Zuidnederlanders in de Republiek
In Neerlandia van februari 1986, blz. 29, middelste kolom, regels 4 en 5, schrijft Dirk Metsu in zijn artikel ‘Zuidnederlanders in de Republiek’: ‘Bij die jongste publikatie staan wij hier even stil’. Voor dat ‘even’ heeft hij dan wel vier dicht en klein bedrukte bladzijden nodig.
Zijn artikel is geen deskundige bespreking van het boek van Dr. J. Briels, maar een geestdriftige weergave van de inhoud; hij acht die onweersprekelijk juist.
In werkelijkheid geeft het artikel blijk van een verschrikkelijke vooringenomenheid, zoals o.a. blijkt uit de kwalificatie: ‘een strijd tussen dogmatisme en gezond verstand’ (blz. 32, linkerkolom, regels 8 en 9). En: ‘haar wantrouwen in de menselijke rede, haar verwerping van de vrije wil, was een anachronisme geworden’ (blz. 32, middenkolom, regels 7 en 6 van beneden). Dit zijn slagen in het gezicht van alle calvinistische wetenschappers van 1535 tot heden, ja zelfs van de kerkvader (St.) Augustinus.
Dat het Calvinisme vóór 1572 in Noord-Nederland niet tot openbaring kwam, is uitsluitend te ‘danken’ aan de r.k. inquisitie. Op het Convent van Wesel (1568) en de synode van Emden (1571) waren beslist niet alleen vluchtelingen uit Zuid-Nederland aanwezig. Reeds vóór de grote uittocht der Zuidelijke Nederlanden in 1585 begon, waren de synoden van Dordrecht 1574 en '78, en die van Middelburg in 1581 gehouden. Op die Synode en die van Dordrecht 1618-'19 werden alleen kerkelijke zaken op kerkelijke wijze behandeld. Het waren juist de, z.g. tolerante, humanisten die de zaken van kerk en staat met elkaar vermengden. Zij verhinderden het houden van algemene synoden zowel tussen 1586 en 1618; als na 1619.
Dat met de Synode van Dordrecht in 1618 een theocratisch staatsbestel in werking trad, is baarlijke onzin. De protestantse kerk had vrijwel niets in te brengen. De wethouders en ambachtsheren - stadsen dorpbestuurders - hadden zelfs het recht te beslissen of in de plaatselijke kerk een bepaalde predikant beroepen (d.w.z. aangesteld) mocht worden!
De heer Metsu gaat er geheel aan voorbij, dat vóór 1618 de steden waar de remonstranten het heft in handen hadden, eigen legertjes hadden gevormd, de z.g. waardgelders, om daarna revolutie te plegen. Zo verdraagzaam waren ze!
Dat Willem van Oranje ‘calvinisten’ steunde, ‘die de hegemonie voor zichzelf opeisten (blz. 31, linkerkolom, regels 7-5 van beneden) is een leugen. Zie bijv. het artikel van Prof. Dr. M. Baelde, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Gent: ‘Willem van Oranje, een staatsman in de zestiendeeeuwse Nederlanden in Zeeuws Tijdschrift 35, nr. 1, blz. 1 en 2 (1985) (Middelburg). Hij heeft voortdurend onenigheid gehad met de Gentse calvinist Petrus Dathenus. Deze vond ook in de calvinistische kerk heel weinig, beter gezegd: helemaal geen steun: hij legde zijn predikantsambt neer en werd medicus.
Er is nooit een calvinistische inquisitie geweest. Ze is er nu niet, en geen enkele calvinist wenst deze.
De heren Metsu en Briels zijn volkomen vrij hun haat tegen het calvinisme te spuien. Maar in Neerlandia, dat een algemeen Nederlands tijdschrift wil zijn, hoort een artikel als het onderhavige niet thuis. U hebt met de plaatsing daarvan de zaak van de culturele samenwerking tussen Noord en Zuid een slechte dienst bewezen. Juist onder de calvinisten zijn veel warme voorstanders van die samenwerking. Vergelijkt u bijv. de verslaggeving over het Algemeen Nederlands Congres in ‘Trouw’ (Amsterdam, humanistisch) met die in het Nederlands Dagblad (Barneveld, calvinistisch), resp. van 21 en 22 april j.l.
U kunt uw misser nog een beetje goed maken door een wel ter zake kundige om een artikel over dit onderwerp te vragen; bijv. Dr. R.H. Bremmer te Enschede. Hij heeft o.a. de volgende, op oorspronkelijke bronnenstudie berustende boeken geschreven: ‘Gereformeerde Kerk in de storm (1568-1579)’. T. Wever B.V. Franeker (1979) ‘Reformatie en rebellie’. ‘Tien onstuimige jaren utt de 80-jarige oorlog (1572-1581)’.
T. Wever B.V. Franeker (1984) ‘Van opstand tot koninkrijk’. ‘Uit de geboortegeschiedenis van de Geref. kerken in Nederland’, 7300 AP, Apeldoorn, Postbus 642 (populair geschreven).
In de overtuiging, met dit voorstel de goede zaak, waar het ANV en het ANC voor staan, te dienen.
Drs. K. NIEUWENHUIS
Aangezien de kritiek van drs. K. Nieuwenhuis niet alleen de recensie van D. Metsu betreft, maar ook de studie van dr. J. Briels zelf, stuurden wij deze de brief door. Briels schrijft ons:
‘Even een kort bericht om de ontvangst van de kopie van de brief van Drs K. Nieuwenhuis te bevestigen.
Ik vind het een prachtige brief en ben er zeer gelukkig mee. Er wordt precies de historische vooringenomenheid mee aangegeven, die er t.a.v. de 17de eeuwse historiografie nog altijd bestaat (en waarschijnlijk altijd zal blijven bestaan); ik acht mij gelukkig, aan een mogelijke correctie met mijn boek een bijdrage geleverd te hebben. Ook uit dit schrijven blijkt, hoe broodnodig een en ander eens reëel onderzocht dient te worden’.