Pretoria enkele aspecten van de Zuidafrikaanse samenleving: de onfraaie twisten tussen de ‘Hollandsche’ en ‘Engelsche’ taalgroepen, de bijkomende onenigheid tussen de voorstanders van het ‘Hooghollandsch’ of Nederlands enerzijds en die van het ‘Plathollandsch’ of Afrikaans anderzijds, waarbij hij het politiek getint karakter van deze conflicten niet wegmoffelt. In 1913 wordt hem daarom vanwege de redactie voorlopig het stilzwijgen opgelegd.
| |
Nederland
Nederland zelf komt niet bijster veel aan bod in Neerlandia althans niet in de beginjaren. Vanaf 1898 komt daar langzamerhand verandering in met het overbrengen van de zetel naar Dordrecht en het starten van een vaste rubriek, getiteld ‘Benoorden Moerdijk’. Ook deze maandkroniek zal nog enkele malen van naam veranderen: ‘Nederland’ (in 1900), ‘Noord-Nederland’ (cfr. hierboven ‘Zuid-Nederland’), en opnieuw ‘Nederland’ (1911). Vanaf juni 1909 verschijnt geregeld het onderdeel ‘Stamverkeer’, een initiatief om Nederland toeristisch te promoten in het buitenland. De rubriek Nederland wint gestaag terrein: er wordt geschreven over kunst, toneel, literatuur, geschiedenis, over de kolonies en over andere tijdschriften.
In de periode 1914-1918 spitsen de activiteiten van het A.N.V. zich steeds meer toe op het Noorden, omdat door de neutraliteit van Nederland het verenigingsleven er niet geremd wordt. Neerlandia houdt zich wat te afzijdig van het oorlogsgebeuren, meent een groot deel van het publiek, als in juli 1915 een speciaal Zuiderzee-nummer (!) uitgegeven wordt. Velen vinden terecht dat in deze periode van oorlog belangrijker zaken aan de orde moeten komen.
| |
Indië
Omdat er in Indië helemaal geen sprake is van een taalstrijd, valt het oog van Neerlandia pas in het
| |
| |
tweede verschijningsjaar op deze niet onbelangrijke tak van de Nederlandse stam. Van West-lndië wordt voor het eerst melding gemaakt in 1897 bij de oprichting van een Tak van het A.N.V. te Suriname. Oost-Indië duikt een jaar later op in verband met het aanleren van de Nederlandse taal aan de inlanders.
Hoofdbedoeling van de ‘Indiërs’ is niet zozeer de verdediging van de taal dan wel het bijeenbrengen van de leden van de Hollandse stam. Vooral nieuws uit het verenigingsleven aldaar treedt dan ook op de voorgrond wanneer in 1900 de kroniek ‘Oost en West’ wordt ingevoerd, een rubriek die vijf jaar later wordt gesplitst. De belangstelling van het A.N.V. geldt aanvankelijk de economische toestand in Indië en het belang daarvan voor Nederland. De populariteit van Indië schommelt voortdurend. In de betere periodes - van 1905 tot 1907 is Indië bijvoorbeeld voortdurend één van de belangrijkste onderwerpen in Neerlandia - worden in de thans volwaardige en veelzijdige rubrieken ook thema's behandeld als de pers, het onderwijs en de kunst. De informatie wordt doorgespeeld door de secretarissen van de plaatselijke groepen van het A.N.V., door een correspondent of door de lokale kranten en tijdschriften.
In het begin is het nieuws over het westelijk deel van Indië verreweg het omvangrijkst. Vooral de toestand van de Nederlanders op de Antillen wordt onder de loep genomen. Aan West-lndië worden gedurende die periode overigens ook enkele speciale nummers gewijd: Suriname (1903), Curaçao (1905), Bonaire (1907) en Aruba (1901).
In Oost-lndië wordt pas in 1903 een plaatselijke Tak van het Verbond opgericht. De Oostindiërs, die niet tevreden zijn met de karige informatie over en voor hen, stichten in 1905 en 1913 eigen groepsorganen, respectievelijk Ons Volksbestaan en Tropisch Nederland. Uit deze tijdschriften zal Neerlandia weldra gretig putten voor de eigen publikaties. Langzamerhand neemt de rubriek Oost-lndië in omvang toe. En tussen 1917 en 1919 probeert men in de artikels vaak Nederlandse arbeidskrachten (waarbij hier vooral aan ingenieurs gedacht wordt) aan te trekken. In diezelfde periode dragen de meeslepende teksten van Dr. W. van Lingen over de politieke, sociale, religieuze en culturele toestand in Oost-lndië ertoe bij, dat dit plekje op aarde gekend en geliefd wordt bij de rest van de stam.
| |
Ideologische strekking
We hebben er reeds herhaaldelijk op gewezen dat Neerlandia een neutrale plaats poogt in te nemen inzake politieke en godsdienstige aangelegenheden. Daar het tijdschrift een band wil scheppen tussen alle leden van het A.N.V., is deze neutraliteit ongetwijfeld een eerste vereiste. Een groot deel van de trouwe lezers bestaat immers uit aanhangers van de Vlaamse Beweging, die zowel katholieke als niet-katholieke flaminganten verenigt.
