op gekomen. Dat ligt in de technologische en economische sfeer en heet: de ‘Derde Industriële Revolutie Vlaanderen’, D.I.R.V.. De jaarbeurzen ‘Flanders Technology’ zijn er het bekendste teken van. De buitenwereld heeft er met verbazing van kennis genomen, daar waar men tot dusver dacht in termen van ‘België’ als van een Franssprekend land, waarbinnen Vlaanderen het agrarisch deel zou zijn. Dat is winst, maar roept nieuwe vragen op.
Zeker, men moet niet te gauw protesteren tegen wat ‘amerikanisering’ heet. Als men zich richt op wat in de Verenigde Staten gebeurt, komt men uit bij modernisering d.w.z. bij toekomstprojecties. Maar juist in Amerika beseft men grondig dat hier evenveel kansen liggen alsook gevaren.
Een levend volk kan niet zonder economische vernieuwing, maar de vraag is, hoe het die menselijkcultureel verwerkt. Modernisering zonder controle betekent cultuurvernietiging.
Laten we kijken naar wat gebeurt in de Silicon Valley, Californië. Dat is voor de toekomst belangrijker dan wat zich in de Voerstreek afspeelt (hoe irriterend het drijven van meneer Happart ook is). Daarginds, aan de pacifische kust, heeft men een nieuwe ‘Goldrush’ meegemaakt. In de sector ‘chips’ hebben eerstgekomenen snel een fortuin verdiend. Kleine bedrijven werden economische waterhoofden en binnen de jungle van de ondernemers-drift verging elk toekomstperspectief, elke eerbied voor landschap en mensen. Vakbonden werden taboe, alsof we terug waren in de jaren van de eerste revolutie, die van stoom- en spinmachine. Modern, Silicon Valley? In sociaal opzicht allerminst! Trouwens, ook financieel bleek gauw, dat het nieuwe goud binnen de kortste keren was uitgeput.
Onze conclusie: Flanders Technology? Jawel! Maar met techniek alleen schept men geen renaissance. En dààrom is het de Vlaamse Beweging toch steeds te doen geweest, telkens wanneer het opbokste tegen (om Hugo Schiltz te citeren) ‘het masochisme van de machteloze sterkste’. Opbokste tegen het slome tempo van een Vlaamse Beweging, ‘de traagste van alle nationaliteitenbewegingen’ in Europa. Of tegen de mentaliteit van hen die zich te weinig afvroegen (nog steeds is Schiltz hier aan het woord) ‘hoe is het toch mogelijk, dat de meerderheid in dit land zich op haar kop laat zitten?’.
Een goede vraag, die laatste. Het antwoord luidt: omdat de Vlaamse meerderheid zich onvoldoende losmaakt van haar romantische dromerij, van haar eindeloos verwijlen bij grote of kleine pesterijen uit de Franstalige hoek. Omdat ze zichzelf niet genoeg ziet in transnationaal, Europees en wereldverband.
Daarom moet er op een 11 juli-bijeenkomst niet te veel worden gepraat over 1302 (waarbij men dan vergeet, dat Groeninge gevolgd is door de nederlaag, tachtig jaar later, bij West-Rozebeke). Vruchtbaarder is zich af te vragen, wat wij met Vlaanderen willen, in de 21ste eeuw. Plannen maken voor straks is nodig, juist omdat we weten dat gemaakte plannen straks zullen moeten worden gewijzigd. Maar wie geen plannen heeft, kan ze ook niet veranderen...
11 Juli is een dag, waarop wij denken aan de integriteit van Vlaanderen. Maar pas op! ‘Integriteit’ is iets anders dan isolatie. Het betekent afwijzing van een wortelloos cosmopolitisme, jawel, afwijzing van wat Hendrik de Man ‘kellnerisme’ heeft genoemd, omdat het personeel van Hilton-hotels overal ter wereld precies dezelfde allures heeft. Tevens echter betekent de strijd voor eigen wezen, dat men een constructieve plaats wil verdienen binnen Europa, te midden van alle actuele problemen die dat meebrengt.
‘De wereld is ons dorp’: Louis Baeck herhaalt dat telkens en terecht. Vlaanderen, gezien als organisch deel van Heelnederland, de Benelux, van continentale en intercontinentale verbanden: wie het aldus beschouwt, ademt op, en kijkt voorbij de lengte van zijn neus. Hij zal zijn waarden-scala, zijn lijst van prioriteiten, herzien en minder betekenis hechten aan allerlei dagdagelijks gehakketak dat historisch te verwaarlozen valt.
Ik besluit met een citaat van Lodewijk van Deyssel. Zeker, die heeft ongelukkige dingen gezegd over de Vlamingen. Hij heeft de Vlaamse ‘zonden der verdrukten’ waargenomen, zonder solidariteit en zonder hervormingswil. Doch hij heeft óók gesproken - en daarvoor blijven wij hem dankbaar - over ons ‘opstoten in de vaart der volkeren’. Dàt parool geldt thans voor alle naties met toekomst. Dus ook voor ons.
Hoe kan men zich waar maken binnen de ruimere gemeenschap? Hoe anders, dan door zijn remmende complexen kwijt te raken? En hoe slaagt men in dat laatste? Door méér te doen dan men in eerste instantie voor mogelijk hield.
Streef dus naar het onbereikbare! Dat, immers, vervult de voorwaarde om samen alles te presteren wat kàn. Droom, maar droom realistisch! Dàn en dàn alleen grijpt Vlaanderen zijn kans, zelfstandig, open en toekomst-gericht. Dàn ook alleen kan men er echt fier op worden, Vlaming te zijn.
Prof. em. dr. Hendrik BRUGMAN
Knokke-Heist, 10 juli 1986