Boeken en brieven
Zannekin-jaarboek
Zannekin-Jaarboek 7 1985
175 blz. f 33,-/ Bfr. 600
Stichting Zannekin, Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper
Nederl. girorek. 3876953 / Belgische bankrek. 464-8220251-39
In de zevende aflevering van het Zannekin-Jaarboek is de lijn doorgetrokken, zoals die al was aangeduid in de voorgaande. Voor een niet onbelangrijk deel is dat te danken aan de opvallend brede medewerking die de redactie heeft weten te verkrijgen. Met betrekking tot dit aspect is een gelukwens aan het adres van de redactie zeker op zijn plaats.
Geopend wordt met een bijdrage van dr. Timothy Sodmann uit het Munsterse stadje Billerbeck. Hij gaat met name in op de functie die het Nedersaksische gebied lange tijd heeft vervuld in het raam van de wisselwerking tussen vooral Vlaanderen en Nederduitsland. In zijn ontleding van de ‘Nederlands-Nederduitse letterkundige betrekkingen in de Middeleeuwen’ betreurt hij het gemis van een overzichtswerk waarin het geheel van taalkundige en culturele betrekkingen met betrekking tot de Hanze wordt beschreven.
In dit Nedersaksische overgangsgebied zijn zich in de loop der eeuwen grenzen gaan aftekenen die tenslotte hun officiële vastlegging kregen in diverse overeenkomsten. Over de geschiedkundige achtergronden geeft prof. dr. W. Kohl uit Munster een overzicht voor wat de grens tussen Nedersaksen en Nederland aangaat en beschrijft dr. Herman Terhalle uit Vreden het verloop van de afbakening tussen Nederland en Westfalen.
De invloed van het Nederlands is in het verleden in dit overgangsgebied opvallend groot geweest. Uit de bijdrage van prof. dr. Ludger Kremer uit Antwerpen (maar geboortig uit het Westmunsterland) blijkt dat deze invloed een hoogtepunt bereikte in de 17e eeuw; daarna heeft het Nederlands geleidelijk terrein moeten prijsgeven ten gunste van het Hoogduits. In een aantal gevallen bleek de godsdienst bepalend te zijn voor het taalgebruik.
Over de hagelkruisen is niet veel bekend. Dit was voor Wiro van Heugten uit het Noordbrabantse Deurne aanleiding om zich te gaan verdiepen in de betekenis ervan voor de oude volksvroomheid. Ook heeft hij nagegaan in welk gebied ze vroeger voorkwamen en waar ze tot de dag van vandaag bewaard gebleven zijn.
Deze bijdrage vormt als het ware de verbindende schakel naar het Nederrijnland. In de eerste bijdrage over deze streek vertelt Aloïs Puyn uit Kalkar over de betekenis van Gerhard Siebers; deze pastoor is zeer verdienstelijk geweest op het gebied van volkskunde en dialect. Zijn verdiensten straalden ook uit naar het aangrenzende deel van Nederland.
Voor de tweede bijdrage neemt dr. Wim van Heugten uit Duiven u mee naar een historische plaats aan de Niers in de omgeving van Goch. Het is 's-Gravendal, een overblijfsel van een klooster dat eens dienst deed als laatste rustplaats van de Gelderse graven.
De Franse Nederlanden komen in vier bijdragen aan bod. Allereerst is daar de reactie van Cyriel Moeyaert uit Ieper op de kritiek op zijn verhandeling over de Oudnederlandse letterkunde in dit deel van de Nederlanden (Zannekin-Jaarb. 5). De tweede is van de hand van Ward Corsmit uit Borgerhout en handelt over wat Maria Petijt schriftelijk heeft nagelaten met betrekking tot haar jeugdjaren in Hazebroek waar ze op Nieuwjaarsdag 1623 werd geboren.
Het kwam in het verleden nogal eens voor dat meisjes zich voor jongen uitgaven om soldaat te kunnen worden. Dick Wortel uit Leiden vertelt van een Maastrichts meisje dat als soldaat in het Spaanse leger blijkens haar nadien geschreven ‘verslag’ in 1654 ooggetuige is geweest van de slag die de Fransen en Spanjaarden hebben uitgevochten tijdens de belegering van Atrecht. De laatste bijdrage van dit kwartet is verzorgd door A. Lowyck uit Brugge. De grote betekenis van de Rederijkers wordt door hem opgehangen aan de figuur van Justinus van Damme, een onbekende dichter uit Ochtezele. Uit diens verzen blijkt duidelijk hoe levendig het Nederlands op het eind van de 18e eeuw nog was in het Franse deel van de Westhoek.
De lantaarn wordt gedragen door Leo Camerlynck uit Ukkel. In zijn artikel gaat hij in op de ‘spraakverwarring en verwarde linguïstiek in de Nederlanden extra muros’. Hij poogt een aantal misvattingen op dit gebied uit de weg te ruimen.
Afgesloten wordt met twee vaste rubrieken. Het zijn de ‘Kroniek der Franse Nederlanden’ en de bespreking van een aantal boeken die betrekking hebben op het werkingsgebied van de Vereniging Zannekin.
Marten HEIDA