Soms schijnt een lezer toch te twijfelen aan de politieke onpartijdigheid van Neerlandia. Een anonieme J.v.O. schrijft in het mei-nummer van 1901: ‘Streng onzijdig maandschrift: zoo heette het zich vroeger en zoo heet het zich nog. En voorwaar, 't en springt niet openlijk voor het liberalisme in de bres. Doch - ik lees het nu vier, vijf jaar al - en ik ken geen schrift, dat stelselmatiger, dat slimmer over alle geestesleven der katholieke Vlamingen zwijgen kan (...) b.v. in het laatst verschenen No. 3 is het opmerkensweerdig dat onder de 20 vermelde tijdschriften één of twee katholiekgezinde voorkomen’. H. Meert slaagt er gemakkelijk in deze aanklacht tegen het verbondsorgaan te ontzenuwen. De verklaring ligt immers voor de hand: er worden hoogst zelden katholieke bladen voor bespreking naar de redactie gestuurd. Bovendien ligt het aan de - lakse - katholieke bestuursleden ervoor te zorgen, dat er in Neerlandia ‘het noodige licht valle op het geestesleven van de katholieke Vlamingen’. Na een gelijkaardige kritiek in de uitgave van maart 1906 schrijft de redactie, dat ook zij het betreurt dat vele katholieken onverschillig zijn gebleven voor het Verbond.
Voor het feit dat er opvallend minder katholieke dan liberale leden zijn in het A.N.V., kan de redactie geen eensluidende verklaring geven. Misschien ligt de oorzaak hiervan wel in het principe van de neutraliteit zelf? De katholieken zouden immers meer redeneren in de richting van: wie niet voor ons is, is tegen ons. In dit verband moge ook het incident van 1910 niet onvermeld blijven: wanneer de Gentse socialisten weigeren zich aan te sluiten bij het feest der Guldensporen, waaraan Vlamingen van alle politieke strekkingen deelnemen, ontstaat in het socialistisch dagblad Vooruit een polemiek tussen H. Meert en redacteur F. Hardyns. Laatstgenoemde verwijt de Vlaamse Beweging een ‘papenwerk’ en een ‘klodderspaan’ te zijn. Meert daarentegen prijst de rechtvaardige acties van de flaminganten, die de eerste taalwetten wensen toegepast te zien. Bovendien legt hij er de nadruk op, dat de V.B. ook een ‘broodkwestie’ is. De Vlaamse werkman wordt immers benadeeld en uitgebuit omdat hij geen Frans verstaat.
In zulke uitspraken van Meert treedt de invloed van de meer economisch en sociaal ingestelde Lodewijk de Raet duidelijk naar voren. Samen met De Mont en Rudelsheim - ook geen politieke figuren in de enge zin van het woord - mogen wij H. Meert dan
| |
| |
van de liberale gedachte van toen rekenen. In de volgende decennia zal het zwaartepunt van de Beweging langzamerhand verschuiven naar het katholieke kamp.
| |
Journalistieke waarde
Erg origineel zijn de vroegste publikaties van Neerlandia niet. Hoe kan het ook anders: enkel H. Meert houdt zich ernstig met het blad bezig. Naast hem en de overige redactieleden maken ook de afgevaardigden van het Verbond deel uit van het schrijverskorps. De produktie van deze laatsten beperkt zich echter tot zakelijke verslagen van de vergaderingen. De inhoud van de artikels wordt dan ook dikwijls aan de binnen- en buitenlandse pers ontleend. Voor België is dat vooral Het Laatste Nieuws, voor Nederland De Rotterdamsche Courant en voor Zuid-Afrika De Volksstem. De enorme verscheidenheid van het lezerspubliek en de vooropgestelde onpartijdigheid van het tijdschrift staan de auteurs bovendien niet toe de onderwerpen erg persoonlijk of strijdlustig aan te pakken. Sobere neutraliteit is troef. Toch slaagt de redactie erin op diplomatieke maar rake wijze de kritiek van verontwaardigde lezers te ontkrachten. Om het tijdschrift aantrekkelijker te maken, dringt men er bij de wereldwijd verspreide lezers regelmatig op aan om relaas over hun dagelijkse bezigheden ter publikatie naar de redactie te sturen. De actieve medewerking van de leden is in die periode zelfs van vitaal belang voor het voortbestaan van het tijdschrift. De letterkunde, die oorspronkelijk een belangrijke plaats inneemt, komt daardoor steeds meer op de achtergrond te staan.
De verbeterde financiële situatie van het A.N.V. biedt Neerlandia vanaf 1905 de mogelijkheid medewerkers aan te trekken, die reeds naam en faam verworven hebben. De ervaring van deze figuren zorgt meteen voor een duidelijke stijging van de journalistieke waarde van het tijdschrift. Getuige daarvan de aandacht van de grote pers voor Neerlandia. Om de economische belangen van de Nederlandse stam te dienen, worden nu ook invloedrijke personen uit handelskringen in het hoofdbestuur gebracht. Het interesseveld van de publikaties neemt steeds toe, en daarmee verbonden de lovende kritiek. Vooral de zgn. ‘speciale nummers’ zijn zeer informatief en goed geïllustreerd, en getuigen van grondig onderzoek over de hele lijn. Toch zijn er eigenlijk weinig regelmatige schrijvers. De meesten publiceren slechts één artikel per jaar. Tot de meer actieve medewerkers rekenen we P. Fredericq, M. Rudelsheim, E. Boute, M. Emants, C. van Son, J.B. Schepers en J. Huizinga.
In de beginjaren laat de opmaak van Neerlandia nogal te wensen over; soms leidt dat tot een chaotische indruk. Vanaf 1900 komt daar echter verbetering in d.m.v. vaste hoofdrubrieken, duidelijke titels, illustratief materiaal en een jaarlijkse inhoudstafel. Af en toe vermeldt de redactie de oplage van haar blad. In november 1905 bedraagt die 8.000 exemplaren. In mei 1913 maakt het jaarverslag met fierheid gewag van 14.500 abonnees. De Eerste Wereldoorlog zal echter de gestage ontwikkeling van Neerlandia danig in de war sturen.
| |
De Eerste Wereldoorlog
De Eerste Wereldoorlog breekt uit... Door begrijpelijke redactionele en administratieve moeilijkheden verschijnen het september- en oktobernummer van 1914 pas tegelijk met het novembernummer. Neerlandia en het A.N.V. willen duidelijk de voorgenomen neutraliteit in stand houden, net zoals Nederland zich trouwens in de gebeurtenissen uitdrukkelijk afzijdig wenst te houden. De meeste rubrieken blijven voortbestaan alsof er niets aan de hand is; de inhoud ervan is zelden aan de oorlog gewijd (cfr. het Zuiderzee-nummer). Wel begint Neerlandia vanaf 1916 vormelijk onder de hoge papierprijzen te lijden. De omvang van het tijdschrift daalt van een gemiddelde van tweeëntwintig bladzijden naar veertien bladzijden. Het onderdeel ‘Vlaanderen’ verschijnt maar sporadisch. Uit een hoofdartikel van januari 1916 blijkt dat de groep Vlaanderen ten volle aanspraak blijft maken op haar
| |
| |
rubriek, maar dat ze het terrein in de huidige omstandigheden ongebruikt moet laten ten gevolge van overmacht. De groep weigert zelfs een deel van haar bevoegdheid af te staan aan de in Nederland verblijvende Belgen. De taal van het A.N.V. beperkt zich nu tot de voorziening van leesvoer voor de gemobiliseerde strijdkrachten en tot vage betuigingen van trouw aan de Vlamingen.
De strikt neutrale koers van Neerlandia lokt echter weldra scherpe reacties uit van tegenstanders. Zo eist Cyriel Buysse van het Verbond een meer openlijke pro-Belgische stellingname. Omdat ook de berichtgeving uit Belgische bron erg pover is, wordt hij in 1915 uiteindelijk medestichter van De Vlaamsche Stem, een blad dat samenwerking met de Duitse bezetter afwijst, doch de Vlaamse propaganda actief wenst verder te zetten.
Ook in de tweestrijd tussen activisten en passivisten in Vlaanderen wil Neerlandia geen partij kiezen. Uit de algemene houding van het tijdschrift kan echter worden opgemaakt, dat men niet akkoord gaat met de ‘Jong-Vlaamsche Beweging’ en haar orgaan ‘De Vlaamsche Post’. Dit komt vooral tot uiting in ‘Het Vlaamsch Manifest’, dat gepubliceerd wordt in augustus 1915: inlijving bij Duitsland of samenwerking met de Duitsers wordt niet geduld! Een voetnoot van de redactie in het maart-nummer van 1916 spreekt in dit verband duidelijke taal: ‘De Belgen hooren in België en nergens anders. 't Is droeve ballingschap, waarin gij leeft, maar uw land is en blijft het uwe. Daaraan twijfelt geen Nederlander’. En in augustus 1916 wordt een artikel gewijd aan Belgiës onafhankelijkheid: zij alleen maakt de Vlaamse zelfstandigheid mogelijk, meent men. Enige antipathie tegenover de Duitsers is Neerlandia - ook vóór 1914 - nooit vreemd geweest, en de Vlaamse Beweging heeft er in haar beginjaren steeds op gewezen geen onderdeel te willen zijn van een ‘Alldeutscher Verband’.
Ook H. Meert distantieert zich duidelijk van de ‘Jong-Vlaamsche Beweging’, althans bij het uitbreken van de oorlog. Hij wenst immers trouw te blijven aan België... zolang België geen hinderpaal is voor Vlaanderens ontploojing. In juli 1915 geeft het Belgisch Informatiebureau in Den Haag echter een communiqué uit, waarin wordt aangekondigd dat bekende Vlaamse leiders alle taaltwisten op dit ogenblik afkeuren en niets te maken willen hebben met bladen die alleen maar werktuigen in handen van de Duitsers zijn. Dezelfden zouden verder ook de tactiek van de Duitsers veroordelen, die erin bestaat telkens de Vlamingen te willen compromitteren door hen ongevraagd voordelen te schenken. Meerts houding slaat om. Woedend antwoordt hij dat hij enkel de naleving van de bestaande taalwetten eist en dat hij nu zeker niet zal protesteren als de Duitsers ze zouden doen toepassen.
Achter deze woorden schuilt ondermeer de polemiek rond de oprichting van een Vlaamse hogeschool. De naam van H. Meert zal immers altijd eng verbonden blijven aan de lange en moeizame strijd voor de vernederlandsing van de Gentse Rijksuniversiteit. Als gewezen secretaris van de tweede ‘Vlaamsche Hoogeschoolcommissie’ en uitgever-redacteur van het maandblad ‘De Vlaamsche Hoogeschool’ is hij sedert jaren de propagandaleider. Al de gevoerde acties kan hij nu niet plots verloochenen, ook niet wanneer in december 1915 de Duitse overheid beslist de Gentse universiteit te vernederlandsen. Protest van het professorenkorps leidt o.m. tot de deportatie van professor P. Fredericq, wat in april 1916 een sympathiebetuiging van Neerlandia uitlokt. Daar slechts een beperkt aantal leden van het onderwijzend personeel verder wil blijven doceren, moet de staf worden aangevuld met Nederlandse hoogleraren. In 1917 wordt ook H. Meert tot hoogleraar benoemd aan de vernederlandste Gentse universiteit, maar reeds in november 1918 moet hij noodgedwongen - hij zou tot 20 jaar dwangarbeid veroordeeld worden - naar Duitsland en later naar Nederland vluchten. Kiewiet de Jonge vraagt in Neerlandia van maart 1919 de Vlaamse ballingen in Nederland vriendelijk te bejegenen en hen steun te bieden. De Nederlanders zijn, volgens hem, niet bevoegd om te oordelen over wat zij gedaan en gesproken hebben. Daartoe missen zij het nodige inzicht. Het A.N.V. licht zijn houding toe: het keurt het activisme niet goed, maar veroordeelt het niet omdat men gelooft dat deze Vlamingen gehandeld hebben met de goede bedoeling Vlaanderen uit zijn verdrukte positie te bevrijden.
*
**
Inhoudelijk begint Neerlandia in 1919 een nieuwe koers te varen. E.B. Moolenaars wijst er in juni 1919 op, dat het A.N.V. zo langzamerhand een groepering wordt die vooral de Noordnederlandse belangen behartigt in plaats van die van de hele Nederlandse stam. Neerlandia staat in die periode inderdaad bol van de artikels over de mogelijke annexatie van Zeeuws-Vlaanderen en Nederlands-Limburg bij België. Het Nederlands-Belgische vraagstuk ligt het Noorden blijkbaar zwaar op de maag...
Prof. Dr. Karel DE CLERCK
met medewerking van Inge Schelstraete en Vera Van Renterghem.
|
|